Wanneer zullen de vrouwen fiinHpan meestrijden vsor Zondagsrust?
FEUILLETON.
het winkeltje bestond. Zijn gastheer, een voorkomend man,
gaf hem ook eenige kussens, opdat hij wat meer steun zou
hebben. Vervolgens ging hij in een kuipje wat frisch water
halen, en maakte hij aanstalten om de voeten van den on
gelukkige te wasschen.
„Neen, mijn broeder! neen, doe dat niet", sprak de ge
brekkige; „dat is werkelijk te veel! Ik ben maar een dood
arme man, die zulke vereerende beleefdheden niet waardig is
„Weet gij dan niet, dat Abraham, onze vader, zelf de
voeten van drie reizigers gewasschen heeft vroeg de wever
met een vriendelijken glimlach.
„Dat is waar!" antwoordde de kreupele; „maar welk een
onderscheid tusschen die reizigers en mij
„Dat doet er niets toe! Cephas heeft mij verhaald, hoe
onze Meester (dien gij Jezus van Nazareth noemt) in den
nacht vóór zijn dood hem zelf de voeten gewasschen heeft.
Maar gij kent Cephas niet, en Jezus óók niet Helaas!
Hèm zult gij nimmer aanschouwen hier op aarde!"
En hoewel de wever een jong en krachtig man was, begon
hij in stilte tranen te storten, die zich vermengden met het
water in de kuip, welke hij in de hand hield.
„Vertel mij van Hem, sprak de kreupele eindelijk. „Was
Hij werkelijk een Profeet?"
..O ja! en veel méér dan een Profeet," antwoordde de
arbeider in vervoering„wij noemden Hem de Zoon Davids."
„Was Hij inderdaad zoo machtig als men beweert?"
„Zoo machtig als God
„En zoo goed?"
„Zoo goed als God
„En waarom heeft Hij zich dan laten dooden?"
De wever liet het hoofd zakken en bleef het antwoord
schuldig.
„Luister eens," zeide hij eindelijk, toen zijn bezoeker het
maal had genuttigd, dat hij hem voorgezet had, „zoudt gij
eens met mij mede willen gaan? Ge zijt nu goed uitgerust...
Wij zullen naar de plaats gaan, waar Hij gestorven is,
het is niet ver van hier. Er is iets, dat mij voortdurend
derwaarts heen trektik ben er dezen morgen reeds ge
weest, en ik heb ook Zijn graf bezocht, dat ik ledig vond,
wat mij zeer zonderling voorkwam Misschien ontmoeten
wij onderweg wel den een of anderen vriend van onzen
Meester, die mij verklaren kan, wat dit te beduiden heeft.
Kom! ik zal u steunen bij het loopen."
„Nu goed," sprak de kreupele. „Maar, edelmoedige man
gij hebt mij uwen naam nog niet gezegd."
„Ik heet Markus," antwoordde de wever. „En gij?"
„Mijn naam is Thaddeus."
En de nieuwe vrienden begaven zich samen op weg,
terwijl de een aan den ander de daden verhaalde van den
onvergelijkelijken Meester, die voor altijd verdwenen was.
111.
Zoo kwamen zij eindelijk aan de plek waar twee dagen
te voren de terechtstelling had plaats gehad. Het was toen
omstreeks drie uur; de zon schoot hare stralen op den kalen,
steenachtigen grond. Men zag er niets dan de gaten, waarin
de drie kruisen gestaan hadden. Bij een dier gaten zag men
nog de sporen van bloed.
„Daar is het! daar is het!" zeide Markus, met eendoor
tranen gesmoorde stem. „Zie hier Thaddeus: zij waren
met hun drieën, maar alleen Zijn bloed heeft gevloeid; ik
ben er bij geweest, en ik heb maar een enkelen lansstoot
zien toebrengen O, als gij de woede der priesters ge
zien hadt en de razernij van het volkEn daartegenover de
zachtheid van Zijn gelaat, en Zijn geduld, en Zijne on
verstoorbare kalmteOp het laatst alleen heeft hij iets ge
roepen Een hartverscheurende kreet, die mij nog altijd
in de ooren klinkt en door de ziel snijdt! O, waarom,
waarom zijt Gij heengegaan, o onze welbeminde Meester?
Waarom heb ik U leeren kennen, als ik U reeds weder zoo
spoedig en voor altijd moest verliezen?"
Zoo sprak de jonge wever, en zijne droefheid was zóó
aangrijpend, dat de kreupele er zijn eigen verdriet door
vergat, en uit belangstelling en deelneming naast hem neder-
knielde op deze bebloede plek gronds.
Zoo bleven zij beiden een tijdlang in gebogen houding
liggen.
Eindelijk richtte de jonge man zich weder op. „Laat ons
vertrekken!" zeide hij.
De kreupele gehoorzaamde; maar alvorens op te staan,
strekte hij de hand uit naar twee onooglijke, wanstaltige
voorwerpen, die zijne aandacht hadden getrokken.
„Ik ben een doodarme man," zeide hij, „elke vondst is
kostbaar voor mijvergun mij, dat ik deze dingen eens
even bezie Het zijn een paar sandalen! O, wat zien
zij er versleten uit, en de koorden zijn gebroken óók. Dit
schoeisel is blijkbaar gedragen door iemand die veel liep,
daar valt niet aan te twijfelende steenen van alle wegen
hebben er hun indruk op achtergelaten Maar zij zijn
voor mij toch altijd beter dan nietsen nu ik toch eenmaal
weer naar huis terug moet, zal ik ten minste niet barrevoets
behoeven te loopen!"
Zoo sprekende, begon onze kreupele de door hem ge
vonden sandalen aan te trekken. Markus luisterde slechts
terloops naar hem, wat hem grootelijks bedroefde.
„Een wonder! een wonder!" schreeuwde de gebrekkige
plotseling, zoodra hij eenige stappen gedaan had. „O mijn
broeder! zou dat mogelijk zijn? De Heer zij geloofd! Ik
ben genezen"
Hij liep al springend en dansend over den weg; zijne
„EL PASO"
Nadat de Heer en zijn gevolg het tooneel
waren rond gegaan, stelden zij zich aan de
eene zijde tegenover Annas en Kajafas in bis
schopskostuum met tiaren of kroonen op het
hoofd Pilatus nam plaats op zijn rechterstoel
en Abraham verscheen in een monnikspij, veel
gelijkend op die der orde van Santiago, gevolgd
door een meisje met krullend haar in het licht
blauw, met vele versierselen en kleinoodiën ge
tooid, dat Izak voorstelde Daarna voerde Abra
ham een lange alleenspraak op dichtmaat, waarin
het bijbelsch verhaal teruggegeven werd, waarop
izak met een zacht fluiterig stemmetje ant
woordde dat hij het offer aanvaardde. In plaats
van den Engel, dien men verwachtte, kwam een
dikke jongen, die begon te stotteren en geen
woord kon uitbrengenzoodat Abraham uit
eigen beweging een lam vatte dat aldaar gereed
stond, en wederom een alleenspraak hield, waarin
hij wees op den persoon, die Christus voor
stelde, en zeide dat Hij het Lam Gods was en
de stichter der eenige ware, t. w. de Roomsche
Kerk.
Toen trad de Heer naar voren en zette zich
bij de put; een schoone vrouw, zeer rijk ge
kleed, naderde hem, en daarop hieven vier
mannen zeer langzaam een eentonig gezang
aan, dat de woorden inhield, welke de Heer
tot de Samaritaansche vrouw had gesproken,
terwijl de persoon die Hem moest voorstellen,
zweeg, en alleen kleur bijzette aan het gespro
kene door zijn gebaren; dit deed hij echter zoo
onhandig dat hij naar den hemel wees, wanneer
er sprake was van het water van de put, en
omgekeerd naar de put, terwijl er gezongen
werd dat God aangebeden moest worden in
geest en in waarheid, hetgeen de toeschouwers
in luidruchtige stemming bracht. Hierop volgde
de bekeering der Samaritaansche vrouw, die
verklaarde de wereld en al haar ijdelheden te
verzaken, en zich te gelijk ontdeed van hare
fraaie kleederen, hare sieraden ter aarde wierp,
haar gekruld haar aflegde, en te voorschijn
kwam als eene non van de eene of andere
geestelijke ordeOm eene goede Christin te
zijn, moet men dus in een klooster gaanwant
daarin bestaat de Christelijke volmaking
De eigenaar van het huis, waar Christus het
laatste Pascha zou vieren, trad toen naar voren
in het gewaad van een pastoor natuurlijk wie
anders dan een geestelijke zou zulk een eer
waardig zijn! Telkens en bij iedere gelegen
heid neemt men den leugen te baat om onwetende
lieden te bedriegen en te stijven in hun bijgeloof.
Zoo handelt met opzet de Roomsche Kerk.
Die man dan met den pastoorsrok hield een
lange, vervelende redevoering, waarin bij uit
weidde over de eer, die hem te beurt viel den
Heer te ontvangen, bij de plechtige gebeurtenis
die aanstaande was, wanneer bij het laatste
avondmaal de Heer het hoog-heilig en ontzag
wekkend mysterie zal instellen God herschapen
in een ouwelDe Heer en zijne discipelen
zetten zich aan tafel, terwijl hun gelaat met
hunne afschuwelijke weerzinwekkende maskers
bedekt bleef- Geen woord werd er gesproken,
maar hetgeen destijds door Christus tot de dis
cipelen werd gezegd, werd bij fragmenten ge
zongen en hier herhaalde zich dezelfde tegen
strijdigheid tusschen de woorden aan de eene
zijde en de gebaren aan de andere, die plaats
had gehad gedurende het gesprek met de Sa
maritaansche vrouw, en dit werkte wederom
op de lachspieren der toeschouwers.
(Slot volgt.)
V. L.