Voor eiken dag.
De eene vraag betrof de Zondags-rust en de andere de
Zondags-heiliging hoe 't daarmede in Zandvoort geschapen
staat? Nu begrijpt ieder wel hoe ons antwoord luiden
moest. Toch is 'tmijn doel niet over dit droevig verschijnsel
thans uit te weiden. Nü vestig ik alleen de aandacht op
de derde vraag, de openbare zedelijkheid in Zandvoort
rakende. Dit punt nu heeft in de vergadering van den
16den Mei aanleiding gegeven tot een uitvoerige gedachten-
wisseling, die leidde tot het besluit de vraag, hoe 't met
de openbare zedelijkheid ten onzent gesteld is? te beant
woorden met t korte, alles-zeggende, diep-treurige vonnis:
„j a m m e r 1 ij k".
En ofschoon in een Blaadje als dit niet alles met name
kan genoemd worden, mag dit hier toch niet verzwegen
worden dat er tusschen jongens en meisjes een omgang
blijkt te bestaan, die zelfs met de meest primitieve begrippen
van eer en fatsoen in lijnrechten strijd zijn. Wie zulks
wenScht te doen, kan zich van de waarheid dezer bewering
overtuigen door alleen maar 's avonds op straat te gaan
(vooral in 't voor- en najaar en in den winter) waar op
tal van plaatsen opgeschoten jongens de meest-liederlijke
taal uitslaan tegen voorbijkomende meisjes, tegenover wie
zij zich daarbij grove handtastelijkheden veroorloven. En
't ellendigste is dat hun optreden niet zelden wordt uit
gelokt en aangemoedigd door de meisjes, wier manieren
dikwijls zóó uitdagend zijn, dat ze wel alle vrouwelijk
gevoel van kuischheid moeten uitgeschud hebben. De ver
halen die ik weet van de zeden en gewoonten onder z.g.n.
„verkeerende" jongelui doen iemand de haren te berge
rijzen van ontzetting. Gedwongen huwelijken zijn aan de
orde van den dag; telkens is er een nieuw geval van een
ongehuwde moeder. En vele ouders vinden dan alleen één
ding 't ergstedat ze 't niet vooruit hebben geweten van
hun kind, want dat ze dan wel het gevolg in zijn begin
zouden hebben laten verijdelen.
Bij deze dingen, die geen verzinsels, doch feiten zijn
die ik niet overdrijf maar naar waarheid aanduid, komt
nog een ander kwaad dat met het genoemde stellig in
nauw verband staat. Hier denk ik aan het adres van den
heer F. F. van Vloten, door hem gericht aan onzen Ge
meenteraad. Van dat adres ontving ook ik een afschrift met
't verzoek mijn adhaesie te willen betuigen in een schrijven
aan den Raad. Enkele overwegingen deden mij daarvan
echter afzien. Maar hier wensch ik openlijk te verklaren
dat hetgeen de Heer v. V. in zijn request zegt ten opzichte
van de openbare onzedelijkheid in en om de duinen mijn
volle sympathie heeft. Het is inderdaad een schandaal dat
zulke toestanden hier mogelijk zijn, worden geduld en op
allerlei wijze bevorderd. Tal van ouders hebben mij ver
klaard hun kinderen niet meer te kunnen toestaan 's Zon
dags alleen aan het strand te komen, omdat aan den duin
voet tooneeltjes te zien zijn, die zelfs iemand die voor
geen kleintje vervaard is, doen blozen. En dan bewegen
zich tusschen die dagjesmenschen Zandvoortsche jongens
en meisjes om hun chocolade te koop aan te bieden. Hoe
worden die jonge oogen vroeg gewend aan 't onreine en
de jonge zinnen vroeg geprikkeld! En dan meer de duinen
in 1 Geen eerbare vrouw of meisje kan daar, vooral 's Zon
dags, komen. Daar geschieden dingen schandelijk ook om
te zeggen.
Volgens 't Gemeenteraadsverslag heeft 't college van
B. en W. den Heer v. V. verweten, dat hij op onheusche
wijze en op onbetamelijken toon den Raad in kennis had
gesteld met „vermeende misstanden". Dat verwijt over den
vorm van het adres laat ik daar. Maar om hier van „ver
meende" misstanden te spreken is een raadsel. De Heer
v. V. heeft dingen uitgesproken die ieder hier weet. Ten
aanzien der „onzedelijkheid in de duinen" is een nader
onderzoek misschien gewenscht. Maar vóór alles is noodig:
't onmiddellijk nemen van strenge maatregelen; betrouw
baar politie-toezicht't zonder pardon optreden tegen al
die ontuchtige tweevoeters die héél wat meer schade aan
richten dan die viervoeters, de paardjes en ezels, wier
standplaats althans ruim 100 meter verder zuidwaarts is
bepaald.
„Jammerlijk", zoo luidde 'l antwoord van den Kerkeraad
op de bovengenoemde vraag, hem bij de schriftelijke kerk
visitatie gesteld. Er zou nog veel meer te noemen zijn dat
dit vonnis rechtvaardigt. Maar 't besprokene is zeker ai
meer dan voldoende om zich met schrik af te vragen waar
't heen moet met onze jeugd en dus met onze toekomst,
als niet met alle beschikbare middelen den wassenden
stroom van openbare onzedelijkheid wordt beteugeld
ik sprak van politie-toezicht. Maar ter bestrijding van
't euvel der openbare onzedelijkheid roep ik hier ook de
hulp der ouders in en dergenen die over vrouwelijk dienst
personeel zijn gesteld. Dat de ouders waken over de gangen
hunner kinderen en hun dochters verbieden's avonds langs
den weg te loopen 1 Dat de huisvrouwen haar verantwoor
delijkheid beseffen tegenover haar dienstbodenDat zij die
door hun positie met de jeugd gedurig in aanraking komen,
niet verzuimen te waarschuwen, te bestraffen, op te wekken
tot een leven van zich zeiven rein bewaren naar den
wil van God. Wien ieder rekenschap zal hebben te geven
van hetgeen hij gedaan heeft èn met zijn lichaam èn met
zijn ziel.
Verzameld door C. B.
De Christelijke deugden zijn als de schakels van een
keten; de eene hangt van de andere af. Het gebed van de
liefde; de liefde van de vreugde; de vreugde van de zacht
moedigheid; de zachtmoedigheid van den ootmoed; de
ootmoed van de dienstvaardigheid; de dienstvaardigheid
van de hoop; de hoop van het geloof; het geloof van de
gehoorzaamheid; de gehoorzaamheid van den eenvoud.
Makarius.
Hoe ouder wij worden hoe minder plaats wij beginnen
te beslaan in de wereld en in onze woning. Ons huis
krimpt eindelijk in tot een kamer, een doorgang naar onze
laatste woning, de kleinste, de nauwste. Hooijer.
Wanneer een splinter uwe hand kwetst, zult gij hem er
niet uittrekken, indien gij het gemakkelijk kunt? En zoudt
gij dan niet trachten een gedachte, een begeerte, die u
evenals een splinter kwetst, uit te trekken als gij het nog
gemakkelijker doen kunt? Lavater.
Een lange rechte weg in de natuur is een vervelende
weg; de fraaiste weg is die, welke kronkelend loopt, en
ons afwisselende gezichten en ten laatste het schoone over
zicht geeft. En juist langs zulk een weg leidt God zijn
kinderen. Da Costa.
De gedachte vangt aan en gaat ten einde; de spraak
wordt gehoord en vliegt daarheen; het geluid klinkt en
sterft weg in de lucht, maar uw lof, o God 1 blijft in eeuwig
heid. Wie zal u dan prijzen? Wie uwen lof verkondigen?
Hij, die geloofd dat Gij zelf Uw lof zijt; hij, die bekent
dat hij Uwen lof niet bereiken kan. N. N.
Als de wind stormt en deuren en vensters klepperen kan
men niet goed hooren; wilt gij dus het vaderlijke, verborgene,
intieme woord vernemen, dat de Geest in uw binnenste
spreekt zorg dat het stil worde, stil in u en stil rondom u.
Tauler.
Opgesloten binnen den engen cirkel van ons eigenbelang
is het leven dor en mat. Als wij maar leeren wie onzer
moet het niet telkens weder leeren? ons zeiven geven,
niet van het onze slechts, maar ons zeiven geven, dan is
het leven nooit kleurloos of onbeteekenend. De liefde is
te rijker hoe meer zij zich geeft, de mensch is te vrijer
hoe meer hij zich gebonden weet in God. Snellen.