Paasch-Zondag DE
om uit te gaan
uit het zondengraf.
Uit de Gemeente.
FEUILLETON.
Lidmaten-bevestiging.
Donderdag, 2 April, had des avonds, in tegenwoordigheid van den
voltalligen Kerkeraad, de „Aanneming" plaats der 44 Jongens en
Meisjes, die Belijdenis des geloofs wenschten af te leggen. Om de
ruimte én tot verhooging der plechtigheid werd de Vergadering in
de Kerk gehouden. Het samenzijn werd geopend met gebed en het
gemeenschappelijk zingen van Gezang 3 vs. 3. Toen was het woord
aan Mejuffrouw Bienfait, die haar leerlingen gelegenheid gaf om te
toonen dat zij op de kaart van Palestina vlug wisten aan te wijzen
de plaatsen, rivieren, bergen, dalen en vlakten, welke aardrijkskundige
bekwaamheid dienstbaar bleek gemaakt te zijn aan de kennis van
allerlei bijzonderheden uit de wonderschoone verhalen van het Oude
en Nieuwe Testament. Daarna ondervroeg de Predikant-zelf de a.s.
nieuwe leden over de geloofsleer, naar aanleiding der 12 geloofs
artikelen. Na een Pauze, waarin mevrouw P. M. de aanwezigen in
de consistoriekamer onthaalde op eenige versnaperingen, werd het
onderzoek voortgezet en omstreeks half 10 beëindigd met een toe
spraak van den Predikant, waarin hij zijn tevredenheid betuigde
over den betoonden ijver der leerlingen en er nog eens den nadruk
op legde dat de „Aanneming" volgt op het geleverde bewijs dat
men met vrucht het godsdienstonderwijs heeft gevolgd, terwijl de
„Bevestiging" de voornaamste handeling is, geschiedende déze na
de Openbare Belijdenis des geloofs, waardoor men toegang ontvangt
tot het H. Avondmaal. Hierop werd aan alle nieuwe leden hoofd
voor hoofd gevraagd of zij bereid waren op de gebruikelijke Be
lijdenisvragen bevestigend te antwoorden Met 't zingen van Gezang
99 vs. 3, door Mevrouw P. M. op het orgel begeleid, werd de. Aan
neming", die een plechtig en tevens blij karakter droeg, besloten.
Bij monde van een der Meisjes werd den Predikant een prachtig
geschenk aangeboden: een vulhaard voor zijn studeerkamer, terwijl
Mej. Bienfait, uit dank voor haar onderwijs, de op linnen opgeplakte
en geverniste, aan rollen bevestigde, Schoolkaart van Palestina,
bewerkt door de H.H. Bleeker en Marwitz, ontving. Het overhandigen
van beide waardevolle souvenirs ging gepaard met een vriendelijke
en hartelijke toespraak, waaruit opnieuw duidelijk bleek welk een
goede verstandhouding er voortdurend geweest is tusschen degenen
die het onderwijs gaven èn die het ontvingen; een feit dat ook voor
de toekomst niet weinig belooft.
Palmzondag, 5 April, had de „Bevestiging" plaats. De Kerk was
geheel gevuld. Indrukwekkend was het oogenblik toen de Gemeente
staande Psalm 134 vs. 2 en 3 aanhief en de nieuwe leden, vóóraf
gegaan door hun Predikant en gevolgd door den geheelen Kerke
raad, binnentraden. Toen allen gezeten waren, werd voorgelezen
I Timotheus 6 vs. 12—16, waarna de Voorganger een inleidend woord
sprak, waarin hij gewaagde van de blijdschap die allen vervulde,
een blijdschap die echter niet ongemengd kon zijn, daar velen bij
een gelegenheid als deze terugdenken aan hun jeugd, toen zij zelf
gereed stonden hun belijdenis af te leggen in het midden der Ge
meente. Sedert is er zooveel veranderd. Menigeen, toén jong en
krachtig als wij, is ons door den dood ontnomen. Anderen hebben
wij uit het oog verloren. Velen kregen de tegenwoordige wereld
wederom lief. En wijzèlf? Wie kan zonder diepe schaamte terug
denken aan zijn afgelegden eed van trouw? Toén richtte de
spreker zich tot de nieuwe leden, verklarende hun nogmaals te willen
herinneren aan hun roeping als geloovigen, zooals die door Paulus
omschreven is in zijn viervoudige vermaning, (i Cor. 16 vs. 13)
„Waakt, staat in het geloof, houdt U mannelijk, zijt sterk." Na het
gebed, zong de gemeente Gezang 99 vs. 5 en 6, waarna beurtelings
iedere vermaning van den tekst naar voren werd gebracht.
„Waakt 1" Dat is een geenszins overbodige opwekking. De
geschiedenis der „onbewaakte oogenblikken" is zulk een droevige
en aan iedereen bekende geschiedenis. Toen de bruidegom vertoefde
te komen, vielen niet alleen de dwaze, maar ook de wijze maagden
in slaap. Waken is een inspannend werk. Die waakt, is in de hoogste
mate actief, altijd klaar om naderend gevaar op te letten én te
weerstaan Juist als de schildwacht met het bewaken der legerplaats
belast. Maar, is waken afmattend, het is dringend noodig, want wij
zijn allen ieder oogenblik in levensgevaar. De duivel gaat rond als
eeH brieschende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden.
En hij hult zich in de gedaante van een Engel des lichts om zijn
prooi onverhoeds op het lijf te vallen. De wereld lokt en vleit en
omstrikt ons, terwijl zij ons in slaap zingt met haar sluimerlied
vrede, vrede en geen gevaar 1 Maar het gevaarlijkste gevaar dreigt
van den kant van het eigen hart, dat heult met den zielenverderver.
Waar wij-zelf zijn, is onze grootste vijand. Daarom waaktNiemand
meene dat de droeve geschiedenis van zooveel ontrouwe belijders
niet zijn eigen geschiedenis zal kunnen worden. Die den Heer
verloochenden, hebben vroeger zélf niet gedacht dat zij ooit zoo diep
zouden vallen. Zij meenden het even oprecht. Maar: ze verzuimden
te waken. Of ze hebben zich bedrogen door de valsche overlegging
dat zij veilig waren omdat God hen immers bewaakte. Alsof God
dat anders deed dan in den weg der middelenAlleen de wakende
wordt door Hem bewaakt. Waakt dan en, om het te kunnen doen
en te kunnen volhouden, - bidt!
„Staat in het geloof!" Een schijnbaar lichte eisch. Toch: staan
is een kunst. Een kind kan eerder alleen loopen dan alleen staan.
Staan moeten wij leeren, en we leeren het ten koste van veel moeite
en pijn. Staan in het geloof is heldenwerk. Het veronderstelt het
hebben van persoonlijk geloof. Niemand kan, ook in het geestelijke,
staan op de beenen van een ander. Zélf moeten wij gelooven. En
danpal staan. Er is geen ander stand-punt dan dat des geloofs.
Er is geen ander onbewegelijk koninkrijk, dan het koninkrijk Gods.
Maar om te kunnen „staan" en, alles verricht hebbende, staande te
blijvendient weerstand te worden geboden aan alles wat ons poogt
aan het wankelen te brengen. Ongeloovigen doen het door hun
spot, maar vooral door hun deugdzaam leven, dat den indruk wekt
als was het geloof overbodig tot overwinning van de zonde. De
twijfel van het eigen hart doet het. Is er wel een God Is de ge
schiedenis van den Zaligmaker wel geschiedenis? Maar het grootste
gevaar dreigt van de zijde der .geloovigen", wier levens-theorie in
flagranten strijd is met hun levens-praktijk. Die zelf zalig zitten te
zuchten of languit liggen te luieren in het geloof, terwijl ze óns het
staan aanprijzen O, welk eene ontdekking: dat iemand een trouw
kerkganger kan zijn en tóch een onbetrouwbaar mensch Hoe groot is
het percentage gespuis onder ras-echte orthodoxen Die ervaring
heeft menigeen afkeerig gemaakt van het geloof. Voorwaar, er
behoort in onze dagen niet weinig toe om te zijn een christen van
sta-vast. En tochalleen wie volharden zal tot het einde, die zal
zalig worden. De kroon des levens is enkel voor hen die getrouw
zijn tot in den doodDaaromniet steunen op eigen kracht. Niets
van zichzelf verwachtenAlleen vertrouwen op de macht Zijner
sterkte. Wie daartoe bereid is, verbinde zich tot den dienst van den
God der Krachten
De gevonden bijbel
of dat staat in mijn boek ook.
(S1 o t.)
Het behoeft niet gezegd te worden, dat wij
Pieter menigmaal terug zagen. Ook ik bezocht
hem gaarne, en hoorde hem een of andere ge
schiedenis uit zijn leven van strijd verhalen,
want de lezer zal wel begrijpen, dat hij heel
wat ervaring opdeed. Het gebeurde, dat de
dorpspriester alles, wat denkbaar was, beproef
de om dat gezin te bekeeren, en het met aller
lei bewijzen van toegenegenheid overlaadde
maar dan volgde gewoonlijk weder een tijd
van tegenovergestelde pogingen.
Het was den priester niet onbekend gebleven,
dat de Bijbel de oorzaak van alles wasdus
werd het ongeloofelijke gedaan om dien Bijbel
te krijgenmaar nooit liet hij den pastoor toe
te onderzoeken, of het er een was met appro-
batiën.
Bij gelegenheid van een mijner bezoeken
kwam een man, die mij zag gaan en scheen te
begrijpen dat ik Pieter van tijd tot tijd bezocht,
in vollen draf naar mij toeloopen in een wei
land, met een hakmes in de hand, roepende
„Hei! Hei!" Ik kan niet zeggen, dat ik bij
dit gezicht geheel onbevreesd was, en hield
mij een geruimen tijd alsof ik het niet opmerkte.
Weldra had hij mij ingehaald en er was nog
slechts een kleine sloot tusschen ons beiden.
„Mijnheer!" sprak hij toen, „gaat gij naar
Pieter en Maria?"
„Ja, mijn vriend! waarom vraagt gij dat?"
„Ik heb ook wel eens in dat boek gelezen,"
was zijn antwoord, „wat is dat toch een heer
lijk boek! Ik hoor, dat er nog meer zulke boeken
zijn zou ik er ook een kunnen krijgen „Ge
wis," zeide ik, „gij kunt er ook een koopen,
en het zal niet lang duren, of er komt hier een
colporteur met zulke boeken. Gij kunt, om
zeker te zijn, aan Pieter bestellen dat hij er een
voor je koopt „Dank je wel, mijnheer I" hernam
hij, „ik wilde je dat maar vragen- Doe de
groeten aan Pieter en Maria, van Kodan weten
zij 't wel. Dag mijnheer!" Hierop keerde hij
weder terug.
Bij een van de bezoeken, die Pieter mij bracht,
had hij zijne Biblia in een doek geknoopt bij
zich, en legde die van zijn omhulsel ontbloot,
op de tafel. Weldra stond mijn gezin rondom
het wonderboek, dat was gebleken te zijn een
boek, waarin God tot de menschen spreekt, een
zaad der wedergeboorte. De man die er bij
stond was daarvan het bewijs.
„Dat vind ik vriendelijk van je, Pieter 1" zeide
ik. „dat ge mijn vrouw en kinderen ook uw
Biblia eens laat zien." „Ik wilde hem hier
laten en inruilen tegen een andere," gaf hij ten
antwoord. „Dat zou ik je sterk afraden," voerde
ik hem tegemoet, „gij moet je Biblia houden
en er van den colporteur een andere bij koopen,
want dat boek heeft voor uw gezin een betee-
kenis die groot is." „Voor mij is een Biblia,
zooals gij gebruikt, beter," hervatte hij. „Ik
bedoel een Bijbel met couranten-letters, die ik
gemakkelijk lees. en of die nu in den grond
gezeten heeft of niet, hij is daarom niet minder
goed. Als gij mij een Biblia met couranten-
letters geeft, krijgt gij de mijne." Daar praten
niet hielp, spraken wij af, nadat ik hem den
verlangden Bijbel gegeven had, dat hij te allen
tijde den gevonden Bijbel kon terug krijgen,
wat hij echter nooit heeft gevraagd, waardoor
hij in mijn bezit is gebleven en nu mijn eigen
dom is. v. L.
(Uit ,De kracht van het Evangelie in een
roomsch land" door Ds. H. van den Brink.)