Voor eiken dag- Ingezonden. Vragenbus. Verzameld door C. B. Elke mensch is een verwachting Gods. N. N. Wie eenmaal de Paaschvreugde door zijn ziel voelde gaan, haar diep heeft ingedronken, kan nimmermeer treuren als degenen, die geen hoop hebben. S. Zalig, wie U liefheeft, en den vriend in U en den vijand om Uwentwil. Want hij alleen verliest geen der zijnen wien zij alleen dierbaar zijn in Hem, dien niemand verliezen kan. Augustinus. De Heer kan in Zijn dienst alleen menschen gebruiken, wier hart gebroken is. N. N. Met Christus sterven en op te staan, dat is het hoogste, dat wij begeeren en denken kunnen. Bronsveld. Het is een droevig voorrecht met zichzelf kennis te maken. G. J. A. Jonker. Tot het geloof aan de opstanding van Christus komen wij niet door de berichten aangaande die opstanding te beschouwen als mededeelingen omtrent een feit, zooals bijv. de slag bij Marathon, maar van de overtuiging uit, datGod dit leven onmogelijk heeft kunnen laten ondergaan in den dood. Harnack. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) De copie, al of niet geplaatst, wordt niet teruggegeven. Zeer geachte Redacteur, Gisterenmorgen, 16 Maart j.l. hebt Gij in Uwe preêk die ik wel boeiend wil noemen, maar die mijne beoordeeling thans niet noodig heeft de nieuwbelijdende leden gewaarschuwd tegen „farizeesche" gereformeerden, die de woorden van Dr A Kuyper aanhalen, dat de Hervormde Kerk driemaal gevloekt is van den Heere God." Als Dr. K zich op deze wijze had uitgesproken, zou ik niet aarzelen, het eene bedenkelijke lapsus van dien grooten geleerde te noemen. Maar tot op dezen oogenblik gevoel ik mij moreel overtuigd, dat Dr. K. zulk eene uitspraak nooit en nergens heeft gedaan. Zij zou ook geheel in strijd zijn met hetgeen hij op blz. 197 van zijn „Tractaat van de Reformatie der Kerken" van de plaatselijke Hervormde Kerken schreef, te weten „In eerste linie plaatsen we die kerken waar nog tamelijk zuivere bediening van het Woord en tamelijk zuivere bediening van de Sacramenten is, gelijk in de kerken van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, enz. naar we meenen te mogen gissen, wel een 5 h 60U in aantal. Van deze kerken komt het ons geen oogenblik twijfel achtig voor, dat ze metterdaad nog ware kerken van onzen Heere Jezus Christus zijn." Nu verdenk ik U ook niet, dat U Dr. K. ietsten laste wildet leggen tegen beter weten in, en moet dus wel vermoeden, dat U door onware overlevering van anderen in de meening kwaamt, dat Dr. K.'s ge voelen is zooals U het met eene bepaalde uitdrukking weêrgaaft. Dit neemt evenwel niet weg, dat zulk eene vermeende aanhaling onder de leden der Herv. Kerk te Zandvoort veel weerzin tegen Dr. K. en zijne volgelingen kan opwekken. En dewijl Dr. K. niet slechts is een alom bekend theoloog, maar daarbij Minister van Staat en de erkende leider der georganiseerde antirevolutionaire Staatspartij in ons Vaderland, acht ik het lang niet van belang ontbloot, U beleefd en dringend te verzoeken, in Uw ..Zondagsbode" wel te willen aan wijzen, waar ergens Dr. K. de door U op zijne rekening geplaatste woorden heeft gebezigd. Want ik kan mij vergissen. Met prealabelen dank onderschrijf ik, Uw Dw. Dnr. G. G Zandvoort, 17 Maart 1913. (1) Eon boek. waarmede ik destijds zoo weinig dweopto, dat ik er eene crïtischo beschouwing van 91 blz. over liet drukken. Dr. J H. Gunning J Hzn vermeldt de door U geïncrimineerde woorden in zijn „Het Protestantsche Nederland onzer Dagen", 1889, blz. 74 en 76. In dat boek wordt de bron niet vermeld. Maar ik verwijs U naar „De Heraut" van Mei 1886 Antwoordt U nu dat daar van de Organisatie en niet van de Kerk sprake is, dan verzoek ik U mij aan te toonen hoe een Kerk gezegend kan zijn onder een vervloekte Organisatie Bovendien schreef Dr K „en het is deze Kerk die in den Naam des Heeren verworpen wordt door ons" (Zie 't art. van Dr. v. Gheel Gildemeester in .De Nederlander" van 16 Sept. 1912 G. P. M (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.) Vraag: U hebt ons, uw catechisanten, naar aanleiding van de bespreking der Roomsche Avondmaalsleer, gezegd dat de Priestermacht in de R. C. Kerkleer alle perken te buiten gaat. Kunt U daarvan niet iets meer vertellen Antwoord: Den priester wordt in de R. C- Kerk, een twee voudige macht toegekendover het geestelijk lichaam van Christus, d.i. de Kerk, door de vergeving der zonden aan de geloovigen in de biecht; én over het werkelijk lichaam van Christus, door het H. Sacrament des Altaars. Niemand dan de priester kan de zonden vergeven. En op zijn wil en woord „wordt de Zoon van God in des priesters handen, als in den schoot der Maagd, geboren." (Gregorius). „De waarde van goud boven lood is niet zoo groot, als de waardigheid des priesters verheven is boven die der koningen (Ambrosius). „Aan de priesters is een macht gegeven, die de goede God nóch aan Engelen, nóch aan Aartsengelen wilde schenken. (Chrysostomus). De priester heeft grooter macht dan Maria. Zij immers mocht slechts éénmaal den Zoon Gods voortbrengen, terwijl de priester dit doet, telkens als hij het H. Misoffer opdraagt. Ziehier nog 'n paar aanhalingen. 1". Uit de Lothringer Volksstimme", overgenomen in de „Kirchen- bote", een hnder blad uit den Elzas, èn in het Fransche weekblad „Le Protestant"; dateerend van Oct 1912: „De priester heeft de macht de zonden te vergeven Er is een Napoleon geweest voor wien gansch Europa heeft gesidderd een Alexander die de geheele wereld heeft doen wankelen, maar deze macht hadden zij niet. Zouden de engelen des Hemels ze hebben O neen! God heeft tot geen hunner gezegd: „Gij hebt de macht de zonden te vergeven." Er is meer. Zelfs de Koningin des Hemels welke dan ook hare macht zij, deze macht bezit zij niet. Dit weet de arme zondaar Zelfs indien uwe zonden groot en zwaar zijn, zoo zij rood zijn als purper en talrijk als het zand der zee, heeft de priester desniettemin het vermogen ze weg te nemen, dank zij de macht die hem is toebedeeld Groot is de macht des priesters in vergeving der zonden, maar grooter nog is zijn waardigheid als offerpriester, want hij heeft recht en macht over den Zoon Gods zeiven. Wanneer hij de heilige mis bedient, neemt hij brood en wijn, en op zijn woord openen zich de hemelen, en Jezus de Zoon Gods daalt neder en neemt de gedaante aan van brood en wijn. En het geloovige volk bewondert en aanbidt op de knieën en slaat zich op de borst vol vereering en ootmoed." 2". Uit „Das Volk und seine Priester," met bisschoppelijke goed keuring uitgegeven te Donauwörth, nieuwste oplage: „Geen inenschelijke tong is bij machte, de verheven waardigheid van een Katholieken priester te beschrijven. Zij overtreft de hoogheid van keizers en koningen, ja zelfs de majesteit van de verhevenste hemelvorsten Hun waardigheid is goddelijk te noemen, jozua beval de zon stil te staan, en Mozes de golven der zee, keizers en koningen gebieden over volkeren en voor hun staf buigen zich de naties, maar van geheel anderen aard is de macht van den priester. Hij roept door de woorden der wijding regelrecht den hemel binnen, en uit den hemel daalt naar het altaar af Gods Zoon, ons allen tot heil De priester verandert nl bij de heilige verandering brood en wijn in het vleesch en bloed van Christus Ziet hem in den biechtstoel en gij ziet hem een tweede macht uitoefenen, die de engelen en grootste heiligen niet bezitten. De allerzaligste Maagd heeft die macht niet. Wie kan zonden vergeven? Maria kan niet de kleinste vergeven Maar de priester kan de meest ten hemel schreiende misdaden met een woord vernietigen en uitdelgen. Hij opent den hemel, hij sluit de hel. Hij gebiedt over de eeuwigheid, over een eeuwigheid vol jammer en over een eeuwigheid vol geluk en vreugde. „Ga heen in vrede, uwe zonden zijn u vergeven. God kan het in waarheid zeggen en de priester." 3°. Uit het 4de deel der Kerkelijk goedgekeurde Klaus' volkspreeken „Beschouwen wij hem thans aan het altaar Gaat terug in uw gedachten tot aan den scheppingsmorgen, als God door een enkel woord hemel en aarde het bestaan geeft Want Hij sprak, en zij werden, Hij beval, en zij werden geschapen, dan bewondert Hem, als Hij sprakLaat Ons den mensch maken naar ons beeld en ge lijkenis, bewondert het pronkstuk der schepping, dat Hij te voorschijn brengt, roept in verrukking uit met den Psalmist: „Weinig minder hebt Gij hem gemaakt dan de engelen met heerlijkheid en eere hebt Gij hem gekroond, en Gij hebt hem gesteld over de werken uwer handen" maar ziet dan met eerbied naar den priester, die geen stof en slijk, doch den Allerhoogste Zeiven gebiedt". Het slot van deze predicatie luidt aldus: „Uit die oppermacht des priesters besloot ik tot zijne waardigheid, met die macht begon ik mijne predicatie, met haar wil ik ook eindigen. Ik stel mij een aller- ongelukkigsten mensch voor den geest, een mensch nl. die met zonden beladen aan de poorten staat der eeuwigheid. Zijn lichaam teert weg en zal weldra een prooi der wormen zijn doch hierin is zijn grootste smart niet gelegen, neenmaar zijne ziel wordt afgewacht door de vorsten der hel, daarover klaagt hij. dat maakt zijn lijden verschrikkelijk. Ik zal iemand opzoeken om dien rampzalige te helpen. En ik ga tot de grooten der aarde, tot koningen en keizers, maar zij bekennen hunne onmacht. Nu roep ik de hulp in van Engelen en Aartsengelen en zij komen aangevlogen en bidden voor den ongelukkige, maar gaan dan voorbij, want helpen kunnen zij hem niet. Ik vraag het gansche hof des hemels, dat zij komen. Dat zij komen, de Aartsvaders en Profeten, de Maagden en Martelaars en Belijders en alle Heiligen met Gods Moeder aan het hoofdhelaas, zij kunnen de ketenen niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 4