Koe meer Zondag-houders, hoe minder jWaandag-honders.
Mededeelingen.
Voor eiken dag.
FEUILLETON.
jaar lezen dat in Engeland, 't Vaderland van de heden-
daagsche sport, de toenemende ruwheid van zeden, de on
verschilligheid en 't materialisme de overhand nemen, welk
verschijnsel voor een groot deel wordt toegeschreven aan
de wijze, waarop men thans de sport beoefent. En nog
niet lang geleden is bij den Raad van Onderwijs te New-
York een motie ingediend, waarin het voetballen, zooals
het tegenwoordig gedaan wordt, is voorgesteld als niet slechts
gevaarlijk voor lijf en leden der spelers, maar ook verder
felijk voor het karakter en de toekomst der jongens.
De tegenstanders der motie zeiden dat men de jeugd
niet mocht berooven van een der gezondste en geliefdste
ontspanningen, welke, meer dan eenig ander spel, een on
verschrokken, vastberaden geest bij de jongens aankweekt.
Maar desondanks is de motie van het voetbalspel te ver
bieden in de onder toezicht van den Raad van Onderwijs
staande scholen, met een aanzienlijke meerderheid aange
nomen.
Zou het niet hoog tijd worden dat ook ten onzent einde
lijk eens de oogen opengingen voor 't gevaar dat land en
volk bedreigt en dat er ernstige maatregelen genomen werden
tegen de zoo besmettelijke sport-ziekte, die 't innerlijk leven
ondermijnt
„Mens sana in corpore sano" is een bekende spreuk.
„Een gezonde ziel in een gezond lichaam".
Maar, daar gelaten nog de vraag of de tegenwoordige
sport wel zoo gezond is voor 't lichaam, als men gewoon
lijk beweert, de gezondheid der ziel is er zeker niet
door gebaat.
En haar gezondheid is 't meeste waard.
Daarom train uzelf tot godzaligheid
F. M.
Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, om in het eerstvolgend
nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden
toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags.
Den 7den Augustus zal, 's morgens 11'/2 uur, de Huwe
lijksinzegening plaats hebben van Willem Keur en Drika
Gesina te Kolsté.
De extra-collecte, 1.1. Zondag voor de Kerk gehouden,
heeft opgebracht de som van f40.14.
Voor verleende hulp van de wijkzuster is met dank ont
vangen van Jhr. R. f35.en van wijlen Mej. D., geb. B.
f 10.—.
Van Mej. C. A. v. W. C. te Bloemendaal ontving ik voor
het Diakoniehuis f 100.Mevr. de Wed. B. te Aerdenhout
zond mij de toegezegde f 15.om voor de fiets der Wijk
zuster een fondsje te vormen, waaruit bandreperaties
kunnen bekostigd wordenen aan mijne vrouw de toe
zegging van een jaarlijksche contributie van f 10.— voor
de Naaischool.
De Kwitanties der jaarlijksche bijdragen voor de Diakonie
zullen in de maand Augustus worden gepresenteerd.
Evangelisatie-arbeid. Zaterdag, 2 Aug.,'s avonds 8 uur, in
„Ons Huis" Kindersamenkomst.
Zondag, 3 Aug., 's avonds 8 uur, in de Consistorie-kamer
der Ned. Herv. Kerk, samenkomst.
Woensdag, 6 Aug, 's avonds 8 uur, Heemskerkstraat 7
Bidstond.
Donderdag, 7 Aug., wacht Zuster Dinade tijdelijk alhier
vertoevende jonge meisjes, 's avonds 8'/» uur in de Wijk-
kamer van „Ons Huis".
Dienzeifden avond zijn alle jonge mannen uitgenoodigd
om in de groote zaal van „Ons Huis" de gasten te zijn
van de Christelijke Jongelingsvereeniging alhier. De Heer
J. van Dalen van Haarlem zal dan een voordracht houden,
terwijl Mevr. Van Dalen geb. Misset enkele zangnummers
ten beste zal geven.
AbonnésWaar Redactie en Administratie alles doen
wat zij kunnen, wat doet gij om nieuwe abonnés te winnen
Verzameld door C. B.
Ik heb telkens de ervaring opgedaan, dat men 't luidst
wordt geapplaudisseerd als men op den verkeerden weg is.
Bismarck.
Niemand kan het „Onze Vader" goed bidden, of hij
moet er bij vloeken. Luther.
Bladzijden uit het leven van
een Christen.
door
CAMILO CALAMITA.
6)
Ten slotte sprak de prediker den zegen uit
over de gemeente, aan wier zorg hij de armen
en de zieken opdroeg, haar tevens vermanende
de christelijke liefde jegens vrienden en vijan
den te bewaren door den band des vredes,
waarop de geheele vergadering instemde met
het door allen uitgesproken „amen". Veler oogen
waren vochtig, vriendelijke blikken en woorden
werden gewisseld eer men scheidde, en toen
ik huiswaarts keerde, was het mij te moede
alsof ik van een lange reis terugkwam. Alles
scheen voor mij veranderd de lieden die ik
ontmoette, kwamen mij voor zoo vele blinden
te zijn, die in verschillende richtingen liepen,
maar niet in die welke tot Jezus voert. Hoe
blind zijn zij toch allen, hoe blind! riep ik in
mij zeiven uit. „En gij dan", zeide een echo in
mijn binnenste, „zijtgij dan niet blind? Waarom
gaat ook gij niet tot Jezus, opdat Hij u geneze?
Waarom werpt gij den mantel niet weg, die uw
schreden belemmert en vertraagt? Waarom
volgt gij Hem niet, uw kruis opnemende en
Hem nadragende? En onophoudelijk weerklonk
in mij dezelfde verzuchting van den armen
Bartimëus: „Jezus, gij Zone Davids, ontferm U
mijner!"
Te huis gekomen, had ik behoefte aan een
zaamheid en zocht het meest afgelegen hoekje
op om ongestoord en ernstig over den toestand
mijner ziel na te denken. Doch weldra bespeurde
ik dat de mensch niet bekwaam is uit zichzelf
om iets goeds te verrichten of zelfs een enkele
goede gedachte te hebben; wat ik echter later
leerde is, dat „onze bekwaamheid uit God is."
Na eenige oogenblikken van gepeins riep ik
uit: „Bartimëus vroeg den Heer Jezus hem te
geven hetgeen hem ontbrak, het gezicht en
hij kreeg het. Waarom zou ik hetzelfde niet
doen? Mij ontbreekt het gezicht der ziel. Waar
om zou ik niet doen als die arme blinde? Wat
wilt Gij dat ik doen zal, o mijn God?' En
aan de tafel gezeten, met het gelaat tusschen
de handen verborgen, begon ik in allen ernst
te bidden.
O, deze dag was de eerste mijns levens,
waarin ik waarlijk gelukkig was, in weerwil
van den strijd, die ook toen een aanvang nam
doch de diepe en tot hiertoe ongekende vreugde,
die mijn hart vervulde, kon niet beter vergeleken
worden dan met de gave van een nieuw ge
zicht. Weldra werd mij duidelijk welken weg
ik voortaan te volgen had, maar tevens de vele
moeilijkheden die mij wachtten, zoo ik tot het
besluit kwam het Evangelie gehoorzaam te zijn
want niet slechts zou ik waarschijnlijk geroepen
worden om mijn tegenwoordig bestaan op te
offeren, maar ik zette ook daarbij mijn gansche
toekomst op het spel. Mijn betrekking gaf mij
f5.— daags en mijn patroon, die mij zeer ge
negen was, had mij verhooging van traktement
beloofd bij mijn huwelijk, dat aanstaande was,
en waarbij hij beloofd had een der getuigen te
zullen zijn. Kon, moest ik dit alles prijs geven?
Vorderde ae Heer dit werkelijk van mij Een
zware strijd ging in mij om en ik kon niet
anders dan tot den Heer roepen en zeggen:
„Mijn God, wat moet ik doen? Sta mij bij in
mijn nood!" en nogmaals scheen het mij toe
alsof ik met klem de woorden van den Heiland
tot den rijken jongeling hoorde: „Verkoop al
wat gij hebt, neem uw kruis op en volg mij."
Was dit ook niet zijn antwoord aan mij, en
kon ik er een ander verwachten Ook de blinde
was mij ten voorbeeld gesteld, en een echo van
de stem des Heeren tot dezen weerklonk in
mijn ziel: „Ga heen, uw geloof heeft u be
houden." Het geloof van den blinde, ja
zijn moed moeten ook de mijne zijn, er kome
van wat de Heer wil! En opstaande ging ik uit
en wendde mijn schreden naar het huis van
mijn patroon.
Wordt vervolgd), v. L.