VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 42
ZONDAG 15 FEBRUARI 1914
2de Jaargang.
Zonder geloof.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers005
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEVJES - Zandvoort.
Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1—5 regels0.55
Elke regel meer„0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35
Elke regel meer0 06
Bij abonnement extra korting
Zondag 15 Februari 1914, Ned. Herv. Gemeente
v.m. 10 uur: Ds. G. Posthumus Meyjes.
Zonder geloof is het onmogelijk Gode
te behagen. Hebreën 11 vs. 6n.
God kan alleen in hen die gelooven een welgevallen
hebben. Het geloof is dus niet enkel een kostbare gave,
die ons leven verrijkt en verheft, maar buiten welke wij
het desnoods toch nog wel stellen kunnen. Het geloof is
onmisbaar, noodiger dan het dagelijksch brood, levensvoor
waarde en dat is het, zoo waarachtig als er niets gaat
bóven Gods gunst. Het geloof is het ééne noodige.
Zóó wordt de waarde van het geloof in den tekst ge
taxeerd. Maar denkt iedereen er zóó over? Integendeel,
de menschen oordeelen in den regel heel anders.
Er zijn er die het geloof niet alleen een luxe-artikel
achten, maar die beweren dat het schadelijk is een be
lemmering een hinderpaal voor ware kennis en ontwikke
ling. Zij noemen het geloovig standpunt een laag standpunt.
In hun schatting zijn geloovige menschen achterlijke
menschen. Geloof is, volgens hen, bijgeloof.
Anderen gaan niet zóóver De voorstelling, volgens welke
de gouden eeuw voor de menschheid eerst zal aangebroken
zijn, wanneer zij met het geloof voor goed heeft afgerekend,
achten zij overdreven. Zij zeggen soms kan het geloof
iemand wel goede diensten bewijzen. Maar er zijn ook
gevallen dat wij het evengoed, of misschien nog beter,
zónder geloof kunnen doen. In ieder geval een mensch
heeft ook behoeften, waarin het geloof niet voorziet. Is het
niet veel erger om geen geld, geen goede gezondheid, geen
dak, geen werk, geen brood te hebben, dan geen geloof
Of, zoo wij het materieele ter zijde laten, gaat wetenschap
en kunst en deugd niet bóven geloof? Kan niet ook een
óngeloovige allerlei schoone eigenschappen bezitten eerlijk
heid, trouw, karaktervastheid, liefde, arbeidzaamheid Kan
ook hij niet een sieraad der maatschappij, een voortreffelijk
burger, een uitnemend geleerde, een goed mensch zijn
Maar waartoe dan vol te houden dat het geloof datgene is,
wat een mensch het eerst en het meest behoeft
Vreemd genoeg zijn tal van „geloovigenhet met deze
zienswijze eens: dat er dingen zijn die het geloof in waarde
overtreffen. Niet dat zij dit zoo ronduit zeggen. Neen, hun
theorie is het geloof is het allerbeste. Maar aan hun levens-
praktijk zou men zulks niet zeggen. Hoe anders zouden
zij zoo recht-öngeloovig kunnen spreken en doen Krijgt
men inderdaad den indruk dat het geloof is der geloovigen
zaligst goed
De schrijver van den Hebreër-brief stelt de absolute
onmisbaarheid van het geloof op treffende wijze in het
licht. Hij zegtzónder geloof is het onmogelijk Gode te
behagen. En dus stelt hij het niet als iets onverschilligs
voor den mensch voor hoe God over hem denkt, met welk
oog Hij ons aanziet, hoe Hij ons beoordeelt. Daaraan is
niet iets of veel of bijna alles daaraan is alles, absoluut
alles gelegen Dit wordt, helaas al te veel vergeten. Voor
velen is er maar één behagen, waaraan zij veel gewicht
achten het zelfbehagen. Daarom geven zij niets om het
geloof, ja zij willen er niets van weten. Want zónder geloof
gaat het behagen van zichzélf juist heel gemakkelijk.
Geloof is voor het zelfbehagen de dood. Anderen zijn er
vóór alles op uit om de menschen te behagen. Wie dit tot
doel van zijn streven stelt, moet natuurlijk het geloof geen
goed hart toedragen. Want het geloof zegt „men moet
Gode méér gehoorzamen dan de menschen". En: „wie een
vriend der wereld wil zijn. wordt een vijand van God gesteld
Wij moeten kiezen Het is niet „en en", én iemand
zijn die de menschen behaagt, én tevens iemand die Gode
behaagt. Maar het is „óf - óf". Een van tweëen óf de
menschen behagen, óf Gode behagen. Rechts óf links. Voor
óf tegen. Ja óf neen.
Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Laat
ons toch met deze zekerheid vollen ernst maken en dus
niet, in de plaats van Gods voorwaarde, andere eigen
schappen en kenmerken laten gelden, door de menschen
bedacht.
Wat hebben de menschen al niet verzonnen om het
geloof, dat God zoekt, het éenige dat Hij zoekt, te ver
vangen Maar God laat zich niet bedriegen. Het geloof,
dat voor Hém alleen als „geloof geldt, is het geloof des
harten de daad, de hoogste daad, die een mensch ooit
doen kan de daad van zijn overgave aan God van zijn
onbeperkt vertrouwen in Hem.
Wie dit geloof mist, hij zij zoo orthodox of zoo modern
als hij wil, hij kan Gode niet behagen.
Wie dit geloof heeft, zélf heeft, écht hééft, hij zij dan
overigens nóg zoo n ketter, God ziet in gunst op hem neder
en schenkt hem den eerenaam kind van Gods welbehagen.
P. M.
„Vergunning' en „Verboden Toegang"
lk ben eens in den zomer
De badplaats doorgegaan
En zag daar 't woord „Vergunning"
Op meen'gen deurpost staan.