Mededeelingen.
De heer N. Kerkhoven, directeur der Zangvereeniging,
toonzette het dichtstuk op hoogst verdienstelijke wijze. De
muziek is in volkomen harmonie met de woorden. Met den
wensch dat dit gedenkschrift in onze Kerk een prediker
moge blijven van den zegen van het lijden besloot spreker
zijn toespraak, die niet naliet op zijn gehoor een diepen
indruk te maken.
Aan het einde van den avond wekte Ds. P. M. de aan
wezigen nog eens op om „Immanuël" uit zijn geldverlegen
heid uit te helpen. Er is nog een schuld van ongeveer f 60.
De beproefde directeur krijgt nog een deel van zijn salaris
en inplaats van daarom gestaakt te hebben, dirigeerde hij
ook weer Zondagavond zijn koor met onverdroten toewij
ding en heerlijk enthousiasme. Wanneer „Immanuël'' wat
meer donateurs had zou de kas er beter voor staan. Het
donateurschap bedraagt slechts f 1.50 of f2.50 per jaar.
Wanneer nu de lezers en lezeressen van dit stukje een
dankbaar en nuttig werk willen doen, geven ze zich (zonder
uitstelals donateur of donatrice op bij den eere-voorzitter
of bij ondergeteekende
C. B.
Uit de Oude Doos van het Kerkelijk Zandvoort.
XXXVIII.
De Koster stelt zijn voorwaarden.
De Koster zendt deze nader bepaalde Instructie, (opgenomen in
den Zondagsbode, 4den jaarg. No. 1) op aanraden van Z. E. den
Heer Gouverneur bij missive van 6 Febr. 1849 No. 36, aldus opgemaakt.
terug, daarbij antwoordende dat hij „op morgen zijne veranderingen
in die Instructie schriftelijk wil mededeelen". Daarop wordt de ver
gadering, het eind harer bemoeijingen in deze niet kunnende bereiken,
gesloten.
In hunne vergadering met den Kerkeraad vereenigd, 25 februarij,
vragen Kerkvoogden den Koster of hij nog eenmaal de Instructie,
zoo als die hem den 7en Febr. gegeven is, wil ontvangen, met de
bepaling om voor 1 Maart, opdat er een einde aan kome, een afdoend
antwoord in te zenden. De Koster neemt de Instuctie mede, verkla
rende voor den ten Maart een schriftelijk antwoord te zullen inzen
den. Daarop zendt de Koster wederom een ontwijkend antwoord
in, aldus luidende:
Aan den WelEerwaarden Heer Predikant en Heeren Kerken-
raads-Leden en Kerkvoogden bij de Herv. Gem. te Zandvoort.
Mijne Heeren!
Ter uit den wegruiming van den tusschen ons gerezene onaange
naamheden stel ik UwelEdelen voor, dat ik de bewuste Instructie
als Voorlezer, Voorzanger en Koster aanneem, wanneer het getal
turven, waarvan het veranderde 2e Artikel spreekt, jaarlijks voor
vast wordt bepaald op 6000, en dezelve te ontvangen 4800 uit het
Kerkefonds en 1200 van de Diakonie, als vroeger, om van dezelve
die Collegien te dienen, welke in de gemelde Instructie genoemd
wordenof, om mij voor het vervolg aan te stellen alleen als
Voorlezer en Voorzanger, op een vast jaarlijks Tractement van f66.50.
De Voorlezer, Voorzanger en Koster bij de Herv. Gem. te Zandvoort,
Zandvoort den 28en Februarij 1849 J. KONING.
N. B. Bedenk, dat ik reeds 35 jaren de voornoemde betrekkingen,
zoo ik meen, naar behooren heb waargenomen.
Bloemendaal.
'n Uurtje, nadat het vorige nummer van De Zondagsbode
was verschenen, werd ik door een belangstellend lezer of
lezeres opgebeld, met de vraag, of ik Lambert Speller, al
was hij reeds lang dood, nog persoonlijk had gekend. Ik
moest antwoorden, dat ik, tot mijn spijt, het genoegen van
hem te kennen niet heb gehad. Toen volgde de vraag, of
ik dan misschien zijn.vrouw heb gekend, en of deze nog
in leven was. Ik heb op het eerste deel van die vraag
geantwoord, dat ik, tot mijn blijdschap, de echtgenoote van
Lambert niet heb gekend. En op het tweede deel van die
vraag heb ik gezegd, dat mij, voor het geval Lamberts
„huisvrouw" nog tot de levenden behoorde, waarschijnlijk
de vrijmoedigheid zou ontbroken hebben, zoo publiekelijk
mede te deelen, wat verschillende in het kerkeraadsarchief
bewaarde stukken omtrent haar weten te vertellen. In 'n tijd,
waarin één oorlogsverklaring meer of minder, er niet zoo
precies op aan schijnt te komen, zou meedeeling van Anna
Maria's „stoutigheden" een casus belli kunnen zijn. En er
was veel kans, dat huisvrouw Speller zich opnieuw zou te
buiten gaan aan „het uiten van seer aanstotelijke Expres-
siën". Maar nu is het eerste niet meer te vreezen. En het
tweede, indien het onverhoopt mocht voorkomen, hooien
we niet meer. Want Bloemendaals kerkhof heeft zoowel
man als vrouw Speller, ongeveer honderd jaar geleden
opgenomen, bij de veien, die daar naam-loos rusten.
Voordat dit gebeurde, was 't gedurig erg onrustig in den
huize Speller, 't Liep soms de spuigaten uit, zooals daar
Lambert 't ontgelden moest. Gelukkig alleen met woorden.
Maar ook daarmede was de vaardigheid van wie het
Huwelijksformulier, in dit geval ironisch, „het zwakkere vat"
noemt, zöö geweldig, dat Lambert eindelijk geen raad meer
weet. Daarom zoekt hij hulp bij menschen, van wie hij
verwacht, dat ze wél raad weten. Hij stuurt een request
aan „De Edele Achtbaare Heeren, Bailluw en Leenmannen
van Brederode". In dat schrijven deelt hij mede, dat hij
„naar de wetten van den Lande, te Bloemendaal in de
kerk is getrouwd met een vrouwspersoon van de Roomsche
Religie". Vóór dat huwelijk heeft Lambert's bruid twee
dingen beloofd. Eerst dat „zij zig in de Gereformeerde
Godsdienst wilde laaten onderwijsen". Vervolgens, dat, zoo
er kinderen uit hun huwelijk mochten geboren worden,
„deselve zonder enig onderscheid van wat sexe dezelve
kinderen mogten zijn, zonder tegenzeggen" in de Gerefor
meerde Kerk zullen gedoopt en onderwezen worden. Er
werden kinderen geboren. Of, zooals Lambert vertelthij
heeft „bij de voorschrevene sijne huisvrouwe vijf kinderen
overgewonnen". Moeder Speller heeft voor dit vijftal haar
belofte gehouden, wat den Doop betreft. Maar toen de
oudste bijna acht jaar was geworden, en in de termen viel
om ter catechisatie te gaan, toen begon de narigheid. Op
order van vader, gingen de twee oudste Spellertjes mee
met de kinderen, die „onder geleide van den schoolmeester
gaan naar de catechisatie, die in de Bloemendaaische Kerke
wekelijks door den Predikant wordt gehouden", 't Is een
heel klein eindje, van de toenmalige school de eenige
die er was naar de kerk. Maar ze zouden de kerk niet
bereiken. Moeder stond ze op te wachten. En onder het
meest onstichtelijke getier haalde ze de kinderen uit de ter
catechisatie gaande gelederen, en nam ze mee naar huis.
Daar werd de betooging voortgezet. Of Speller een tegen-
betooging op touw zette, weet ik niet. Wel, dat hij voet
bij stuk hield. En niet wilde, dat de kinderen „in het wilde
zouden opwassen". Hij zond ze weer naar de catechisatie.
Maar zijn vrouw maakte zoo'n spektakel, dat hij de hulp
inroept van den „Bailluw". Te meer werd dit noodig, toen
spruit nommer zes werd geboren en moeder Speller 't niet
wilde laten doopen. Zij zag liever, verklaarde ze, „dat het
door paarden vaneen gescheurd wierd". Zoo ging het niet
langer. Daarom verzoekt hij Burgemeester en Wethouders
„met alle ootmoedigheid, zodanige mesures te beramen,
waardoor hij in zijn maritale magt in een stuk van zo
groot een aanbelang efficacieuslijk mag worden gemain-
tineerd, gestijfd en gesterkt". Tegenover zijn martiale huis
vrouw was dat wel noodig. Prettig, als zoo de Burgemeester
iemand moet gaan stijven in zijn „maritale magt" als
hoofd van zes overgewonnen spruiten, plus de „voor
schrevene sijne huisvrouw".
Wordt voortgezetA. v. L.
Zandvoort.
Donderdag 20 Mei heeft, 's morgens 11V2 uur, de
Huwelijksinzegening plaats van Arend van den Bos en
Arendje Keur.
Attestaties zijn aangevraagd naar Amsterdam door Arend
van den Bos en Arendje Keur.
Ds. P. M. houdt zijn spreekuren des Woensdags voorm.
van 10—12 en nam. van 7—9 uur.
Mevrouw P. M. ontvangt eiken Woensdagmiddag.
Van het personeel der E. S. M. is ingekomen voor het
Steun-Comité een bedrag van f 19.06.