Een open windei op Zondageen monument van Christus' nederlaag. Uit de Gemeente. Mededeelingen. FEUILLETON. Het uur vervliegt en de minuut is sneller dan uw gedachte. Het oogenblik dat gij thans bezit, behoort u reeds niet meer, en het aanstaande is al weder voorbij. Denk daarom niet over tijdverdrijf, de tijd verdrijft u. Herm. de Ridder. Er is geen grooter schade voor de Christenheid dan deze dat men de kinderen verwaarloost; wie dus iets voor het Christendom doen wil, moet met de kinderen beginnen. Luther. Tegen God is niet erger, dan zonder God. Ver van God of nabij God, ziedaar het eenige onderscheid en de wet van ons leven. Bonus. Een leelijke trek. 't Is een trek in de meesten der menschen, Die onedel en laf is en naar, Dat ze veel liever laken dan prijzen, En niet prijzen, of t is met een: maar Laurillard. Wanklanken in de Kerk. Op een bepaald soort wanklanken heb ik hier het oog'. Er zijn vele soorten. Als de organist slecht speelt; als de gemeente valsch zingtals de laatkomers stommelen en schuifelen als de kerkgangers babbelen vóór de dienst begint of wanneer een gezang wordt opge geven; als er een cent in het zakje valt uit de hand van iemand die Jesaja 60 17a zoo parodieert: „voor goud zal ik zilver brengen en voor zilver zal ik koper brengen" dan vullen wanklanken het heiligdom. Maar ik denk nu aan een ander soort wanklankenaan dezulken, die door de muzikant-kerkgangers worden voortgebracht, als zij hoesten, hunne neuzen snuiten en allerlei keelgeluiden doen liooren. Zoo'n concert is afschuwelijk. Op al die „oempa's" moest de Kerke lijke Tucht worden toegepast. „Ik moét hoesten", zegt men. Maar moét gij inderdaad altijd hoesten, als gij hoest? Moet gij heusch hoesten, zooals gij hoest? Zóó hard? Zóó opvallend? Kunt gij die wanklanken althans niet een weinig temperen door uw zakdoek voor uw mond te houden, als gij hoest? Zou het nemen van een dropje of pastille uw kriebel- hoest niet doen bedaren? Zoudt gij, als gij aan het hoesten zijt, niet beter doen ergens achter in de kerk te gaan zitten of thuis te blijven? „Ik moét mijn neus snuiten", zegt men. Maar moét gij dat inder daad altijd doen, als gij het doet? Hebt gij nooit opgemerkt, dat na het voor- en nagebed een algemeen neuzengesnuit ontstaat, zonder dat zulks in bijzondere aandoening zijn oorzaak vindt? Zou dat wel iets anders zijn dan een dwaze, stilzwijgende afspraak, waaraan men zich uit gewoonte houdt? Moét gij uw neus heusch snuiten, zooals gij het doet? Als coeterdet gij op een misthoorn, als bliest gij op een trompet? „Ik moét mijn keel schrapen", zegt men. Dat moet gij zeker als gij uw neus ophaalt. Maar is dat welvoegelijk Mag dat in de Kerk? Durft iemand het betamelijk te noemen in het Bede-huis zulke geluiden voort te brengen, als een sjouwerman dat doet op straat Al deze wanklanken ziju in de hoogste mate hinderlijk. Hinderlijk voor den Prediker, die daardoor wordt afgeleid en in de war ge bracht. Maar ook heel hinderlijk voor de rustige, aandachtig-luisterende hoorders. Dat gehoest en gesnuit en keelgeschraap maakt dat zij telkens den Prediker niet verstaan kunnenvoortdurend wordt de prediking geïnterrumpeerdde stichting raakt wegde noodige stilte ontbreekt. Het is soms, hier in Zandvoort èn elders, een leven als een oordeel. En nu sprak ik nog niet eens van het onsmakelijke, het onhygiënische, het misselijk-makende van al die wanklanken De liefde doet den naaste geeu kwaad. Ook uit naasten-liefde moeten al die kerkmuzikanten hun bazuinen opbergen. De „Prediker" (Hfst. 4 17) vermaant: „Bewaar uwen voetalsgij ten Huize Gods ingaat!" Een praktische toepassing van deze les is: laatkomers, te laatkomerszorgt dat gij vroeger zijt en dus de aan wezigen niet hindert door uw binnenloopen Maarniet alleen uw voet hebt gij, ten Huize Gods ingaande en daar vertoevende, te bewaren. Oók uw mondóók uw neus\ óók uw keel\ Zou het niet goed zijn als de Kerkgangers in hun stil gebed vóór het begin van den Dienst ook déze bede invlochten voor zichzélf en voor de anderen: om een wacht voor hun mond en om het be hoeden van de deur hunner lippen? (Ps. 141, vs. 3). Als zij dan maar ernst maken met dit gebed Dat doen zij alleen, als zij zichzélf door den Heer op post laten zetten voor hun mond èn neus èn keel; en dan zorgen dat er niets uit die deuren komt, wat er in de Kerk niet uit komen mag. Mededeelingen, vragen, berichten enz moeten, om in het eerstvolgend nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags. Zondag, 22 Febr., wordt de maandelijksclie extra-collecte voor de Kerk gehouden. Door den Penningmeester der Twee Augustus-Vereeniging werd mij f30.toegezonden, bestemd voor onzeDiakonie en Wijkverpleging, zijnde dit bedrag het '/5 gedeelte van de door bovengenoemde Vereenigirig gereserveerde som voor philanthropische doeleinden. Het spreekt wel vanzelf dat ik hier met dankbare blijdschap van deze gift melding maak. Ingekomen met attestatie uit A'dantBarbara Baan. De gevonden bijbel of dat staat in mijn boek ook. Het volgende verhaal is ontleend aan een serie schetsen, getiteld: „De kracht van het Evangelie in een roomsch land", door Ds. H. van den Brink, die vele jaren in België arbeidde en in dat aardige boekje veel merkwaardigs uit zijn ambtelijk leven van die dagen mededeelt. De bij mij welbekende en hooggeachte schrijver gaf mij vriendelijk toestemining 0111 de lezers van den „Zondagsbode" met het een en ander uit zijn, thans uitverkochte werkje het kwam in 1893 uit te doen kennis maken. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat er telkens personen in onze samenkomsten werden opgemerkt, die men te voren niet zag en die zich dan ook meestal terstond deden kennen als vreemdelingen, die nooit een kerk zonder beelden, enz. hadden gezien. Zoo gebeurde het ook eens, dat er een man was, aan wiens kleeding het was te zien, dat hij geen inwoner van de stad kon zijn. Hij luisterde met onverdeelde aandacht. Nu eeus zag men een paar dikke tranen in zijn oogen parelen, dan weder een blijden lach om zijn mond spelen of ook zag men zijn lippen bewegen als wilde hij spreken, wat mij deed vreezen, dat hij een weinig krankzinnig was en er veel kans bestoud voor stoornis. Gelukig zweeg hij tot het einde en riep toen met krach tige stem „Dat staat in mijn boek ook!" „Wat staat in uw boek?" vroeg ik hem. „Wel, dat het Evangelie een kracht is tot zaligheid, en dat is waar, want dat hebben wij ondervonden." Ik preekte dien m orgen over den tekst„Het Evangelie is een kracht Gods tot Zaligheid, een iegelijk die gelooft." „Wat hebt gd voor een boek?" „Een Biblia". „Hoe komt gij aan dat boek?" „Wij hebben het gevonden in het kieken kot (kippenhok). „Hoe kwam het daar?" „Onze voorouders hadden het daar wegge stopt en wij hebben het daar gevonden toen vader nog leefde." „Hoe weet gij dat uw voorouders dat deden?" „Dat stond er op een briefke in." „Wilt gij ons wel vertellen, wat gij van die blia weet en hoe gij die hebt gevonden „O jawel, als men zoolang tijd heeft". „Wij hebben al den tijd: vertel ons alles wat gij u herinnert". Nu schaarden de hoorders zich om den onbeken ien man, die ons het volgende mede deelde „Lang reeds had vader gezegd, wanneer de oogst binnen is", zoo begon hij, „zullen wij eens een nieuw kippenhok maken. Wij kunnen daar een regenachtigen dag voor nemen, daar het in de schuur is. Mijn oudste broer groef een gat voor een paal, waaraan het bevestigd zou worden. Al gravende vond hij een groot pak kleeren, waar dikke touwen omgebonden waren. Allen dachten wij, dat er geld of andere voorwerpen van waarde in konden zijn. Het openen kostte geen moeite, daar alles in den grond verteerd was. Er kwam een boek uit, dat oc k reeds begon te verteren. Bij'het openen vonden wij een stuk papier, waarop de namen van onze voorouders stonden met de volgende woorden„wij leggen hier het Woord van God neer, dat ons zoo dikwijls heeft vertroost in onze vervolgingen. Nu vreezen wij den dood en daar wij bang zijn, dat zij ook dit boek zullen verbranden, leggen wij 't hier neder met de bede: O God, geef het onzen kinderen weer, opdat zij zoo gelukkig mogen zijn, als wij." (Wordt vervolgd) v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 2