Rust roest. Maar ZONDAGS-RUST staalt. Mededeelingen. FEUILLETON. „Doe boete een dag voor uwen dood!" Zoo sprak Eliëzer in den kring zijner leerlingen. Maar weten wij dan wanneer wij sterven zullen? vroeg een hunner. Daarom, zoo hernam de Rabbijn, moet de inensch zich eiken dag voorbereiden en op zijne volmaking bedacht zijn. Talmud. Opgesloten binnen den engen cirkel van ons eigenbelang is het leven dor en mat. Als wij maar leeren wie onzer moet het niet telkens weder leeren? ons zeiven te geven, dan is het leven nooit kleurloos of onbeteekenend. De liefde is te rijker hoe meer zij zich geeft, de mensch is te vrijer hoe meer hij zich gebonden weet in God. Snellen. Beter de kans om schipbreuk te lijden op een reis met een groot doel ondernomen dan zonder doel maar wat heen en weer te schipperen op ondiepe wateren. N. N. Niemand kan allesmaar ook niemand doet alles wat hij kan. Vinet. Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, 0111 in het eerstvolgend nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags. Door ongesteldheid is Ds. Hulsman verhinderd hier a.s. Zondag op te treden. Met attestatie is ingekomen uit HaarlemMargaretha Bernardina ter Wolbeek. Van Mevr. G. is voor de Wijk, voor verleende hulp van de Diakones, f 10. ontvangen. Evangelisatie-arbeid. Zaterdag, 23 Aug., 's avonds 8 uur, in „Ons Huis" Kindersamenkomst. Zondag, 24 Aug., 's middags 3 uur, Strandsamenkonist voor Hótel d'Orange. Zondag, 24 Aug., 's avonds 8 uur, in de Consistorie-kamer der Ned. Herv. Kerk, samenkomst. De kwitanties der jaarlijksche bijdragen voor de Diakonie, worden in Augustus en September geïncasseerd. Donderdag, 28 Augustus, hoopt de Heer E. J. van den Berg, Zendeling onder de Bataks voor de Jongelingsver- eeniging in „Ons Huis" op te treden, 's avonds 81/2 uur. Alle vreemde jonge mannen zijn uitgenoodigd en alle Zandvoortsche jongelieden zijn mede hartelijk welkom. Vrijdag, 29 Augustus wacht Zuster Dina de tijdelijk alhier vertoevende jonge meisjes, om 8 uur in de wijkkamervan „Ons Huis." De e.v. Doopsbediening zal plaats hebben op 7 September. De aangifte voor den Doop is Zaterdag, 6 Sept., in de Consistoriekamer, 's avonds 8—9. Trouwboekjes mee brengen 1 De Avondmaalsviering is uitgesteld tot October. Abonnés! Hoeveel inteekenaars op den Zondagsbode hebt gij in 't seizoen ernstig getracht te winnen? en hoe veel pogingen zijn geslaagd Eenige kinderen van Badgasten hebben dezer dagen een avondfeestje georganiseerd, ten bate van de Armen van Zandvoort. Dat heeft zóóveel opgebracht dat aan mij voor de Diakonie f40.ter hand is gesteld. En dan worden de bewoners van Diakoniehuis en Gasthuis ook nog ge trakteerd. Met groote dankbaarheid maak ik hiervan melding, mij nu al vast verheugende op 't vooruitzicht van hetgeen 't volgend seizoen voor de Armen zal opbrengen. Want, zeiden de Dames die mij 't geld brachten „dan hopen wij 't op nog grooter schaal te doen". Bravo! Verslag der Vereeniging tot ondersteuning van behoeftige zieken en kraamvrouwen, over de maanden Mei, Juni en Juli 1913. Ontvangen werd in Mei aan contributies f114 en in Juli f23.50. Voorts aan percenten-geld f0.20. Te zamen f 137.70. De uitgaven bedroegen: aan melk f39.52; aan eieren f14.841/? aan slopen, luiers enz. f20.43; aan hulp in de huishouding van kraamvrouwen f 15. Te zamen f89.791/»- Het nadeelig saldo over't vorige kwartaal bedroeg f 11.821/», zoodat er op 1 Aug. een batig saldo was van f36.08. N.B. Contribueert gij, die dit leest, reeds aan boven genoemde Vereeniging? Geef u anders even als contribuant op aan mevr. Posthumus Meyjes. Bladzijden uit het leven van een Christen. DOOR camilo calamita. 9) „Waarom dan?" „Hoe zou het ook anders kunnen zijn? Daar, waar alle zedelijkheid ontbreekt, kan ook geen liefde tot den arbeid bestaan." „Wat bedoelt gij?" „Ongelukkige! Waar gaat gij des zondags heen? Waarom vervult gij thans uw plicht niet evenals vroeger? Waar zijt gij heden geweest? Het zal u niet baten het te ontkennen; men heeft u er in zien gaan." „Welnu, indien gij het weet, waartoe het mij dan gevraagd? Dan is het ook overbodig het u te zeggen." „Maar is het dan toch werkelijk zoo? Is het waar, dat gij naar de protestantsche synagoge gaat?" „Ja, mijnheer." „Maar dat zal en mag niet meer geschieden." „Waarom niet?" „Omdat gij u daardoor onherroepelijk in het verderf stort." Hierop wilde ik hem inlichten omtrent het geen ik aldaar gezien en gehoord had, maar hij verkeerde in zulk een woede, dat het niet mo gelijk was er een enkel woord tusschen te brengen. „Indien daaraan niet onmiddellijk een einde komt" zoo beet hij mij toe, „dan is het tusschen ons afgedaan; heden ben ik tot niets meer in staat; intusschen wensch ik u te her inneren aan het bijzijn van het lijk van mijn zoon, en tevens dat zijn ziel wellicht in groot lijden verkeert door uwe tegenwoordigheid alhier." „Gij verlangt dus dat ik thans heenga?" „Ja, wil mij dat genoegen doen, en kom dan Dinsdag terug, opdat wij de zaak verder be spreken." „Het is wel", antwoordde ik op mijn beurt eenigszins ontstemd, en mijn hoed opnemende, ging ik van daar, met een van verdriet ge broken hart. Neen, ik had niet gedacht dat die man zich dermate door zijn dweepzucht zou laten beheerschen. noch dat zoo spoedig aan mij bewaarheid zou worden, hetgeen ik dien zelfden dag in de godsdienstoefening had hooren verkondigen, dat men om Jezus Naam gehaat zou worden. Hoe vertroostend en bemoedigend was mij ook toen weder de toevlucht tot het gebed. Dinsdagochtend om elf uur, na te voren 's Heeren krachtige hulp te hebben ingeroepen, vervoegde ik mij bij mijn patroon, die mij ver zocht hem naar de fabriek te vergezellen om het werkvolk te betalen, hetgeen hij door het overlijden van zijn zoon een paar dagen had moeten uitstellen. Onderweg, en zoolang wij daar waren, bewaarde hij het stilzwijgen, maar op onzen terugtocht begon hij aldus: „Ik ver lang dat er weinig woorden tusschen ons ge wisseld worden, en indien wij niet meer voor elkander passen, dat wij dan ten minste goede vrienden blijven." Aangenaam verrasten mij die woorden, maar later werd de zin daarvan mij duidelijk. Mijn chef was een man van weinig kunde en ontwikkeling, en voorziende, dat hij mij wellicht nu en dan nog zou noodig hebben, wilde hij niet voor goed met mij breken. „Ook ik verlang niets liever.'' „Doch één ding meen ik van u te mogen vorderen, en dat is, dat gij niet meer naar de protestantsche kapel gaat." .Gaarne wil ik u in alle mogelijke dingen ter wille zijn, maar in dit ééne is het mij onmogelijk." „En dus werpt gij alles weg, zonder de ge volgen er van te berekenen „Ik heb over de gevolgen nagedacht." Wordt vervolgd), v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 2