(lelijk op iederen werkdag een nacht van rust volgt, zoo volge op iedere week van arbeid een dag van rust. FEUILLETON. In hetgeen nu volgt in mijn tekst wordt de onmisbare voorwaarde genoemd, waaraan moet voldaan zijn, zal van waarachtig mede-lijden sprake kunnen wezen. Hij is in alle dingen verzocht geweest, gelijk wij, m. a. w. onze zwakheden, onze gevaren, onze verzoekingen, onze strijd, Hij kent dat alles bij eigen ervaring. Medelijden zonder ervaring ismisverstand. En een mis verstand dat voor den lijder zoo bezwarend en pijnlijk en kwetsend zijn kan. Onervaren troosters zijn moeilijke troosters. Verbeeldt u dat een knaap, die bij ondervinding niets weet van wat 't zegteen kruis te dragen, u, onder 't kruis gebogen grijsaard, wilde bemoedigen Dat een jong meisje, dat altoos vroolijk en onbezorgd door 't leven is gegaan, u zou willen troosten, bedroefde weduwe, die treurend neerzit bij de puinhoopen van uw geluk! Zoo'n medelijden is verzwaring van lijden, dat iemand zonder lijdenservaring durft aankomen met zijn troost. Maar nu Jezus! Hij kan medelijden met ons hebben. Hij is in alle dingen verzocht geweest. Hij heeft zich juist met dit doel laten verzoekenom medelijden met ons te kunnen hebben. Hij is den broederen in alle dingen gelijk geworden, opdat Hij hen in alle dingen zou kunnen te hulp komen. Gij kunt u onmogelijk een toestand denken, zoo uiterst benauwd, of Hij verstaat volkomen den nood waardoor uw ziel verbijsterd en verdrukt wordt, tot stervens toe. Ja, zoo voorgesteld, is eigenlijk nog niet eens alles gezegd wat gezegd worden kan. Jezus heeft veel meer geleden dan wij ooit lijden kunnen. Is dat geen waarborg voor de echt heid van Zijn mede-lijden Dat onze Hoogepriester, uit loutere ontferming, alle zwakheden heeft doorgemaakt, opdat Hij tegen niet een lijder zou behoeven te zeggen„uw zwakheid ken ik niet"? Hij is in alle dingen, gelijk wij, verzocht geweest. En daarom, komt herwaarts tot Hem, al gij lijders, tot dèn Lijder! Sluit u niet hopeloos in uw zwakheden op, alsof er nie mand is die u met zijn sympathie zou kunnen ondersteunen Klaagt niet moedeloos over uw droefheden, alsof er niemand is, die zooveel droefheid ooit ondervond. Er is troost voor u. Troost bij Hèm, Wiens eenige troost was anderen te troosten. Wij hebben eenen Hoogepriester, die kan sympa- thiseeren met onze zwakheden die in alle dingen, gelijk wij, is verzocht geweest. Wij kunnen heel dicht bij Zijn hart komen, met onze tranen en verzuchtingen, met onze verzoekingen en onzen strijd! Een mensch, die verzocht wordt en aangevochten, in velerlei zwakheden, verbeeldt zich zoo licht dat er geen troost voor hem is. Immers: om hem te troosten zou iemand zich geheel in zijn toestand moeten verplaatsen. En wie kan dat? Wie kan dat in alle dingen? Schiet óns medelijden niet in allerlei dingen tekort Ja, zoo is het. Maar daarom is Jezus dan ook zoo absoluut onmisbaar voor den aan zoovele zwakheden onderworpen mensch. Hij is in alle dingen, zooals wij, verzocht geweest. Hiermee is echter nog niét de hóógste waarborg voor Zijn mede-lijden genoemd. Want: al is het waar dat de Zaligmaker onze verzoekingen zoo goed verstaat, wijl Hij-zélf ze heeft doorgemaakt, wij zijn met dat „verstaan" nog niet afdoende geholpen. Wij behoeven iemand die ons begrijpt én die tevens ons verlost. En om ons wezenlijk te kunnen verlossen, moet onze Verlosser-zelf in de verzoeking zijn staande gebleven. Aan deze zondaars-behoefte nu voldoet onze Hoogepriester volkomen. Hij is in alles verzocht geweestdoch zonder zonde Hij heeft niet alleen het lijden gekend; Hij heeft ook het lijden overwonnen. Overwinnaar in allen strijd O, welk een troost is dat; welk een Trooster is Jezus! Wij dachten die in verzoeking komt, moet daarin vallen. Jezus zegt, Jezus toont ons het is mogelijk staande te blijven. En in zich-zelf deelt Hij ons die kracht om staande te blijven mede. Onze zwakheid ligt in onze zonde. Zijn kracht ligt in dat: zonder zonde. Hij overwon en Hij geeft óns de overwinning. Hij maakt ons tot méér dan overwinnaars Mijn lijdende broeder! vlucht tot Jezus En uw klachten verstommen om plaats te maken voor de dankzegging „Wij hebben eenen Hoogepriester, die kan sympathiseeren met onze zwakheden. Jezus' deelnemen in onze moeiten en smarten is een werkelijk deelnemen. Ja een óver-nemen daarvan. Hij maakt ónze ellende tot de Zijne om in Zich-zelven die ellende te overwinnen en om te zetten in heerlijkheid. Nog één ding moet ik hieraan toevoegen. Die woorden; „doch zonder zonde", behelzen het geheim van de verlossende kracht van Jezus mede-lijden. Toch zou nog iemand kunnen vragen maar blijkt uit dat „zonder zonde" niet tevens dat Hij één ding niét heeft gekend. Hij heeft nooit zonde gedaan. Maar dan kan Hij zich dus in dit opzicht niét geheel in onze ellende verplaatsen. Gebedsverhooringen. II. (Slot.) -De eerste stuurman, een ongeloovige spotter, had de wacht- Ik ging tot hem en verzocht hem de hoeken van het groote zeil uit te laten, die opgetrokken waren geweest, ten einde het voortdurende flappen tegen den mast te voor komen ..Waartoe zou dat dienen?" vroeg hij. Ik antwoordde dat wij God hadden gebeden ons wind te zenden; dat die wind spoedig komen zou en dat er geen oogenblik te verliezen was, daar wij reeds zeer dicht bij de klippen waren. Met een spotachtigen glimlach zeide hij al vloekend, dat hij liever den wind zou zien dan er over hooren spreken Maar, terwijl hij sprak, keek hij naar boven en zie. daar begonnen de hoeken van de bovenzeilen reeds te bewegen door den wind, die in aantocht was Ziet ge niet, dat de wind komt", riep ik uit. „Kijk maar naar de bovenzeilen!" .Dat is geen bries", antwoordde hij, „dat is maar een zuchtje." „Zuchtje of niet," riep ik weder, „laat nu alsjeblieft de hoeken van het groote zeil uit en laat ons dan ten minste van dat zuchtje partij trekken." „Dit deed hij dan ook. De manschappen ijlden aan het werk; het gedruisch deed den kapitein op het dek komen, en waarlijk, de bries was gekomen. Binnen weinige minuten zeilden wij met een stevigen wind voort en hadden spoedig het land uit het gezicht verloren. De wilden hadden dien avond geen buit en wij loofden den Heer, die ons gered had De wind bleef verder gestadig aanhouden, zoodat alle gevaar voor goed geweken was. GENADE OM TE STERVEN. Een predikant, die een vrome oude vrouw bezocht, welke hem betuigde, dat zij bereid was heen te gaan, zoodra de Heer haar zou roepen, zeide, dat hij daarvan jaloersch was. daar hij met schaamte belijden moest zoo dikwijls gansch niet tot sterven bereid te zijn. „Wel dominé," was het antwoord, „gij hebt op dit oogenblik dag aan dag de genade noodig om goed en tot des Heeren eer te leven; en ais dan de tijd voor u komt, dat gij sterven moet, dan zal God u ook daarvoor bereid maken. Verontrust u niet van te voren, hoe gij sterven zult, maar leef tot des Heeren eer!" Ligt hierin ook niet voor velen onzer een les? Wij willen wel allen zalig worden en zijn vaak bezorgd of wij bereid zullen zijn voor onzen dood; zijn wij even bezorgd of ons dagelijksch leven den Heer verheerlijkt? Is het leven Christus, dan zal hetsterven gewin zijn. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 2