VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT No. 6 ZONDAG 8 JUNI 1913 2de Jaargang. Halleluja. DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERTAG ABONNEMENTSPRIJS* Per Jaargang1.50 3 Maanden0.50 Afzonderlijke nummers005 REDACTIE: G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort- Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout Adres voor de Administratie P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1 5 regels0.55 Elke regel meer010 Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35 Elke regel meer006 Bij abonnement extra korting Zondag 8 Juni 1913, Ned. Herv. Gemeente v.m. 10 uur: Ds. G. Posthumus Meyjes. Doopsbediening. Ik ben de goede Herder; en ik ken de mijnen, en worde van de mijnen gekend, Gelijkerwijs de Vader mij kent, alzoo ken ik ook den Vaderen ik stel mijn leven voor de schapen. Joh. 10 vs. 14 en 15. De Herder kent zijn schapen. De schapen kennen den Herder. In den diepsten grond is die kennis één. Zij is één, omdat het een en dezelfde liefde is waarmee de Herder aan de schapen verbonden is en waarmee de schapen aan den Herder verbonden zijn. „Ik ken de mijnen, en word van de mijnen gekend. Gelijkerwijs de Vader mij kent, alzoo ken ik ook den Vader". Als wij deze woorden zoo lezen, blijft de eigenlijke bedoeling, die er in ligt, ons ten eenenmale duister. Er wordt een zeker aantal waarheden naast elkander geplaatst. Ten eerste dat de Heer de zijnen kent. En dan dat de zijnen Hem kennen. En verder dat de Vader Hem kent. En eindelijk dat Hij den Vader kent. En deze waarheden zijn zeer kostelijk, alleszins waardig overwogen te worden. Maar op deze manier staan ze daar eenvoudig naast el kander, zonder dat het verband, waarin Jezus ze samen bracht, duidelijk in 't oog springt. Dat woordje „alzoo" moet wegvallen. Onze Staten vertalers, die zoo heel consciëntieus te werk gingen, hebben het cursief laten drukken om daarmee te laten zien, dat het in den oorspronkelijken tekst niet voorkomt. Wij moeten het duidelijkheidshalve veranderen in 't voeg woordje „en". Verder de laatste woorden „en ken ik ook den Vader", zóó omzetten, dat het wordt „en ik ook den Vader ken". En als we dan, in plaats van deze twee verzen van elkander te scheiden, het veertiende vers laten doorloopen, is de zaak prachtig in orde. We krijgen dan dezen zin „Ik ken de mijnen en word van de mijnen gekend, gelijkerwijs de Vader mij kent, en ik ook den Vader ken". Voelt gij niet, dat ons hier een mysterie wordt onthuld, een mysterie van wondere ontferming Er bestaat, wil Jezus zeggen, een bepaalde betrekking tusschen den Herder en zijn schapen. Er bestaat ook een bepaalde betrekking tusschen den Vader en den Zoon. Die beide betrekkingen komen met elkander overeen, 't Is niet slechts zóó, dat men ze kan vergelijken of onder 't zelfde gezichtspunt brengen. 't Is zóó, dat ze in aard en wezen niet van elkander verschillen. Juist zooals de Vader den Zoon kent, zoo kent de Herder zijn schapen. En juist zooals de Zoon den Vader kent, zoo kennen de schapen hun Herder. De Vader kent den Zoon. Hoe? Hoe zuiver? Hoe diep Sterfelijke lippen kunnen het niet uitspreken. Menschelijke gedachten vermogen het niet te peilen. De Vader kent den Zoon volmaakt. De kennis is niet iets afgetrokkens, geen resultaat van nadenken of verstandelijk onderzoek. Eenvoudig de hel derheid der liefde. De Vader heeft den Zoon lief met volmaakte liefde. Daarom kent de Vader den Zoon met volmaakte kennis. Zóó kent de goede Herder de zijnen. Hij heeft zijn leven voor hen gesteld. Hij heeft ze liefgehad met de hoogste liefde, met een eeuwige liefde. Hij heeft ze lief met dezelfde liefde, waarmee de Vader Hem liefheeft, niet minder waarachtig, niet minder diep. Daarom kent Hij ze, niet minder waarachtig, niet minder diep dan de Vader Hem kent. Hun behoeften, hun gebreken, hun strevingen, hun smarten, hun naam, d.w.z. hun eigenlijk wezen, zooals Hij het uit de verdervingen der zonde opheft tot vrijheid en heerlijkheid. De Zoon kent den Vader. Hoe? Hoe zuiver? Hoe diep Sterfelijke lippen kunnen het niet uitspreken. Menschelijke gedachten vermogen het niet te peilen. De Zoon kent den Vader volmaakt. Die kennis is niet iets afgetrokkens, geen resultaat van nadenken of verstandelijk onderzoek. Eenvoudig de hel derheid der liefde. De Zoon heeft den Vader lief met volmaakte liefde. Daarom kent de Zoon den Vader met volmaakte kennis. Zóó kennen de schapen den goeden Herder. De liefde waarmee zij Hem liefhebben, is de vrucht, de doorwerking van de eigen liefde, waarmee Hij hen heeft liefgehad. De liefde, waarmee zij Hem liefhebben, is een reflex van Zijn liefde, gelijk de flikkering van het zonnelicht op helder gepolijst metaal niet iets nieuws, iets anders is, eenvoudig zonnelicht van het zonlicht zelf. En al de zwakheid, en de bezoedeling en de ontrouw, waaronder hun verhouding tot den Heiland lijdt, vermag aan deze waarheid niets te veranderen. In beginsel hebben zij Hem lief met dezelfde volmaakte liefde, waarmee Hij den Vader liefheeft.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 1