Zending. Voor eiken dag. Het Gebed voor de Zending. Door Dr. G. Warneck. (Vervolg.) 1. 1. Men kan niet zonder voorbehoud ieder opwekken om voor de Zending te bidden. Het is veel moeilijker voor haar te bidden dan voor haar te geven. „Tot zijn discipelenricht Jezus de vermaning om den Heer des oogstes te bidden oin arbeiders in zijnen oogst uit te stooten (Mattli. 9 37 enz.), en Paulus vraagt aan de Broeders om hunne voorbede, (Rom. 15 30; Ef. 6 10, 18 enz.; 1 Thess. 5 252 Tliess. 3 1). De discipelen zijn leer lingen, vrienden, volgelingen, dienaren van Jezusde Broeders zijn menschen, die tot het geloof in Jezus, als hun Heer en Heiland gekomen zijn, en den Geest der aanneming tot kinderen ontvangen hebben, door welken zij roepen: Abba, Vader; die door de gemeenschap aan het Evangelie, gemeenschap hadden met elkander, waardoor zij ook met Paulus verbonden waren en hartelijk deel namen aan zijnen arbeid voor het Koninkrijk Gods; menschen, bij wie het insloeg, wanneer hij hen vermaande „door onzen Heer Jezus Christus en door de liefde des Geestes Zulke menschen, die door Jezus Christus den toegang tot Gods genade gevonden hebben, en die als bidders werke lijk in het Heiligdom verkeeren deze zijn rijp voor het gebed voor de Zendinc/. Dan alleen kan men voor de Zen ding bidden, in geest en in waarheid, wanneer men in het algemeen een gebedsleven leidt, en dan alleen kan men een gebedsleven leiden, wanneer men tot een leven in de gemeenschap met God gekomen is „Hoe moeilijk ge schiedt het," merkte de oude Blumhardt op „dat de Vader in den hemel van iemand zegthij bidtzooals van Paulus en van Cornelius geschreven staat." Voorwaar, een beschamend getuigenis uit den mond van een man, die over het gebed spreken kan op een wijze, die ons allen steeds weer uitdrijven moet tot de bede, waarmede eens de discipelen zich tot den Heiland wenddenHeer, leer ons bidden. 2. Het gebed voor de Zending is voorbede, en onge twijfeld is het gemakkelijker voor zichzelf, dan voor ande ren te bidden. De voorbede, die de belangen van anderen met zulk een ernst en met zulk een blijdschap voor Gods troon bepleit, alsof zij van ons persoonlijk waren, veronderstelt niet slechts een rijpheid in het bidden, maar een rijpheid in het geheele leven eens Christens, bovenal een rijpheid in de liefde, die ons schenkt een priesterlijk hart. Ik kan slechts een priesterlijke voorbede doen, wanneer het onderwerp ervan mij werkelijk ter harte gaat. Dat Gods naam verheerlijkt worde, dat zijn Koninkrijk kome, dat Gods wil geschiede, kan ik in vollen ernst slechts afsmeeken, wanneer deze zoo gewichtige beden mij persoonlijk op het hart gebonden zijn. Zoo moet ook de Zending een zaak geworden zijn, die mij persoonlijk aangaat, waarin ik niet slechts een levendig belang stel, maar die de liefde heeft van mijn hart dan is er rijpheid, dan is er drang tot gebed voor de Zending. Door algemeene vermaningen laat zich dit gebed niet opdringenhet wordt geboren, wanneer de toe nemende rijpheid in het christelijk leven ons een priesterlijk hart schenkt. 3. Hierbij komt nog een derde, dat bij een vruchtbaar gebed voor de Zending ondersteld wordtdat ik ook iets van de Zending weet. Vele gebeden, niet enkel voor de Zending, hebben het gebrek, dat zij zoo algemeen en daar om zoo kleurloos zijn. Het zijn dikwijls lange gebeden, maar zonder wezenlijken inhoud. Ik hoorde eens van Moody, dat een eenvoudige vrouw bij een bidstond, een bidder, aan wiens gebed geen eind kwam in de rede viel met den uitroep: „bid dan toch iets!" Wie recht bidden wil, moetom iets bidden. Dit is een even eenvoudige als vaak niet behartigde waarheid. Zullen de gebeden voor de Zending niet zonder inhoud zijn en geen gevaar loopen frazen te worden, dan moeten wij eenige kennis van de Zending bezitten, en wel kennis van bijzonderheden, om te weten waarvoor nu juist gebeden moet worden, om bepaalde behoeften, nooden, ook bepaalde personen tot onderwerp van ons bidden en onze voorbeden te kunnen maken alleen zulk een kennis stelt in staat het gebed concreet en individueel te maken. Er zijn weliswaar ook gebeden voor de Zending in groote en algemeene trekken, waarbij men zich op bijbelsche voorbeelden beroepen kan, zooals op de eerste drie beden van het „Onze Vader", maar dat zijn toch meer gebeds-thema's, die met het oog op de bijzondere omstandigheden der Zending, die zich tegenwoordig in zoo velerlei gestalten aan ons voordoen, concreet behandeld moeten worden. Nadat Paulus ver maand heeft dat gedaan worden smeekingen, gebeden voorbiddingen, dankzeggingen voor alle menschen, gaat hij over tot het noemen van bijzondere personen koningen, overheden, en wijst dan aan wat speciaal voor hen gevraagd worden moet (1 Tim. 2 2). Is men nu met de tegen woordige Zending eenigermate vertrouwd, dan blijft men niet bij het algemeen thema: „koningen en overheden" staan, maar maakt een bepaalde Christelijke of heidensche overheid, op wier houding het nu zooveel aankomt, en wel hare persoonlijke vertegenwoordigers, tot onderwerp der voorbede. Zoo is het ook met het gebed voor de zen delingen: voor de enkelen, die men persoonlijk of uit de Berichten kent en voor hunne bijzondere behoeften. „Strijd met mij in de gebeden voor mij", vraagt Paulus, en hoe vaak wordt deze bede door de tegenwoordige zendelingen herhaald. Er ligt een krachtige steun in het bewustzijn men bidt voor mij, en voor den eenzamen, vaak in gevaar verkeerenden en aangevochten zendeling, is hèt een dubbele troost te weten, dat voor hem-persoonlijk gebeden wordt. Hoe meer men bidt voor iemand dien men kent, en voor bijzonderheden, waarmede men vertrouwd is, des te ern stiger, inniger, dringender en daarom ook vruchtbaarder zal het gebed voor de Zending zijn. Wordt vervolgd). Verzameld door C. B. Elke berisping bevat minstens een gram zelfverheffing, daarom berispen wij zoo gaarne. Eremita. De ware deugden zijn evenals het glinsterend aangezicht van Mozes, verborgen voor hen, die ze bezitten. De linker hand weet niet wat de rechterhand doet. Salamith kende zichzelve niet in hare volle schoonheid. Paulus vergelijkt zich met eeu ontijdig geborene. Bengel. Wij zullen een ongelukkige nooit geheel ongetroost van ons laten gaan, wanneer wij maar liefde genoeg hebben om ons, al is 'tdan ook maar even, wezenlijk in zijn toe stand te verplaatsen. N. N. Gij moet jonge vroolijke harten niet willen dwingen tot een onnatuurlijke plechtigheid alsof het een misdaad ware zich gelukkig te gevoelen. Robertson. De menschen helpen elkander door hun blijdschap, niet door hun verdriet. Ruskin. Verander de godgeleerdheid in godsdienst, maar verander in geen geval den godsdienst in godgeleerdheid. Vinet. Als gij, in u zelf kijkende, iets ontdekt waarover gij met voldoening begint te lachen, kijk dan maar gauw een weinig verder en een weinig dieper, en gij zult genoeg vinden om een kleur te krijgen. E.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 4