VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 49
ZONDAG 6 APRIL 1913
lsteJaargang.
De Sandalen des Heilands*
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang 1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers0.05
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort-
Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout.
Adres voor de Administratie
P. SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1 5 regels0.55
Elke regel meer„0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0 35
Elke regel meer0 06
Bij abonnement extra korting
Zondag, 6 April 1913, Ned. Herv. Gemeente
v m. 10 uur, Ds. A. W. Haksteen, Em.-Predt. uit Haarlem.
En de voeten geschoeid heb-
bende met bereidheid van
het Evangelie des vredes.
Efeze Vi: 15.
1.
„Om Godswil, vrouw! zoudt ge mij ook kunnen zeggen,
waar zich de Profeet bevindt, die dezer dagen te Bethanië
een doode uit zijn graf heeft opgewekt? Ik heb van Hem
hooren spreken te Anathoth, waar ik woonen zoo ziek en
gebrekkig als ge mij ziet, heb ik mij tot hier voortgesleept,
in de hoop Hem te zullen ontmoeten en door Hem genezen
te worden
De man die zoo sprak, was Jeruzalem door de Noorder
poort binnengetreden. Half verlamd als hij was, liep hij zeer
moeielijk, leunende op twee krukken. Hij was armoedig ge
kleed, en zijne bloote voeten waren dik bedekt met stof.
Zijn bleek en uitgeteerd gelaat was het toonbeeld van lijden
en honger.
De vrouw, tot wie deze arme man zich gewend had, zag
er jong en sterk uitzij kwam van de welput terug en droeg
een groote kruik vol water op haren schouder. Haar arm,
dien zij op bevallige wijze gebogen hield, om de kruik te
steunen, was met prachtige armbanden versierd.
„Helaas!" antwoordde zij, „ik weet niet wien gij bedoelt.
Kent gij den naam van dien Profeet niet? Er zijn hier te
Jeruzalem zoo heel veel menschen niet. die de dooden op
wekkenHet is voor de eerste maal van mijn leven, dat ik
zulk eene ongelooflijke geschiedenis hoor vertellen."
„Hij heet Jezus, Jezus van Nazareth," hernam de
kreupele.
Nu barstte de jonge vrouw in een schaterend gelach uit.
„Jezus van Nazereth? Bedoelt gij dien Galileër, die on
langs de stad is binnengekomen, te midden van een troep
straatjongens, die naast en achter Hem liepen te zingen,
onder het zwaaien van smerige boomtakken? Ik heb Hem
gezienHij zat op een ezel, en mannen van een zeer on
gunstig voorkomen, Galileërs zooals Hij, liepen met Hem
mede. Hij heeft zelfs aanleiding gegeven tot een straat
schandaal en het zou mij niets verwonderen, als Hij op
dit oogenblik in de gevangenis zat, want men verzekert,
dat Hij, nog altijd vergezeld van dien troep volk, tot in den
tempel is gegaan, dat Hij er bedreigingen heeft durven
uitspreken tegen de brave kooplui en de geldwisselaars, die
daar zaken doen, en zelfs hunne tafels heeft omvergegooid,
hunne ossen heeft weggejaagd en hunne duiven heeft
laten vliegen!"
„Hij zit niet in de gevangenis!" sprak nu op ernstigen
toon een man met een bruinen tulband, die even was
blijven staan, om naar het gesprek te luisteren; „Hij is
dood. Onze eerwaardige priesters waren van oordeel, dat
zulk een verleider niet langer zonder gevaar geduld kon
worden. Ging Hij niet van stad tot stad, om oproer te pre
diken en opruiende woorden te doen hooren tegen onze
rabbi's, onze schriftgeleerden, onze pharizeërs, kortom,
tegen al de mannen waar ons volk roem op draagt? En
was Hij niet altijd omringd door een hoop schooiers en
landloopers, door tollenaars en slechte vrouwspersonen, die
zoogenaamd berouw hadden Men heeft Hem dan ook
aangeklaagd bij den Romeinschen stadhouder Pontius Pilatus,
die Hem ter dood veroordeelde. Eergisteren heeft men Hem
gekruisigd, met eenige andere boosdoeners."
Toen hij deze woorden hoorde bleef de kreupele onbe-
weegelijk en verbijsterd staan.
„Men heeft mij dus misleid?'' mompelde hij eindelijk.
„Maar toch, dat wonder, de opwekking van dien doode
„Bedoelt ge dien Lazarus, uit Bethanië? vroeg de man
met den bruinen tulband. „O ja, dien ken ik weleen
arme sukkel, zoowat een idioot, die beweert dat hij uit zijn
graf is herrezen Hij mag wel terdege oppassen, want onze
overheidspersonen moeten besloten hebben, met al die ver
telseltjes korte metten te maken Want, ziet ge, als
die Jezus de macht had om Lazarus uit den dood op te
wekken, zou Hij zichzelf dan wel hebben laten kruisigen?"
„Zeg dat welmerkte de jonge vrouw op „Geneesmeester,
genees uzelven zooals het spreekwoord zegt. En wat u
betreft, mijn arme vriend, er blijft u geene andere keus
over, dan weer huiswaarts te keeren en nooit meer geloof
te slaan aan de praatjes, die ge hoort opdisschen over Gali-
leesche landloopers, die zich voor Profeten uitgeven
Maar met dat al," voegde zij er bij „bad men Hem toch
niet ter dood moeten brengenHij zag er niet slecht uit,
zoo midden tusschen die kleine jongens, die met hunne
boomtakken zwaaiden."
En met een sierlijken, veerkrachtigen stap liep zij heen,
na den gebrekkige een geldstuk in de handen te hebben
gestopt.
11.
Een wever, die in zijn huisje druk zat te werken, had
heel die woordenwisseling gehoord. Hij had zijn arbeid een
oogenblik gestaakt, om beter te kunnen luisteren, maar
zonder zelf aan het gesprek deel te nemen.
Toen de jonge vrouw en de man met den bruinen tul
band zich verwijderd hadden, ging de wever naar den zieke toe.
„Broeder," sprak hij tot hem „treed bij mij binnen,
dan kunt gij wat uitrusten, en ik zal u intusscben van Jezus
van Nazareth verhalen."
De arme man liet zich hiertoe geen tweemaal uitnoodigen
hij zette zich op een zeer zindelijke mat neer, die over de
vastgestampte klei was uitgespreid, waaruit de vloer van