Elke dagéén schrede naar Boven, öfnaar beneden-
Elke Zondagtwéé schreden naar Boven, ofnaar beneden.
Voor eiken dag.
Mededeelingen.
FEUILLETON.
J. E. Voet
De Heer heeft zich, als d' allerhoogste Koning,
Een troon gevest in zijne hemelwoning,
Zijn koninkrijk heerscht over 't wereldrond.
Looft, looft den Heer, gij zijne legermachten,
Gij Englen die hem dient met heldenkrachten
En vaardig past op 't woord van zijnen mond.
Looft, looft den Heer, gij zijne legerscharen
Wier lust het is op zijnen wenk te staren.
Dat hemel, aard', en zee, en berg, en dal,
Hoe ver men ook zijn' schepter ziet regeeren.
Nu zijnen naam en groote deugden eeren
En gij, mijn ziel, loof gij Hem boven al
Jen Kate
God heeft Zijn Konings-troon onwankelbaar gegrond
Hoog in den hemel aller heemlen
Zijn Rijk heerscht overal op 't wijde waereldrond,
In alle starren die daar weemlen
Zoo looft dan, gij Englenden Heer uwen God
Gij dienaars zijns woords, sterke helden,
Wier wellust het is naar zijn heilig gebod
De glorie zijns naams te vermelden,
Die rustloos de machtige vleugelen roert,
Gehoorzaam en trouw Gods bevelen volvoert
Zoo looft dan den Heer, al zijn heirscharen! Gij,
Wier zaligheid is hem te loven
Gij schepselen Gods dient zijn Rijks-heerschappij,
Alomme, beneén en daar boven!
Verheerlijk uw Maker, oneindig Heelal
Maar lofzing uw God, gij mijn ziel bovenal.
Verzameld door C. B.
De adel der menschelijke natuur treedt eerst aan het
licht door de smart. V i n e t.
Wij dansen luchtig door 't leven heen, en denken er niet
aan dat de aarde hol is onder onze voeten. Maar weldra
treft ons een diep harteleed en 't maakt ons wakker voor
de werkelijkheid. Dan voelen wij, dat de bodem onder
onze voeten wankelt, en als in de woestijn komen de ver
schrikkingen van 't leven vlak voor ons te staan, van
aangezicht tot aangezicht. Robertson.
Gods genade valt als de dauw, maar zij valt 't over-
vloedigst in de diepte en blijft 't langst in de schaduw.
N. N.
Het lijden brengt soms schitterende deugden te voor
schijn, evenals de donkere nacht sterren laat glinsteren.
Jules Claretie.
Strooi, opvoeder, voor de vogelkens uw kruimels, maar
wees zoo verstandig er niet bij te blijven staan als
een vogelverschrikker! E.
't ls beter het geringste ding der wereld te doen, dan
een enkel uur gering te schatten. Goethe.
Het leven hier beneden is geen feestdag, ook niet een
dag om te treuren, het is een dag om te werken.
V i n e t.
Het huisbezoek wordt de komende week Dinsdag, Woens
dag en Vrijdagmiddag voortgezet. Als Wijk I afgedaan is,
is Wijk II aan de beurt.
In verband hiermede houdt Mevrouw P. M. a.s. Woens
dag geen ontvangdag.
De Vragenbus moet nog een week op plaatsing wachten.
Zondagavond 8 uur Samenkomst ten huize van Ouderling
van Brummelen.
Maandagavond 8 uur Vrouwenkrans in de Consistoriekamer.
Donderdagavond 8 uur Bidstond bij Ouderling v. Brum
melen.
Verloren en Gevonden.
(Vervolg).
Den volgenden dag bezocht ik haar weder
en vond haar nog meer overtuigd van haar
zonden en strafwaardigheid, hoewel zij God
vurig om genade bad. Den derden dag was de
logementhouder, aan wien ik nu gezegd had
wie ik was en waar ik woonde, al vroeg bij
mij met de boodschap„Ik kan Daatje niet
langer houden. Zij heeft den geheelen nacht
luide geschréid. Geen van de logé's heeft ge
slapen. Zij moet weg, als dat niet ophoudt. Zij
heeft aan u gebiecht en moet nu gerust zijn."
Ik bezocht haar, sprak en bad met haar. Een
lichtstraal van hoop brak voor haar geest door,
die mij deed vertrouwen, dat zij weldra den
vrede door het bloed des kruises vinden zou.
En zoo was het ook.
Den volgenden morgen, nog vroeger, stond
de logementhouder weder voor mij en sprak
„Nu kan het niet langer zoo duren. Zij heeft
van nacht de logé's wakker gezongen. Ik heb
het haar verboden en toen zei ze niets dan
„Ik ben gered, ik ben gered 1 Och, help mij
danken, ik ben geredIk heb den Verlosser
gevonden, zijn naam is Jezus."
Toen ik bij haar kwam, vond ik haar in zit
tende houding in het bed en reeds met ge
broken oogen, gedurig herhalende: „Help mij
om God te danken. Ik ben gered, al was ik de
grootste zondares van de wereld."
Toen zij mij zag, sprak zij„Ja, Hij heeft u
tot mij gezonden, om mij te zeggen dat het
nog mogelijk was om verlost te worden. Nu
geloof ik het ook. Ik dank u voor uw bezoeken
en God voor mijn redding en zal er Hem eeuwig
voor danken. Ik zal het Jezus zeggen, dat gij
tot mij gekomen zijt. Zij wilde nog zingen,
maar kon niet. Zij stierf met een zachten glimlach
op de lippen.
Nog slechts één jonge doode rustte op den
doodenakker, die voor de protestanten was in
orde gemaakt.
Lang had het stadsbestuur geweigerd een
waardige bepraafplaats voor onze dooden toe
te staan.
Er was veel geschreven, vele bezoeken op
het stadhuis waren gebracht, maar steeds zeide
de burgemeester„Wij hebben een begraafplaats
voor de menschen, die niet roomsch katholiek
zijn," en wees dan het ongewijde gedeelte van
het roomsche kerkhof aan, waar de zelfmoor
denaars en vreemdelingen ter aarde besteld
werden en dat onder het volk aangeduid werd
met den droevigen naam van „de verdoemde
hoek." De opmerking, dat dit geen waardige
begraafplaats was, beantwoordde hij door te
zeggen „daar worden alle menschen begraven,
die geen religie hebben." En toen hem gezegd
werd, dat er een kind van onze gemeente
ernstig ziek was, zeide hij„Welnu, daar worden
ook alle ongedoopte kinderen begraven."
Natuurlijk werd hem geantwoord, dat de pro
testanten hun kinderen doopen en dat die doop
ook zelfs door de roomschen wordt erkend.
Gelukkig herstelde de kleine en zoo werden
wij voor droeve moeilijkheden bewaard.
Zeer onverwachts echter kwam er een groote
verandering in het Ministerie, die het stadsbe
stuur deed besluiten een zeer nette rustplaats
voor onze dooden te maken.
Nu kon Daatjes stof geborgen worden zonder
ergenis te verwekken.
Tien dragers werden besteld, bij voorkeur
roomsch katholieken, die elk twee franken ont
vingen.
Wordt vervolgd), v. L.