VOOR ZANDVOORT EN 0E RDENHOUT No. 19 ZONDAG 7 SEPTEMBER 1913 2de Jaargang Graven. DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG abonnementsprijs Per Jaargang1.50 3 Maanden0-50 Afzonderlijke nummers005 REDACTIE: G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort. Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout. Adres voor de Administratie P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1 5 regels0 55 Elke regel meer„0.10 Dienstaanbiedingen 1 —5 regels 0 35 Elke regel meer,0 06 Bij abonnement extra korting Zondag 7 September 1913, Ned. Herv. Gemeente v.m. 10 uur: Ds. Klinkhamer Bredius. Emiritus-Predikant te Hilversum. Doopsbediening. Deutsch-Evangelischer Gottesdienst Zie „Mededeelingen". Begraaft mij bij mijne vaderen, in de spelonk, die is in den akker van Efron, den Hethiet. Aldaar hebben zij Abraham begraven, en Sara, zijne huisvrouw; daar hebben zij izaakbe graven, en Rebekka, zijne huisvrouw en daar heb ik Lea begraven. Genesis 49 296—31. Dit zijn de laatste woorden van Jacob. Zijn laatste wensch. Overgebracht te worden naar het land zijner vaderen, en daar bij de zijnen te rusten. En hoe wee moedig dat terugzien, dat eentonig, dat aldoor herhaald „begraven". „Daar hebben zij Abraham begraven en Sara begraven. Daar hebben zij Izaak begraven en Rebekka begraven. En daar heb ik Lea begraven". Allen daar op dien akker, in die spelonk. En daar, wel niet in die spe lonk zelf, maar toch in de nabijheid, rust ook Rachel. Alles begraven. En toch, er ligt in dit woord ook nog iets geheel anders dan weemoed. Er spreekt geloof uit. En groot, heel groot geloof. Geloof niet slechts aan zijn eigen voortleven in en na den dood, want waartoe anders die wensch om bij de zijnen te rusten Maar geloof bovenal aan wat zijn God hem gezegd en beloofd heeft. Een daaraan vasthouden en zich vastklemmen ook tegen alle zien en ervaren in. Voor het uitwendige heeft het er niets van, of er wel ooit iets van het door God hem toegezegde zal komen, dat zijn geslacht eenmaal naar Kanaan zal terugkeeren en dat land erfelijk zal bezitten. En toch, Jacob houdt er aan vasthet zal, het moet komen. Dat is zijn geloof. Is het niet of wij hier in zijn sterven nog eenmaal den zelfden Jacob voor en tegenover ons zien, die hij was in de ure, toen hij daar aan de beek Jabbok in den nacht worstelde met zijn God Datzelfde worstelen hier. datzelfde gelooven, datzelfde God vasthouden Ik laat U niet gaan, tenzij dat Gij mij zegent. Datzelfde, ja, maar hier in andere woorden Op Uwe zaligheid waclit ik, o Heer En dan, in dit geloof, in deze verzekerdheid legt hij zich neder. God zal het maken Zóó sterven is geen sterven. Aldaar hebben zij Abraham begraven, en Sara, zijne huis vrouw daar hebben zij Izaak begraven, en Rebekka, zijne huisvrouwen daar heb ik Lea begraven. Wie onzer, die niet ook zóó van graven weet te spreken Hoe ouder wij worden, hoe voller 't er van wordt. Dat weemoedig herinneren daar heb ik dezen begraven en ginds die begraven. De één na den ander, die van ons ging scheiden, die wij o zoo liefgehad hebben, die zoo veel, veel meer dan wij ooit onder woorden te brengen vermogen, voor ons geweest is. Och, 't kan in ons leven soms zoo stil worden. Oogenblikken, alserzijnkunnen.dat een gevoel van radelooze eenzaamheid op ons valt. Dagen, die meer spreken dan andere, dagen van in-droevig terug zien, die wij nooit, neen nooit zonder stil herdenken kunnen laten voorbijgaan. En dan is het wezenlijk niet zulk een groot wonder, wanneer wij soms iets van een verlangen in ons voelen opkomen, om ook zelf daar maar bij die graven te wezen, om ook zelf heen te gaan tot hen, die van ons heengegaan zijn. En 't zijn niet altijd enkel de graven in eigenlijken zin, die een mensch zoo kunnen doen wenschen, wenschen, die vaak als even zoo vele gebeden uit zijne ziel oprijzen. Ook de graven in oneigenlijken zin, waarvan ons leven gedurig al voller wordt, kunnen het wezen. Dat pijnlijk terugdenken daar heb ik dien droom begraven en daar dien wensch, die hoop, die verwachting. Hier dit, wat ik heb moeten opgeven. Ginds dat weer, wat ik in rook zag verdwijnen. En dan, niet waar, kan er zulk een groote moeheid over een mensch komen. Iets, wat hem eigenlijk losmaakt van alles, en wat ook hem onwillekeurig naar „heengaan" doet verlangen. En toch, vergissen wij ons niet. Nemen wij toch vooral niet voor geloof, wat met geloof niet in 't minst heeft te maken. Neen, niet dat verlangen om met wie wij van ons zagen heengaan weer vereenigd te wezen, al kan het soms nóg zoo sterk zijn. Niet ook dat weemoedig gevoel van zóó veel, wat anders kwam in ons leven als wij gehoopt hadden. Niet dit maakt het sterven licht en verzoent met den dood. Daar is heel wat anders en meer toe noodig. Niet dat wij kunnen zeggen daar heb ik dezen begraven en daar weer een ander begraven hier is dit mij ontvallen en ginds is dat mij ontvallen. Niet of wij ook nog zoo dikwijls met den dood om ons in aanraking geweest zijn. Maar wel of ook wij van een oogenblik weten, dat over alle verdere oogenblikken van ons leven, en dat eenmaal ook over de ure van ons sterven beslist, beslist over wie en wat wij voor God zijn. Of wij een oogenblik kennen, waarvan wij kunnen zeggen daar heb ik mijzelven begraven, toen ben ik zelf gestorven. Mijn oude leven. Mijn oude

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 1