VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 52
ZONDAG 26 APRIL 1914
2de Jaargang.
De troost van Christus' Opstanding.
Voor eiken dag.
Bijgestaan en bekrachtigd.
ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers0.05
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort-
Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout-
Adres voor de Administratie
P SA AF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
ZANDVOORT - TELEFOON No. 27
Advertentiën 1—5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0-35
Elke regel meer006
Bij abonnement extra korting
Zondag 26 April 1914, Ned. Herv. Gemeente:
v.m. 10 uur: Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
(Extra-collecte voor de Kerk.)
Maar nu, Christus is opgewekt uit de dooden.
I COR. 15 20a.
Wat zou het voor ons wezen, te moeten zitten tegenover
Christus gesloten graf? Dan was niemand ooit weèrgekeerd
uit de dooden. Dan hadden wij als grond voor ons geloof
aan een eeuwig leven niets anders aan te voeren dan die
weifelende hoop der onsterfelijkheid, die met zooveel
onwaarschijnlijks en tegenstrijdigs in ons en rondom ons te
worstelen heeft. Dan werd de schaduw des doods breeder
en zwarter met iedere begrafenis; dan sloeg de engel der
vernietiging de vale vlerken wijder uit bij elke stervenssponde;
dan sloeg de dood bij elke lijkbaar een bloesem af onzer
hope. Letten wij er toch op, hoe het geloof aan een
persoonlijk voortbestaan, aan een eeuwig leven gaandeweg
flauwer wordt bij hen, die de lichamelijke opstanding van
Jezus Christus loochenen. Wat wordt het dan bezwaarlijk
te wandelen op een doodenakker, waar alle graven zwijgen,
en enkel de vernietiging haar scepter zwaait. Tegenover
's Heeren nog altijd gesloten graf te moeten zitten, het doet
ons met den Prediker uitroepenEenerlei wedervaart den
mensch en den dieren; 1 ijdelheid der ijdelheden, het is
alles ijdelheid! Wel kan hen, die treuren, de flauwe, de
schemerende hoop opbeuren, dat hun dooden leven, maar
wat er van hen is, wie zal het zeggen
Hoe geheel anders wordt het, als wij, zittende tegenover
het graf, denken mogen aan den morgen der opstanding.
Dan is het vertroostend, om te toeven in Jozefs stillen hof
en op iederen Godsakker; ook voor hen, die in den Heer
ontsliepen, is de eeuwige Sabbath aangebroken, en hun
rustdag neigt niet ten einde. Voor hen is het begraven
worden gelijk het dat was voor den Heer: een ter ruste
gebracht worden om te ontwaken in heerlijkheidwant naar
de roerend schoone uitdrukking van Ursinus zijn dan onze
graven „niet meer graven, maar slaapkameren, waarin wij
rusten zullen totdat wij tot het leven weder worden op
gewekt."
(Uit „Bij de Levensbron" door Dr. A. W. bronsveld.)
Verzameld door C. B.
Zeven spreuken van F. SCHLEIERMACHER.
De tegenwoordigheid is een zeer schoon middel, om elke
band vaster aan te halen en elk dierbaar aandenken leven
diger te maken.
Hoe eenzaam en ellendig zou het leven zijn, als men
niet met, door, en in betere menschen kon leven.
Nooit kan men de plaats eens vriends vergoeden: wie
gelukkig genoeg is, er vele te hebben, voor dien is ieder
vriend iets anders; eene Doublette in de vriendschap heeft
zeker niemand.
Geloofsmeeningen, leerstellingen, kerkgebruiken, in welke
elke godsdienst zich aanschouwelijk maakt, zijn de gods
dienst zelf niet; hij is iets innigs, iets oorspronkelijks.
Schaam u er over, de meening van anderen te volgen
in datgene, wat u het heiligste is.
Wat kan de liefde meer verheerlijken, dan wanneer men
zoo alles, wat er groots in de wereld is, mede in haar
gebied binnenvoert.
Schep moed en hoop! Zet den stempel uws geestes op
iedere daad, opdat de u nabij zijnden u vinden; zeg ronduit
in de wereld wat uw hart bedoelt en gevoelt, opdat ook
zij die ver van u zijn, u hooren.
„Maar de Heer heeft mij bijgestaan en heeft mij
bekrachtigd, opdat men door mij ten voile zou
verzekerd zijn van de prediking".
2 Tim. 4. vs. 17a.
11.
Op de erkenning „De Heer heeft mij bijgestaan en
bekrachtigd" volgt er in den tekst: „opdat". Zoo is het
gedurig in den Bijbel. Niets zonder doel. Het moet alles
altijd ergens toe dienen.
En waartoe schonk de Heer aan Paulus Zijn bijstand en
kracht? Hij schrijft: „opdat men door mij ten volle verzekerd
zou zijn van de prediking". Of, naar eene juistere vertaling:
„opdat door mij de prediking haar vollen eisch zou krijgen".
De prediking!
Het is, ook tegenover de Evangeliedienaren, gebruikelijk
dat men van hetgeen zij doen, goéd doen, óf in het geheel
niet óf zeer ter loops spreekt, om lang en breed uit te
meten hetgeen zij niét doen.
Ook ik heb dit ondervonden, in den laatsten tijd bijzonder,
naar aanleiding der vragen, waarmede in deze gemeente
huis aan huis is rondgegaan ter verkrijging van statistische
gegevens, Kerkelijk-Zandvoort betreffende. De BB. en ZZ.,
die met deze lijsten rondgingen, deelden mij mede dat de
algemeene klacht was dat ik geen huisbezoek deed Natuurlijk
was ik met dit negatief oordeel over mijn werk niet onbekend.
Maar was er ook een positief oordeel? Ik vroeg: zei „men"
ook iets van hetgeen ik wél deed, gedurende deze tien
jaren Maar op dié vraag was het antwoord steeds ontkennend,