H. J. CARELS. Jb. BOON, BLOEMIST Advertentien. Zending. Burgem. Engelbertstraat 12 VAN Amerikaansch Orgel Kastpapier, Kastranden, Closetrollen Sommigen bestrijden de crematie omdat zij van heiden- schen oorsprong is. Ook wanneer wij deze stelling toe geven, is de argumentatie toch heel zwak. De Bijbelsche verhalen omtrent de schepping, de val, den zondvloed, zijn van Babylonische origine. Ons Kerstfeest is oorspronkelijk een heidensch feest, gevierd ter eere van de onverwinbare zon. Wat oorspronkelijk heidensch is kan echter door het christendom worden geadeld en geheiligd. Evengoed als het bij een begraving heidensch kan toegaan, kan de ver branding een christelijk cachet dragen. Anderen zeggen dat Christus door Zijne graflegging, onze graven heeft gewijd. Maar als begraving christelijk is om dat Christus in het graf heeft gelegen, verdient het rijden op een ezel christelijk genoemd te worden, daar de Heiland immers, op een ezel gezeten, zijn intocht in Jeruzalem hield! Onlangs schreef Dr. Bronsveld (Febr.-no. v. d. „Stem men voor waarheid en vrede") over de verbranding en pleitte ,voor begraving aangezien wij, wordt de crematie algemeen, niet meer zingen mogen „Stille rustplaats van Gods dooden!" Niet meer van een kerkhof zullen kunnen spreken; nóch zeggen dat wij onzen weg gaan van de wieg tot het grafnóch verstaan zullen worden als wij belijden dat de Heer ons vergezelt over graf en dood nooit meer een bedevaart zullen doen naar het plekje waar onze dooden rusten. Deze gevoels-argumenten houden echter alleen dan eenigs- zins steek, als men verplicht is de met asch gevulde urnen zijner dooden een plaats te geven in het z. g. n. „colum barium". Maar men kan de urnen toch ook begraven, juist als geschiedt met de lijkkist Ik zou metterdaad niet weten wat ons, als christenen, zou noodzaken tégen de crematie te zijn. Dat wij op deze wijze ingrijpen in het ontbindings-proces? Maar is het dan óok ónchristelijk in te grijpen in een genezings-proces, door opératief optreden Is het ónchristelijk zijn afgezet been af te staan aan de snijkamer ten bate van de weten schap moet het beslist begraven worden En zoo niet, waarom dan het niet-begraven worden van een lichaams- deel een onverschillige zaak geacht, en toch zóó te staan op de begraving van een dood lichaam Voor mij is de kwestie: „begraven óf verbranden?" al léén een gevoels-kwestie. En mijn gevoel beslist ten gunste van de verbranding. Is het een stille rustplaats", waar onze dooden begraven liggen Wie zich niet ontveinst wat er met een lijk, dat ter aarde besteld is, gebeurt, weet beter. Is het wel iets anders dan een denkbeeldig argument vóór de begraving, als men zegt dan nog eens een bedevaart te kunnen doen naar het plekje, waar men zijn doode ter ruste legde? Alsof de kerkhoven niet om de zóóveel jaren geschud worden! Alsof vroegere begraafplaatsen niet, in den loop der tijden, andere bestemmingen kregen In het oude kerk hof, rondom onze kerk, werd eenige jaren geleden een diepen kuil gegraven ter wille van den bliksemafleider op den toren. Toen kwamen beenderen en doodshoofden naar boven die, bijeengeraapt, na afloop der werkzaamheid samen werden geworpen in een gat, in den grond gemaakt. Is dat eerbiedig is het zóó nog mógelijk een bezoek te brengen aan het graf zijner dooden Met hoe groot een piëteit kan men daarentegen een urn met asch, als zulks nood zakelijk is, verplaatsen en in ongerepten staat bewaren Wat er met mijn eigen lijk gebeurt, is mij geheel onver schillig. Maar mijn dierbare dooden zou ik zeer beslist liever op snelle wijze door het louterend vuur tot asch verbrand weten, dan hen prijs te geven aan een langzame verrotting. Van hun opgegraven lijk zou ik haastig weg vluchten. Hoe vreeselijk is de gedachte zich met weerzin te moeten afwenden van het omhulsel, waarin iemand woonde, mij liever dan het licht mijner oogen De door vuur gereinigde asch heeft niets afschuw-wekkends. De na de verbranding overgebleven asch zou ik in mijn hand kunnen nemen zonder de minste walging. Ik kan de urn, ga ik in verre landen wonen, medenemen en het zou mij een lieflijke gedachte zijn mijn dierbare dooden niet in den vreemde te moeten achterlaten. Mijn eigen asch kan bij hun asch worden verzameld, zoodat wij, letterlijk, tot in den dood blijven vereenigd. Het klinkt schoon onze dooden vertrouwen wij toe aan den schoot der aarde. Maar wat is dat anders dan hun dierbare lichamen prijsgeven aan bac teriën en wormen P. M. De Mac All Zending in Frankrijk. (Vervolg.) De Heer Mac All begon zijn arbeid door een zaal te huren, later door meerdere gevolgd, waarin avond aan avond van acht tot tien ure op zeer eenvoudige en populaire wijze her, evangelie zou worden verkondigd. Een paar malen was ik in de gelegenheid zoodanige samenkomst in de zaal van de rue de Rivoli bij te wonen. Het publiek bestond voor het grootste gedeelte uit werklieden en vrouwen uit de burger en armere klasse, in hun daagsche kleederen,, die met aandacht luisterden naar het voor hen nieuwe evangelie. Er werd veel gezongen, terwijl gedurende het zingen gelegenheid werd gegeven de zaal te verlaten of ook nieuwe bezoekers werden toegelaten. Verschillende sprekers voerden achtereenvolgens kort het woord, terwijl aan den muur een waarschuwing was aangeplakt, die de sprekers dringend verzocht zich van politieke toespelingen te onthouden. De heer Mac All wist zich de hulp te verzekeren van menigen ijverigen en trouwen dienstknecht Gods, onder anderen van den beroemden en weisprekenden Parijschen predikant Eugène Bersier, die gaarne in de volkssamenkomsten het woord voerde en dit den avond voor zijn plotselingen dood nog deed. Groot is de zegen, die van de Mac All Zending is uit gegaan een der treffendste bewijzen daarvan is wel, dat een tien- of vijftiental jaren, nadat Mac All zijn arbeid in Belleville begon, de prefect van politie den Schotschen predikant bij de regeering voor de ridderorde van het legioen van eer voordroeg, omdat het aantal misdaden in die be ruchte wijk sedert zijn optreden zoo verminderd was. Die orde werd hem dan ook geschonken. Treffende bekeeringen konden jaar op jaar worden vermeld van dronkaards, socialisten, anarchisten en gevallen vrouwen, maar ook van fatsoenlijke burgers, die, tot dien tijd zonder God of met een vormelijken, dooden godsdienst voortlevende, den Hei land voor hun ziel in de samenkomsten hadden gevonden, en op hun beurt weder boodschappers werden van het goede te midden van hun omgeving. (Slot volgt). v. L. Ondergeteekende bericht hiermede dat hij annex zijne kweekerij „FLORA" Zandv. laan 13, en zijne Snijbloemkweekerij te Heemstede, een filiaal heeft geopend tegenover den Watertoren. Beleefd aanbevelend: (heeft geen ander adres). TELEPH. 1NTERC. 54. [et Wegens plaatsgebrek een zoo goed als nieuw te koop. Te bevragen B. v. d.B. verkrijgbaar in SAAF's Boekh.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 3