PAASCHBRO Fa. Henri J.Carels levert t fijnst Allerlei- Dankbetuiging. ceremonieele voorschriften. Hij kon zijn verbazing niet verbergen en riep hen afzonderlijk, terwijl hij hun vroeg „Zeg, vrienden als jullie niet gelooft in een leveu na dit leven, waarom legt gij dien doode dan met zooveel zorg in zijn graf'? Waarom de oogen opengedaan, het aangezicht naar Mekka gekeerd, en waarom fluistert gij hem wat in het oor? De dooden bestaan immers toch niet meer?" Daarop kon niet veel worden geantwoord. Er volgde toen voor Madrai een tijd van angstig vragen, van gretig zoeken, maar ook van voortdurend teleurgesteld worden. Hij trok van den eenen goeroe naar den andere, hij strekte zich nu eens gretig naar dit en dan weer naar wat anders uit. Telkens hoopte hij weer het gevonden te hebben, doch telkens voelde hij het zich ook weer ontzinken. Hij was als een scheepje zonder anker, dat telkens werd gestooten tegen de palen aan den oever. Hij was als een blad op het water, dat op en neer dobbert, heen en weer gedreven wordt, maar geen stuur heeft. Hij was als een drenkeling, die grijpend de handen om zich heen slaat en die zelfs van stroohalmen nog redding vraagt. Hij was nu eens ongeloovig, dan weer geloovig, nu weer overgeloovig en dan een geestdrijver, en dan kwam hij aan het volgende station weer bij het ongeloof aan. En zoo ging het niet alleen hem, maar ook zijn vrouw, zijn zoon en nog een kennis van hem. Waren zij de lianen, hij was de stam, waaraan zij zich hechtten en waarlangs zij zich naar boven werkten. Hij was hun leermeester en leidsman. Met groot vertrouwen op zijn vroomheid hechtten zij zich aan hem vast; met grooten eerbied zagen zij tegen hem op. Zij gingen hem na op het drassige pad van on- en bijgeloof, en volgden hem op zijn weg van zoeken, vinden en weer verliezen. Het was als hadden zij met hem een compagnonschap van ellende gesloten. En zoo doorworstelden zij jaren en nog eens jaren. Overal zochten zij naar de parel van groote waarde; bij het zien van elk stukje glinsterend glas meen den zij haar gevonden te hebben, maar bij een proef werden zij altijd weer en altijd maar weer teleurgesteld. Ongeveer een half jaar geleden kwam daarin echter verandering. Terwijl vele inlanders bijeen waren en men sprak over verschillende opvattingen van leven na dit leven, kwam ook het Christendom ter sprake. Sommigen hadden iets van dat Christendom gehoord en vertelden, wat zij er van wisten. Dat was echter niet veel en bovendien zoo verdraaid, dat het weinig op het Christendom des bijbels geleek. De leer van het Christendom bestond uit drie dingen.: a. Wie Christen werd, kreeg van de Zending een levens lange toelage om in zijn onderhoud te voorzien. b. Wie Christen werd, moest bereid zijn om zich door den zendeling soldaat van het Nederlandsche leger te laten maken. c. Wie Christen was geweest, diens ziel zou na den dood als een wolkje drijven boven een oceaan van geluk zaligheid in een dampkring van tevredenheid. Wordt vervolgd, v. L. DE OUDE PONTO. Voor kinderen.) Op zekeren dag wandelde ik langs een der buitenwallen Verzameld door C. B. van Parijs, toen mijn oog viel op een man. die met een grooten hond aan een ketting kwam aanloopen. Het arme dier volgde hem zoo druipstaartend en treurig, alsof hij wist wat hem wachtte. „Wat gaat gij met dien hond doen vraagde ik. „Verdrinken mijnheer, hij wordt te oud, ik kan hem niet langer houden, het spijt mij genoeg, maar het kan niet anders." De hond keek zijn meester smeekend aan, en begon een zacht huilend geluid te maken, dat mij verwonderdezou het dier hem wezenlijk verstaan hebben „Kom", zeide ik, „denk er nog eens over; het is een goede hond ge weest in zijn tijd verdrinken is een harde dood voor een dier dat zwemmen kan." „Neen", zeide de man, „het wordt tijd, dat ik hem weg doe, hij dient nergens meer toe, hij is te oud." Onderwijl was de man dichtbij een klein bootje ge komen hij maakte dit los en tilde den hond daarin daarna stapte hij er zelf in en roeide van den wal af. Toen hij een goed eind ver was gekomen, bij een plek waar hij begreep dat het water diep genoeg was, lokte hij het dier naar zich toe en kantelde het over boord. De hond zonk door dien onverwachten val en bleef eenige oogenblikken onder water; toen kwam hij boven en ging krachtig aan het zwemmen, recht op het aftrekkend bootje aan. Men zou niet gezegd hebben, dat hij te oud was om in het leven te blijven, zoo vlug werkte hij zich voort. De onbarmhartige meester poogde hem met de roei spanen af te weren maar het hielp nietsweldra kwam hij vlak bij het schuitje. Toen richtte de man zich in drift overeind, nam een spaan in beide handen en wilde den hond hiermede een hevigen slag gevenmaar ziet, hij verloor zijn evenwicht en stortte voorover in het water. Hij kon niet zwemmen en plofte met een doffen gil in de diepte. Maar daar snelde Ponto naar de plaats waar hij verdwenen washet trouwe dier dook onder water, en kwam weldra boven met den kraag van zijn meester in den bekhij zwom een goed eind met zijn zwaren last voort, het hoofd van den man boven water houdende. Een boot kwam het uitgeputte dier tegemoet. De man werd ongedeerd aan wal gebracht, tegelijk met zijn onbruikbaren houd. Toen het lieve dier hem de handen begon te likken en kwispelstaartend om hem heen liep, keek de man mij beschaamd aan en veegde een traan weg. „Wel", zeide ik, dat goede dier schijnt meer te kunnen dan gij wel dacht; gij moest hem nu maar verkoopen." „Neen, mijnheer!" zeide hij, „dat zou te erg zijn, nu zou ik hem voor geen geld willen missen. Ik wilde hem het leven benemen en hij redde het mijne. Neen, goede, trouwe Ponto, uw meester zal u niet slecht meer behandelen en gij zult een goeden ouden dag bij mij hebben. Als hij mij niet gegrepen had, zou ik nu reeds voor Gods rechter stoel hebben gestaan en Hij alleen weet hoe weinig ik daarop gerekend had o, hoe zal ik nu mijn tijd gebruiken om hem beter te leeren kennen." Maakt die hond ons niet beschaamd? Hoe spoedig is ons hart bitter gestemd, als men ons onvriendelijk behandelt en hoe was het trouwe dier dadelijk gereed zijn onbarm- hartigen meester te redden ADVERTENTIE N, E. BOS en M. BOS-paap geven met blijdschap kennis van de geboorte van hunnen Zoon WILLEM. Zandvoort, 18 Maart 1914. Onderwijzer vraagt kamer met pension. Brieven met prijsopg. Bureau van dit blad, lett. Q Langs dezen weg betuig ik mijnen op rechten dank aan den WelEd. Zeergel. Heer Dr. F. de STOPPELAAR en Zuster DINA, voor de liefderijke zorg, onder vonden tijdens de ziekte en bij het over lijden van mijnen geliefden Echtgenoot. Wed. A. v. N1EUWENHU1ZEN Heijne. Zandvoort, 28 Maart 1914.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 5