Zondagsrust: een sociaal, ethisch en geestelijk belang voor heel het volk-
Mededeeïingen.
Zending.
FEUILLETON.
Met vijf zelfstandige naamwoorden, zoo naakt naast
elkander gezet, teekent Thomas a Kempis den gang-naar-
beneden in het kwade: eerst komt in de ziel de eenvoudige
gedachte, dan de sterke voorstelling, dan het welbehagen,
dan de booze begeerte, dan de bewilliging.
Ik weet dat de poort eng is en de weg nauw (Matth.
7: 14); ik weet ook dat „de rechtvaardige nauwelijks zalig
wordt" (1 Petr. 4 vs. 18). Maar in den Bijbel, waarin alles
staat, staat toch ook geschreven „o, alle gij dorstigen,
komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt
en eet, ja komt, koopt zonder, geld en zonder prijs wijn en
melk." (Jes. 55 1)
Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, om in het eerstvolgend
nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden
toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags.
Het Kiescollege heeft herkozen tot Ouderling de Heer
J. M. v. Brummelen en tot Diaken de Heer H. C. Voet.
In de bestaande Diaken-vacature werd benoemd de Heer
H. A. Klein.
Donderdagavond 1.1. werd bij mij een brief bezorgd,
waarin was ingesloten een billet van f 10.— met dit bij
schrift: „voor het armste zendingsgenootschap uit dank
baarheid tot God onzen Vader." Kort daarop bracht.ieniand
mij 1 gulden, 17 centen, 8 halve centen en 2 twee-en een-
halve centstukken, opgespaard voor de Nederlandsche
Zendingsvereeniging te Rotterdam. Nu heb ik aan dat adres
ook maar de bovengenoemde f 10.gezonden, wel wetende,
dat zij daar welkom zijn.
Woensdag 26 Nov. zal, 's morgens 11V» uur de Huwelijks
inzegening plaats hebben van Jan van der Werff cn Maria
Alberdina Johanna de Jager. En Donderdag, 27 Nov.,
eveneens om 111/2 uur van Pieter Willem Zwemmer en
Anna Paap.
De opbrengst van de extra-collecte, 1.1. Zondag voor de
Kerk gehouden, was f 20.80.
Mevrouw Posthumus Meyjes betuigt haar hartelijken dank
aan allen, die haar den 17den Nov. 1.1. van hunne belang
stelling deden blijken.
Mevrouw Posthumus Meyjes deelt hierbij mede dat zij,
ongerekend buitengewone omstandigheden, iedcren Woens
dagmiddag thuis is om bezoek te ontvangen.
Mej. T. v. d. Mije heeft het verzoek, om aan onze
Zondagsschool mede werkzaam te zijn, aangenomen.
Evangelisatie-arbeid. Zaterdag, 22 Nov., 's avonds 7'/2 uur,
Kindersamenkomst in „Ons Huis". Zondag, 23 Nov. 's avonds
7 uur, Openbare Samenkomst in „Ons Huis". Dinsdag 25
Nov 's avonds 7 uur, jongens-houtsnijklasse in „Ons Huis".
Woensdag 26 Nov. 's avonds ll/2 uur, voor meisjes en
jongens handwerk- en houtsnijklasse in „Ons Huis". Vrijdag,
28 Nov. 's avonds 7 uur voor jongens en meisjes, tecken-
en houtsnijcursus, 's avonds 8 uur, cursus Eerste Hulp bij
ongelukken in „Ons Huis".
De penningmeesteresse Mej. R. Gertenbach bericht in
dank de goede ontvangst van de volgende giften: Van den
heer K. f 1Mej. S. f2.50, voor het huur- en hulpfonds.
Van Mej. v. K. f2.— voor den houtsnijcursus.
Maandagavond om 8 uur wordt de Vrouwenkrans in
„Ons Huis" gehouden.
Een Koninklijke Boodschap.
In 1910 werd in Edinburg een g'roote internationale Zendingscon
ferentie gehouden, die rijk gezegend was en waaruit een Voortzettings-
Comitë geboren werd, uit gedelegeerden van verschillende landen
en protestantsche kerken bestaande, dat eenmaal per jaar zou samen
komen om belangrijke zendingsvraagstukken te bespreken en te
trachten meer eenheid en daardoor meer kracht in het zendingsprogram
en de zendingsmethoden te brengen.
Thans vergadert dit Voortzettings-Gomité der Wereld-Zendings
conferentie Edinburg 1910" in „Oud-Wassenaer" bij den Haag, waar
het Vrijdag, 14 dezer, zijn zittingen begon. De gedelegeerde voor
ons vaderland is Ds J. W. Gunning, de bekende zendingsdirector.
Voorzitter is Dr. John Mott uit Amerika, de man die in de laatste jaren
misschien meer dan iemand anders voor de Zending gewerkt heeft.
Twee en dertig leden zijn uit Europa, Amerika, Azië en Afrika
tegenwoordig. Een heerlijk beeld van een ware Evangelische Alliantie.
Na opening der vergadering op de gebruikelijke wijze, las Ds. Gunning,
ingevolge opdracht van H, M. de Koningin, het volgende begroetings
woord voor, dat door de leden staande werd aangehoord:
„Ik acht Mij gelukkig U een hartelijk welkom in Mijn land toe te
roepen. Ik wensch daarbij uit te spreken, dat Ik Mij geestverwant
gevoel van hen, die den verheven arbeid in Edinburg begonnen,
trachten voort te zetten.
„Ook in Nederland streven wij naar eenheid en samenwerking op
het gebied der Zending, en trachten wij andere volkeren, in hun ons
vreemde toestanden, liefdevol te verstaan als getrouwe discipelen
van Hem, die kwam om te dienen. Uw komst alhier en uw tegen
woordigheid op de Nederlandsche Zendingsconferentie beschouw Ik
als een verblijdend teeken, dat diegenen Mijner landgenooten, die de
Zending dienen, zullen volharden bij deze beginselen.
LAMMERT MELISZOON VAN
WESTZAAN.
In Januari 1574 rukte de overste de Chevreaux
met drieduizend Spaansche soldaten uit Am
sterdam Waterland binnen, met het doel de
schansen aldaar te bestormen, de dorpen plat
te branden, en den toren van Westzaan omver
te halen, die aan de Waterlanders en Zaankanters
tot uitkijk diende, wanneer zij hun strooptochten
op het Y tegen de Spanjaarden en de Amster-
damsche schepen ondernamen. Tot half Februari
kon Chevreaux niet veel uitrichten, wegens
den zachten en natten winter; toen begon het
echter hard te vriezen en spoedig waren de
Spanjaarden in de weer om over het ijs hun
slag te slaan, en eenige dorpen te overvallen
en te plunderen. Na te Wormer en elders hun
moord- en rooflust te hebben botgevierd,
rukten zij op Westzaan aan, waar Jonker Hen
drik van Broekhuizen, luitenant en zwager van
Sonoy, met twee vendels lag.
Op de tijding van het aanrukken der Span
jaarden, wilden de inwoners vluchten, maar de
overste verbood hun dit, op straffe van lijf en
goed, daar hij het dorp wel zou weten te be
schermen. Hij liet dan ook zijn manschappen
verzamelen enmarcheerde toen met stille
trom af, het dorp aan den vijand overlatende
Nu moesten de boeren in allerijl de vlucht
nemen, en ieder pakte zijn geld en andere
kostbaarheden bijeen. Lammert Meliszoon dacht
alleen aan zijn oude moeder; loopen kon zij
niet; hij nam dus een slede, zette haar daarop,
dekte haar met een paar warme dekens toe,
en voort ging het over het ijs, zoo snel hij
maar kon.
De Spanjaarden stormen intusschen het ver
iaten dorp binnen, steken de huizen in brand,
plunderen, en vervolgen daarna de vluchtelingen
om hun te ontrooven wat zij mochten hebben
medegevoerd.
Weldra hebben ook eenigen Lammert in het
oog gekregen zij vermoeden dat hij een geldkist
met zich voert, en roepen hem toe, dat zij hem
vermoorden zullen, indien hij zijn schat niet
gewillig overgeeft.
De ongelukkige vluchteling ziet den dood
voor oogen, doch de Spanjaards naderbij komen
de en ziende welken schat hij op de slede
medevoert, gaan verder, zonder hem of zijn
moeder iets te misdoen.
Was het, gelijk een kroniekschrijver van die
dagen meldt, „verwondering over sulcken vro
men daedt" en een gevoel van menschelijkheid
dat hen daartoe dreef, of eenvoudig de gedachte
om geen tijd te verliezen, maar aanstonds
anderen buit na te jagen Misschien wel
beiden. In elk geval, Lammert was gered; hij
vervolgde zijn tocht en bracht zijn moeder in
veiligheid binnen Hoorn.
Daar was ieder verbaasd en vol bewondering
voor den braven en dapperen zoon. Men ver
geleek hem met Eneas, die zijn ouden vader
op de schouders droeg en hem uit den brand
van Troje verloste
Lammert bleef te Hoorn wonen en later werd,
hem ter eere, zijn daad in een balk aan de
Westerpoort uitgehouwen, met het volgende
bijschrift
Doen dwinglandy don Slaat en Westzaan dodo zugten.
Bevrijd deen brave zoon sijn moodor van de doot,
Rn quam op dit vatsoen, vandaar tot hiertoe vlugten,
Soo blijft een ede! kint sijn oudera trou in noot.