Bakkers! Slagers! Kruideniers! houdt uw winkels den gehéél en Zondag gesloten! Voor eiken dag. Uit de Gemeente. Mededeelingen. FEUILLETON. groote werk dat Hij aanvaardde, zóó stil volbracht, als deed Hij niets bijzonders. Die zóó rustig Zijn weg ging, als was die weg geen smartenweg. Jezus' gansche leven was, bij alle uitwendige onrust en strijd, een leven vol van vrede, zóó vol van vrede, dat Hij niet alleen vrede had voor zich- zelven maar uit de volheid van Zijn vrede overvloedig mededeelde aan de zijnen: „Mijnen vrede geef ik u, mijnen vrede laat ik u Daarom was Zijn leven een lofzang tot den Vader, een lofzang van algeheele toewijding. Ach, wat is daar bij óns een gedurig tegenspreken, een openlijk wederspreken, een heimelijk verzet, een gehoor zaamheid tot-op-zekere-hoogte, een eigenzinnigheid die het uitschreeuwt: „mijn, mijn wil!" inplaats van de lofzang der stilheid, die fluistert„Uw wil geschiede P. M. Verzameld door C. B. Wie door zijn woord invloed oefenen wil op het hart, moet zelf spreken uit het hart. Goethe. Dank God eiken morgen terstond bij 't ontwaken, voor de nieuwe gelegenheden die Hij u schenken zal, om goed te doen, en houd den ganschen dag beide oogen wijd open om te zorgen, dat geen enkele van die gelegenheden u ontga. Hilty. Hoe meer de mensch van God bezit, des te meer wenscht hij van Hem te bezitten. Fairbairn. Ongelukkige schelm, wat nut u uwe rechtzinnigheid wan neer gij met iederen slag van uw hamer al de Tien Ge boden breekt, werkende met duivels-srof, en met voort durende aanbidding van den duivel, pogende te maaien, waar gij niet hebt gezaaid Carlyle. Een prediker zeide eens aan het einde van zijne rede Gij meent dat de godsdienstoefening nu uit is, maar ik zeg u, dat zij nu juist beginnen moet! N. N. De ziel gelijkt op een wagen getrokken door twee paarden, een goed en een boos, en geleid door een menner, die niet altijd het booze paard bedwingen kan. Plato. Vele menschen zijn in hun nadenken gelijk aan een sneltrein, zij vliegen de meeste stations voorbij. Van Sandijk. Gedoopte Kinderen op Zondag 4 October 1914. Gerardina, Dochter van Arnoldus van Sluisdam en Marijtje Weber. Hillegonde Jeanne Christina Maria, Dochter van Johan nes Jacobus Kuh en Geertruida Johanna Konijnenberg. Cornelia Anna, Dochter van Willem Hendrik Driehuijzen en Anna van der Werff. Het huisbezoek wordt de komende week Dinsdag, Woensdag en Vrijdag voortgezet. In verband hiermede houdt Mevrouw P. M. a. s. Woensdag geen ontvangdag. De extra-collecte voor de Kerk, 1. 1. Zondag gehoudem bedroeg f 26.11. Prijsopgave gevraagd. Het Zandvoortsche Steun comité vraagt prijsopgave voor het vervoer van 700 H.L. Cokes van de gasfabriek te Heemstede naar Zandvoort. Alleen Zandvoorters komen daarvoor in aanmerking. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den heer Jb. van der Werff, Kerkstraat. „Ons Huis". De militairen zijn weg. De lokalen zijn schoongemaakt. De Stichting is aan hare bestemming weer teruggegaan. Naaischool. Inschrijving van nieuwe leerlingen van 13— 17 jaar op Vrijdag 16 October, des namiddags om 5 uur in „Ons Huis." Zegt het voort! Catechisaties. In het e.v. nummer wordt bekend ge maakt wanneer de winter-catechisaties hervat worden. Steun-Comité. Ontvangen is nog een bedrag van f68.55 van het personeel der E. S. M. als bijdrage tot 30 September 1.1. Voorts f 7.92door Mevr. Beeckman, als opbrengst van een door kinderen gehouden collecte. En van Jlir. R. de F. de toezegging van 50 konijnen per week. Voorts f 200 van de H.H. G. J. v. d. V. en Jhr. P. Q. v. U. als een gedeelte van de opbrengst van het te schieten wild in hun jachtterreinen. Zondagavond 8 uur in „Ons Huis" openbare Samen komst. Spreker: de heer Barteling van Haarlem. Maandagavond 8 uur Vrouwenkrans in „Ons Huis". De Krans van Zuster Dina en Mej. Koning wordt Maandag avond weer in „Ons Huis" gehouden (wijkkamer) voor meisjes van 16 jaar en daarboven. Burgerlijke Stand van Zandvoort. 2—9 Oct. 1914. GetrouwdH. Schaap en A. Molenaar. OndertrouwdA. Koper en j. Bloemen. Overleden: W. Duivenvoorden, 71 jr. Verloren en Gevonden. (Vervolg). Toen ik met den koster naar het sterfhuis ging, stond de straat zoo stikvol dat hij zei „Daar komen wij nooit door." Het ging echter zeer goed en wij bereikten het huis zonder een enkel onaangenaam woord te hooren. Nauwelijks waren wij binnen, of de menigte verdrong zich voor de deur, waardoor de lo gementhouder verschrikt opsprong en met slot en grendel den toegang versperde. II; begreep, dat dit verkeerd zou werken, verzocht hem de deur te openen en mij toe te staan eenige woorden tot het volk op straat te spreken. Hierin stemde hij toe, nadat ik mij voor de gevolgen verantwoordelijk had gesteld Daarop ging ik naar buiten en sprak onge veer het volgende „Mijne vrienden, ik begrijp zeer goed, dat gij nieuwsgierig zijt naar de wijze, waarop de protestanten hun dooden begraven. De woning is echter te klein om u allen binnen te laten en ik ben naar buiten gekomen om u te ver teilen wat ik in huis ga doen. Ik zal daar lezen de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden en daarover tot alle aanwezigen spreken, waarna ik een gebed doe, niet voor de doode, maar voor de levenden, ook voor u. Dan gaan wij naar het kerkhof. Wie lust heeft, mag dan volgen om daar onze toespraak bij het graf te hooren. Ik verwacht, dat gij zonder stoornis te verwekken, deze doode, die als vreemde linge in uw stad bezweek, zult doen ten grave dragen." Op eens riep een lange man met een blauwe kiel aan, die op grooten afstand stond „Domino behoeft voor ons niet te vreezener zal niets gebeuren." „Ik vrees ook niet voor u. Dat ziet gij wel, daar ik vrijmoedig tot u kom. Ik ver trouw u wel; gij denkt immers ook, dat het u gebeuren kon te sterven in een vreemd land, in een vreemde stad, en zoudt dan ook gaarne willen, dat uw stof in rust en vrede naar het kerkhof werd gedragen." Hierna werd in huis zeer kort over genoemde gelijkenis gesproken en het lijk naar buiten ge bracht. De dragers met onbloote hoofden, ver vulden eerbiedig hun taak. De koster ging voor, dan volgde het lijk, en naast mij ging de loge menthouder. De menschen lieten ons rustig door en volgden daarna het lijk in groote menigte, zoo eerbiedig, alsof de doode een uit hun midden geweest ware. Eer wij het kerkhof hadden bereikt, was het getal dergenen die volgden, naar mijn schatting reeds tot vier k vijfhonderd aange groeid. Voor het hek van de begraafplaats stond ook een groote menigte te wachten en daar baande de politie met moeite een weg om ons door te laten. Toen wij de genoemde drie en zij die het lijk droegen binnen waren, werd het hek weder door de politie gesloten. Ik ver zocht daarop, dat het heropend zou worden, omdat een openbare dienst niet achter slot mag geschieden en het volk niets liever wenschte dan te komen luisteren. Dit geschiedde. Het lijk was intusschen in het graf nedergelaten. Het duurde lang. eer ieder stil stond en mij aanzag, als wilden zij vragen: „wat zullen wij nu hooren slot volgt.) v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1914 | | pagina 2