0 stille Zondagmorgen, vol rust en Sabbatsvreê, Deel aan mijn rustloos harte iets van uw vrede mee! Voor eiken dag. Uit de Gemeente. FEUILLETON. zendingsvereenigingen haar arbeid alleen met de uiterste krachtsinspanning konden verrichten, daar de inkomsten op verre na niet toereikend waren om de noodige uitgaven te bestrijden, laat staan dan om de onkosten te dekken, waarmede het uitzenden van nieuwe zendelingen en het oprichten van nieuwe zendingsposten gepaard gaat. Hoe zal het dan straks gaan, waar de financieele crisis zulk een geld-schaarschte heeft teweeggebracht, de belastingen al maar verhoogd worden en een algemeen bankroet dreigt De inkomsten der Zendingsvereenigingen staan door den oorlog nagenoeg stil. De hoofdbesturen der samenwerkende Zendings-corporaties hebben besloten om de twee artsen, de twee zendeling-diakonessen en een onderwijzeres, aan wier komst in Indië dringend behoefte is en die onlangs zijn afgevaardigd, voorloopig niet te laten vertrekken. De aanbesteding van de gebouwen der nieuwe zendingsschool is voor onbepaalden tijd uitgesteld en eveneens de reis van director Gunning, hoe noodig die inspectiereis ook zou wezen. Allen, die in dienst van het Nederlandsch Zendeling genootschap, de Utrechtsche Zendingsvereeniging, de Rheinische Missionsgesellschaft en het Sangi- en Talaud- Comité arbeiden, zoowel hier te lande als in Indië, zijn aangeschreven dat zij voorloopig slechts over 50 pet. van hun salaris kunnen beschikken. Op deze wijze hoopt men, althans voorloopig, het zendingswerk voor al te grooten teruggang te kunnen bewaren. Van vooruitgang is zelfs geen sprake. En zoo gaat het in alle landen. De snelle opmarsch van het Zendingsleger is plotseling tot staan gebracht, om plaats te maken voor een haastigen terugtocht. Als het einde komt, wanneer het Evangelie des Konink- rijks in de geheele wereld zal gepredikt zijn tot een ge tuigenis allen volkeren, dan is het nog onnoemelijk ver. Voorwaar, nog is het einde niet {Slot volgt.) P. M. Verzameld door C. B. Zeven afscheids-woorden Willem de Zwijger: „Heere God wees mijn ziel genadig Heere God, wees mijn ziel en des armen volks genadig!" Vinet(in antwoord op de vraag van een vriend of deze met hem wilde bidden) „Ja, maar hoogst elementair, als voor den voornaamste der zondaren." Wesley: „O, hoe heerlijk een land te bewonen, waar wij niet meer zullen zondigen en niet meer zullen zien zondigen 1" Olevianus(in antwoord op de vraag of hij van zijn zaligheid in Christus was verzekerd, zooals hij anderen altijd geleerd had) „Certissimus, volkomen gewis!" Kierkegaard(in antwoord op de vraag of zijn vrede gegrond was op Gods genade in Christus) „Ja natuurlijk, waarop anders?" Melanchton(in antwoord op de vraag of hij nog iets verlangde) „Niets, dan den hemel." H. Gunning „Ik klem mij aan Gods oneindige genade vast en heb geen anderen grond." Huisbezoek. De Kerkelijke Gemeente Zandvoort is in 10 Wijken ver deeld. In het volgende nummer van den Zondagsbode zal een opgave worden opgenomen van de Straten, enz. die tot elke wijk behooren. In de komende week zullen mijne vrouw en ik een aanvang maken met onzen rondgang door de geheele gemeente; natuurlijk zullen onze bezoeken alléén gebracht worden aan de huisgezinnen die geheel of gedeeltelijk tot de Nederlandsche Hervormde Kerk behooren. Op Dinsdag en Vrijdag, 22 en 25 Sept., hopen wij des middags huisbezoek te doen in Wijk I, waartoe behooren Zuiderstraat, Brederodestraat tot Paradijsweg (oneven num mers), Hoogeweg tot Paradijsweg, Oranjestraat, Groote Krocht, Haarlemmerstraat, Tramstraat (Oostzijde), Tramstraat (West zijde) tot Schoolstraat, Heerenstraat, Poststraat (oneven num mers). Hoever wij het die dagen brengen, is natuurlijk onmoge lijk vooruit te bepalen. Maar wij blijven overal slechts kort, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een langer be zoek noodzakelijk maken. Vriendelijk wordt den leden der Herv. Kerk verzocht om, als het éven kan, op de aangegeven dagen tehuis te zijn Verloren en Gevonden. De lezers van den Zondagsbode zullen zich herinneren, dat in den vorigen jaargang, onder den titel „De gevonden Bijbel of dat staat in mijn boek ook", een verhaal werd opgenomen, aan een schets van den em. predikant Ds. H. van den Brink ontleend, uit zijn bundel „De kracht van het Evangelie in een roomsch land". Ik wil thans een ander van die schetsen geven, dat even als de vorige een ware geschiedenis beschrijftde plaats der gebeurtenis is weder om een stad in België. Een onzer gemeenteleden had vernomen, dat er een Hollandsch protestantsc'h meisje in de stad was, dat in een der logementen voor land- loopers vertoefde. Hij had dit gehoord van een roomschen man, die er bij vertelde, dat de priesters bij haar waren geweest omdat zij ziek was en haar niet konden bewegen tot de biecht. Toen haar verblijf mij bekend was, ging ik er heen en werd begroet door den logement houder met een vriendelijk „dag dokterLater bleek, dat hij mij voor den nieuwen dokter had gehouden, die pas in de stad was gekomen. „Ik kom voor het Hollandsche meisje, dat bij u ziek geworden is," zeide ik. „Kom binnen zij is ernstig ziek, dokter." Hij bracht mij op een zeer net kamertje bij haar bed. Ook zij dacht, dat ik dokter was. Op mijn vraag waar zij geboren was, noemde zij mij een klein dorp in Friesland, gaf haar naam op en zeide: „ik ben protestant geboren, ik wil niet roomsch worden en de priesters moeten niet meer komen." „Zeg mij eens Daatje", vroeg ik, „hoe komt gij uit Friesland hier Zij zweeg. Ik zeide haar toen, dat ik predikant was (een woord, dat noch de logementhouder, noch zijn vrouw, die bij het bed stonden, begrepen) waarop zij luide begon te schreien. Toen zij wat bedaarde, vroeg ik haar of zij mij niet kon zeggen hoe zij in dien toestand gekomen was. Nu volgde een treurig verhaal, dat over twintig jaren liep. Zij was met iemand naar Antwerpen gereisd, die haar zonder eenig geld had achtergelaten in een toestand, die beter niet genoemd wordt. Des avonds zeer laat stond zij nog op straat in die haar geheel vreemde stad, toen een menschenvriend, zoo het scheen, haar onder dak bracht. Onbeschrijfelijk was haar angst, toen zij ontdekte waar zij zich bevond. Zij was gevangen in de strikken der zonde en moest nu ervaren, dat die tot steeds dieper ellende voeren. Eenige jaren later werd zij doodelijk ziek, doch herstelde in het ziekenhuis en besloot nu een ander leven aan te vangen. Zij trachtte een dienst te krijgen, maar kon nergens iets vinden, omdat het noodige getuigschrift ontbrak en moest, nu door koude en honger gedreven, tot denzelfden toestand terugkeeren, totdat zij met eenig geld in haar bezit ontvluchtte en zich een kleinen handel in garen, band, spelden en knoopen aanschafte; en nu, van huis tot huis gaande, was zij te R. gekomen, waar zij sterven zou. „Zijt gij bekend met den Bijbel? Hebt gij belijdenis gedaan en bij wien?" vroeg ik haar. „Ik heb belijdenis gedaan in de christelijk gereformeerde gemeente, waar ik geboren ben, en als kind ging ik ook naar de zondagschool. Toen was ik gelukkig, maar nu ben ik verloren O, die zonde, die zonde!" „Kwam u dat onderwijs nooit weder in de gedachte, toen gij op den verkeerden weg waart, of dacht gij er niet meer aan „O ja, dikwijls. Maar dan durfde ik er niet langer over denken, want dan werd ik zoo angstig, dat ik bijna niet ademen kon." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 2