Uit de Gemeente.
FEUILLETON.
Zondagsarbeid werkt verwoesting in het zieleievert, in de
gemoedsstemming, in de gezinsregeling, in de kinderopvoeding.
houden van het geloof, omdat de dingen des geloofs hun
verkeerd zijn voorgesteld. In het vinden van allerlei ver
ontschuldigingen voor hun ongeloof zijn de menschen toch
al zoo uitgeslapen, dat wij waarlijk wel mogen toezien hun
niet nog andere argumenten aan de hand te doen, die
inderdaad niet onredelijk zijn.
Is het wonder dat velen van den dienst van God niet
willen weten, als de vromen dezen indruk geven dat die
dienst is een harde en een vervelende en een teleurstellende
dienst
Is het wonder dat er kinderen zijn die den Zondag den
akeligsten dag van de week vinden, als hun ouders het
hun zóó voorstellen, dat de rust op den rustdag geen blijde
rust is maar zich kenmerkt door saaiheid en zuurheid
Is het wonder als vele zoekende zielen van verre blijven
staan, wanneer ze hooren dat ze eerst den heelen Bijbel
van az moeten gelooven, eer er iets met hen is te
beginnen
Is het wonder dat tal van menschen de kluts totaal kwijt
raken als zij zien dat Christenen, die zoo mooi kunnen
zingen „Hierbeneden is het niet" en zulke hemelsche
gezichten kunnen zetten in de Kerk, met dat al toch aller
minst afkeerig zijn van het grasduinen in de dingen die
wel beneden zijn?
Ik wil maar zeggen dat er soms bitter weinig toe noodig
is om de menschen van den Heer af te houden. Dat kunnen
wij door ons gedrag doen. Maar dat kunnen wij ook door
onze domheid doen.
En daarom laten wij onszelf ernstig onderzoeken of
misschien ook ons getuigenis, juist ons getuigenis, voor
anderen een beletsel kan zijn om den Heiland te zoeken
en te vinden. P. M.
De Naaischool.
De winter-cursus is weer gesloten. Dinsdag 7 April
kwamen de 46 leerlingen des middags 5 uur in „Ons Huis"
samen, met Mevr. F. M. en Zuster van Melle als Bestuurs
leden (Mevrouw Gerke was wegens ongesteldheid verhin
derd) en de hoofdonderwijzeres, Mej. Jansen met haar beide
helpsters, Mej. Bekker en Mej. Weber. Het was een ge
zellige bijeenkomst. De leerlingen werden onthaald op
chocolade en gebakjes. Uit dankbaarheid gaven zij Mej.
Jansen een mooie mand met bloemen èn nog een bouquet,
terwijl de andere onderwijzeressen ieder een bouquet ont
vingen. Aan de 4 meisjes die de school verlieten, na drie
achtereenvolgende cursussen met vrucht te hebben gevolgd,
werd als souvenir een H. W. S.-bundel gegeven en alle
leerlingen ontvingen een pakje kjeedingstukken, op de naai
school vervaardigd, grootendeels van de grondstoffen door
Mevr. de Favauge in het najaar geschonken. Bij ieder
pakje was een tekst gevoegd. Mevr. P. M. die een toe
passelijk woord sprak, sloot den cursus met dankgebed.
Ten bewijze dat er hard is gewerkt, diene de hier vol
gende opgaven van afgewerkte stukken: 9 lakens, 163 doe
ken, 23 jongenshemden, 16 jongensbroeken, 4 wollen
onderrokken, 28 keperrokken, 25 meisjesbroeken, ^nacht-
jakjes, 32 meisjeshemden, 18 blouses, 8 schortjes, 9 zakken,
47 paar kousen.
Met de finanties staat het nog maar slecht
De Ontvangsten bedroegen f298.83 (vorig jaar f411.681 2)
aldus verdeeld
aan batig saldo f 76.78 (vorig laar f 44.55)
giften 12.50 182.50)
contributies 165.05 139.55)
schoolgeld 44.50 45.08'/«J
Terwijl dus de jaarl. contributies met f25.toenamen,
kwam er aan giften liefst f 170.50 minder in.
De Uitgaven waren f284.24 (vorig jaar f 334.901/2), aldus
verdeeld: aan salarissen f196.aan tramgeld (2 onder
wijzeressen uit Haarlem) f56.45; aan zaalhuurfl5.aan
nota Bakels f6.03; aan porto's f 1.20geplaatste adverten
ties f3.85; tractatie leerlingen f5.71.
Er zou dus een batig saldo zijn van f 13.76, waren er
niet nog rekeningen te betalen, tot een totaal bedrag van
f30.—. Op het spaarbankboekje staat nog f8.67. Er
is dus een nadeelig saldo van f 8.
Maandverslag van de Wijkzuster over April.
Aan 15 patiënten werd hulp verleend. 13 hunner be
hoorden tot de Ned. Kerk, 1 tot de Luth. en 1 tot de R. C.
Kerk. Van 1 4 maal daags geholpen, ontvingen zij te
zamen 408 keer hulp. Daarbij werd aaii een patiënt on
verwachts hulp geboden.
Bladzijden uit het leven van een Christen,
door Don Camilo Calamita.
(Vervolg.)
In de rriaand Juli van het jaar 1873 behaagde
het den Heer ons een zware beproeving te
zenden. Zoowel mijn vrouw, ons geliefd kindje
en ik waren destijds volkomen welvarende, en
in den onbewolkten hemel deed niets het on
weer vermoeden, dat zoo hevig boven onze
hoofden zou losbarsten. Sedert den dood van
ons oudste dochtertje waren zeven en twintig
maanden verloopen, en slechts twee sedert de
zware ziekte en het herstel van onze tweede
lieveling, die zulk een groote plaats in onze
harten had ingenomen, dat ik mij soms met
eenigen angst afvroeg, als ik mijn kleine Car
men aanzag, haar lief gelaat met kussen over
dekte en haar hartstochtelijk aan mijn hart
drukte: „Is dit kind wellicht mijn afgod, en
zoo de Heer het van mij eischte, zou ik Hem
dan gewillig dat offer Kunnen brengen Die
gedachte kwam zoo dikwijls bij mij op. en was
de oorzaak van zulk een hevigen strijd in mijn
binnenste, dat ik er zeer onder leed, en zij mij
nacht en dag alle rust ontnam; want soms was
het mij alsof mij alle kracht ontzonk om den
Heer onvoorwaardelijk alles en derhalve ook
dit offer, zoo het mij werd opgelegd, te brengen,
en dan wederom had mijn geloof de overhand.
en kon ik blijmoedig en vertrouwend alles in
Zijn hand stellen, terwijl ik mij tevens verwon
derde over mijn angstvallige vrees, waartoe
geen zichtbare aanleiding was. Later evenwel
is het mij klaar geworden, dat de Heer mij in
Zijn goedheid had willen voorbereiden op den
dag der beproeving, die aanstaande was.
Het was het einde van Juli 1873. Eenige dagen
te voren waren wij als naar gewoonte met haar
uitgegaandoch het trof haar moeder en mij,
dat zij ongewoon stil was, terwijl zij anders
met de grootste levendigheid over alles praatte;
ook bemerkten wij tot onzen schrik, dat haar
handjes brandende waren, en haar schoone,
altijd zoo schitterende oogen thans dof en we
zenloos stonden. Mijn vrouw, die het kind in
haar armen had genomen, verbleekte en ik stond
als verpletterd naast haar. terwijl mijn hart tot
berstens toe in mij bonsde.
Onmiddellijk keerden wij huiswaarts en be
sloten geneeskundige hulp in te roepen. Welke
oogenblikken van onbeschrijfelijke angst en
spanning doorleefden wij toen Mijn vrouw en
ik waren steeds in het gebed en ik kon den
Heer slechts smeeken mij volkomen eenswillend
met Hem te maken en mij te sterken tegen de
aanvallen van den Booze en den opstand van
mijn eigen hart.
De dokter zeide, na het kind een oogenblik
te hebben gadegeslagen, dat er volstrekt geen
reden tot bekommernis was en dat haar onge
steldheid slechts een ontsteking was, die spoedig
door de voorgeschreven middelen zou wijken.
Toen ik echter met het voorgeschreven middel
bij mijn vrouw terug kwam, had deze een on-
wederstaanbaren tegenzin om het aan het kind
te geven, en met die intuitie, welke soms aan
moeders eigen is, was zij overtuigd, dat de
dokter het geval niet begrepen had, en het kind
op andere wijze moest behandeld worden. In
dit gevoelen kon ik echter niet deelen en ik
drong er zoo sterk op aan, dat het middel toe-
diend zou worden, dat zij wel eindelijk moest
toegeven. Hoe bitter heeft mij dit later berouwd
en hoe zwaar heeft mij het leed mijner vrouw,
waaraan ik door mijn blind vertrouwen in dien
dokter gedeeltelijk schuld had, mij op het hart
gewogen en mijn eigen droefheid verzwaard
Het duurde intusschen niet lang of wij be
grepen, dat wij een verkeerden weg hadden
ingeslagen, en dat nog wel door de eigen
bekentenis van den dokter; maar toen was het
reeds te laatVijf dagen was ons kindje nog
bij ons en bleef de ziekte klimmende; den dag
voor haar heengaan maakte mijn vrouw den
dokter opmerkzaam op sommige verschijnselen,
die zich bij haar hadden voorgedaan, en toen
riep hij uit, dat hij zich vergist had.
Bij het hooren hiervan stolde mij het bloed
in de aderen, en met moeite bedwong ik de
woorden, waarmede ik dien man rekenschap
ging vragen van zulk een onverantwoordelijke
lichtzinnigheid. Hij scheen het zich echter
geenszins aan te trekken, schreef een ander
recept en zeide: „Wij behoeven nog niet alle
hoop op te geven, geef haar dit, en in drie
dagen is zij hersteld".
(Wordt vervolgd.) v. L.