Voor eiken dag.
Mededeelingen.
Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel
FEUILLETON.
Ik zegen u want voerde uw pad
Den Heer naar 't kruis, dat hem deed sneven,
Dus werdt gij mij een pad ten leven,
Een voorportaal voor de Eeuwige stad,
Via Dolorosa
Ik zegen u, al zie 'k in u
t Beeld van den weg der Christus-vrinden,
't Zij Mits 'k aan 't eind den Heer mag vinden,
'k Vinde u niet licht te hard of ruw,
Via Dolorosa
HASEBROEK.
Verzameld door C. B.
Door dikwijls met een vriend te verkeeren, neemt men
zijn gewoonten en woorden, soms ook veel van zijn karak
ter over. Door veel met den Heer in 't gebed om te gaan
en als een Henoch met Hem te wandelen, worden wij
meer en meer Hem gelijk. E.
Des Christens groei is niet in de hoogte, maar in de
diepte. Da Costa.
Ergens is het nu morgen, en morgen zal het hier mor
gen zijn een troostwoord, dat goede diensten kan
bewijzen in den nacht. Kinqsley.
God wil om Zichzelfs wil gezocht worden. Zoekt gij
Hem om iets anders, om uwe eigene, ja uwe alleredelste
behoeften te bevredigen, dan zoekt gij toch eigenlijk God
niet, en zult Hem ook niet vinden. Gunning.
In vele plantjes, die als onkruid weggeworpen worden,
is de geurigste honig verborgen. Maar alleen de bijen
hebben de organen en het geduld om dien honig er uit
te halen. Müller.
Wij beoordeelen ons zeiven naar datgene wat wij kunnen
doen, terwijl de anderen ons beoordeelen naar hetgeen wij
gedaan hebben. Montaigue.
Werpt uw bekommernis op den HeerWie dit werpen
niet leert, blijft een verworpen, een uitgeworpen, een
omgeworpen mensch. Luther.
Steun-Comité. Ingekomen is van het Personeel der
E. S. M. f58.62 en gecollecteerd op een gezellig avondje
ten huize van den heer B. in Aerdenhout f30.
De Bibliotheek der N. C. G. O. V. afd. Zandvoort is
geopend iederen Dinsdagavond van 8—9 uur in „Ons
Huis".
Op de Bewaarschool te Zandvoort staat een negertje
dat eens per jaar wordt geledigd. Werd de opbrengst tot
dusverre voor de Heidenzending bestemd, dit jaar heeft
mej. v. d. Enden het bedrag van f4.88 overgemaakt aan
Ds. van Lennep, penningmeester van de vereeniging „Het
Evangelie in Spanje".
Voor de Wijkverpleging is, uit dank voor verleende
hulp door de wijkzuster, f5.ingekomen van de wed. H.
en f2.50 van de wed D.
Maandverslag der wijkverpleging over December. Geholpen
werden 17 patiënten, die te zamen 276 keer hulp ontvingen;
van hen behoorden er 15 tot de Ned. Hervormde, 1 tot
de Doopsgezinde en 1 tot de R. C. kerk. Naar Haarlem
werd 1 patient vervoerd, 2 overleden patiënten werden
afgelegd en aan 3 patiënten moest plotseling hulp worden
verleend.
jaarverslagderwijkverpleging over 1914. Gedurende dit jaar
ontvingen 85 patiënten van 1—4 maal daags hulp. In het
Herinneringen aan een vroegeren
oorlog.
„Laat eens zien," zegt Bertliaud, ,,'t zijn
misschien wel liedjes!*
„Of een roman," zegt de korporaal. „Zeg,
zou dat niet leuk zijn om den middag om te
krijgen
..Ja, 't is zeker een roman op de manier van
„Maria's kroon," precies goed om ons nog
slaperiger te maken. „Luister" roept de Parijze-
naar, „ik zal het je voorlezen," en met verheffing
van stem begint hij: „Het nieuwe Testament
van onzen Heer Jezus Christus Toen plotseling
ophoudende: „Nou, dat 's ook een vangst!
'tts heusch de moeite niet waard om daarvoor
in 't cachot te gaan."
„Een testament," zegt een der andere sol
daten, „wil die dame je een erfenis vermaken?"
Allen lachen om die grap. „Daar, pak aan
je misboek. Je kan het lezen om je zoet te
houden. Zondag in de politiekamer.*
Maucivet. woedender dan ooit, wil nu heusch
zijn boek het raam uitgooien, maar ditmaal
belet sergeant Rouillard het hem. „Wat ver
tel je toch over dat boek, Berthaud," zegt hij,
„je praat er over, of je het gelezen hebt!*
„Ik? Nooit!"
„Waarom noem je het dan een misboek
„O, er staat iets op den omslag van onzen
Heer Jezus Christus
„Zoo, dus je bent toch niet zóó spotziek als
je er uitziet! Dat boekje, „mannen," gaat hij
voort met verheffing van stem, „is wel de
moeite waard om te bezien. Ik geloof niet, dat
er één ander boek op de wereld is, dat zoo
veel waarde heeft!*
„Nou, wat dat betreft, sergeant, ben ik het
niet met u eens Ik houd meer van een boek
met liedjes."
„Of een roman van Paul de Koek," voegt de
korporaal er bij.
„Dat alles bewijst, dat jelui koppen hebt
zonder hersens," zegt de oude sergeant. „Ik
zou wel eens willen weten wat je zoudt heb
ben aan je liedjes en romannetjes als je
op 't punt bent op den vijand in te gaan."
Hierop worden allen ernstig. Men wist, dat
Rouillard den veldtocht van 1870 had meege
maakt en dat hij den dood van nabij had
gezien, dat bewezen zijn medailles wel. Men
kon hem dus niet voor een lafaard houden noch
door overmoed verblinden.
,,'t Is natuurlijk een akelig oogenblik," zegt
Berthaud, „maar ik zie niet in hoe dit boekje
het ons aangenaam zou maken. Als men gaat
sterven is iedereen bangevengoed de schijn
heiligen."
Daar heb je gelijk in,antwoordt de sergeant,
-maar de vraag is nu wie je met schijnheiligen
bedoeltIk heb eens een soldaat gekend, die
met grooten angst zou zijn gestorven, en die
de eeuwigheid inging moedig als een held,
alleen omdat hij dit boekje in den zak had, en
vertrouwde op 't geen er in stond."
„Vertel het ons eens, sergeant," riep korporaal
Farand, die altijd dol op vertellingen was.
Alle soldaten kwamen bij de tafel, en de
oude Rouillard, te bewogen door zijn herinne
ringen, om gevleid te zijn door de aandacht,
die men hem schonk, begon aldus zijn verhaal:
„Wij waren in Parijs gedurende het beleg.
Ik was toen korporaal en ikhad in mijn compagnie
een jongen blonden soldaat uit Lyon, die pas
18 jaar oud was. Hij was, zoo ais men 't noemt,
een heethoofd, en had zich aangegeven voor
den duur van den oorlog. Altijd had hij pret,
en altijd stoeide hij; in één woord hij was de
grappenmaker van de heele compagnie.
Onze toestand was echter alles behalve roos
kleurig Wij waren al sedert eenige weken
ingesloten en moesten ons al spoedig met
paardenvleesch voeden, Men ontving geen
berichten meer uit den omtrek, en een ieder,
zelfs den oudste van ons. begon de tijd lang
te vallen. Men heeft altijd wel een vader of
moeder, misschien wel een meisje, en als men
dan niet weet wat er van hen geworden is,
als men bedenkt, dat de vijand misschien op
dit zelfde oogenblik in je dorp is, en je huis
plundert, zonder nog te rekenen de vreeselijke
behandelingenje begrijpt, dat dat alles
behalve prettig is.
Joanny maakte zich er niet naar over: „leve
de vreugde," zei hij, „het dient nergens toe,
om je bang te maken En hij at zijn paarden
vleesch alsof het gebraden kip was, hoewel
het vleesch vreeselijk taai was.
Op zekeren dag zouden wij een uitval doen.
Wij waren bij de barrière du Tröne gekam
peerd en we zouden aanvallen, gaande door
de poort van Vincennes. Joanny hield erg van
zulke dagen, hij was werkelijk verrukt als hij
schieten kon. „Ha, dat gaat goed," zeide hij,
zijn handen wrijvende, toen we 't bevel kre
gen op te marcheeren. 't Was avond en bij
't krieken van den dag moesten wij ver
trekken.
(Wordt vervolgd)