Een leven zonder Zondag is een reis door een woestijn zonder oase Voor eiken dag. FEUILLETON. Als wij Gods heilsgedachten door het geloof opnemen in ons hart, Zijn wegen vertrouwend gaan, wordt de afstand tusschen Zijn gedachten en wegen en die van ons gestadig minder. Het verschil krimpt hoe langer hoe meer in. Niet omdat God zich schikt naar ons, maar omdat wij ons voegen naar Hem. Begrijpen zullen wij Hem nooit, Hem, van wiens verstand er geen doorgronding is. Maar wij beginnen al beter Zijn gedachten te verstaan. En de aanvaarding dier gedachten Gods doet ons zóó aan Hem gewennen, dat wij Zijne wegen kiezen boven eigen wegen en daarin leeren gaan niet met wankelende, maar met vaste schreden. Over ons komt een sterk gevoel van groote veiligheid. Ik ga gemoedigd voort, schoon ik mijn weg niet ken Ik weet dat God er is, Hij weet dat ik er ben P. M. Verzameld door C. B. Ik hoorde laatst een wijze, zachtoordeelende christin zeggen „als ik ernstige, edeistrevende menschen zie, die geheel buiten het christendom en de geloofsgemeenschap staan, vraag ik mijzelf altijd af„wat zou God met hen bedoelen Van zulk een rustige liefdevolle denkwijze zijn vele orthodoxen verre verwijderd. Het is voor hen eigenlijk een ongerijmd heid dat God deze wereld met al dat menschengedoe nog altijd laat voortbestaan. Zich knus-warm gevoelend in het «igen afgesloten kringetje, genieten zij van het zalig besef gered te zijn en voor de eeuwigheid geborgen. Of menig eenvoudig gereformeerde niet vreemd zou op kijken en pijnlijk verrast zijn, als hij eens kon weten wat er omgaat in de harten van velen zijner voormannen, wat dezen zich soms bij die oude welbekende termen denken en voorstellen, welke „gravamina" aangaande bepaalde Bijbelteksten bij hen oprijzen, hoe onzeker en benauwd zij vaak zijn, - of hij niet zou vinden, dat velen, die als verkondigers der onvervalschte leer gelden, bedenkelijk van den ethischen zuurdeesem zijn doortrokken Intusschen, de gemeente bemerkt gelukkig van dit alles niets. Want gesproken wordt er altijd op dezelfde wijze, met dezelfde verzekerdheid, in de oude geijkte termen. Hoe gemakkelijk neemt men met den uiterlijken schijn ge noegen en beschouwt dien als doorgaanden waarborg voor geestelijke gezondheid. Het gevolg is dan ook, dat gemeente leden, die met zeer leelijke ondeugden behept zijn en misschien in 't geheel geen christenen zijn, al mogen zij zichzelf ook daarvoor houden, in de kerkbesturen kunnen komen, daarin grooten invloed krijgen, twist stoken, den arbeid der predikanten belemmeren en dezen het leven zuur maken, zooals nu niet zelden na afloop van de godsdienstoefening de „dominee" door eigengerechtige, bedilzuchtige broeders onderhanden genomen, tot verantwoording over het gesprokene geroepen en op tekortkomingen in beslistheid van termi nologie en dogmatiek gewezen wordt. Is het niet diep treurig, is het niet verschrikkelijk, dat juist in onzen tijd, nu zoo talloos vele onbevredigde en diepbekommerde zielen hunkeren naar het christelijk geloof en meer toenadering zoeken tot de christelijke kerk, dat zich daar nu een schaar van theologen voor hare deuren plaatst, roepende„Neen, neen, eerst willen wij eens zien of gij u wel op de juiste wijze uitdrukt en geneigd zijt eenige zeventiende-eeuwsche formulieren te onder teekenen; anders komt gij er niet in!' Het is waarlijk niet te verwonderen, dat vele dieper en fijner voelende, onbevangen denkende geesten terughuiveren voor zulk een niets groots en heroieks aan zich hebbend, stijf, muf-burgerlijk geestesproduct, als wat in vele kerke lijke kringen van ons land met den naam van vroomheid en christelijk leven wordt betiteld. Is het niet merkwaardig, hoe Jezus' persoon de menschen van onzen tijd niet met rust laat! Honderden denkers, buiten de theologische en kerkelijke kringen om, geleerden, filosofen, kunstenaars, zijn onophoudelijk met Hem bezig. Het geheel eenige dezer verschijning treedt steeds helderder in 't licht. Hij is een persoonlijkheid, die men niet voor bijzien kan Er is eigenlijk men vergeve mij de uitdrukking iets oer-komieks in de opvatting, dat men, om tot de Christelijke kerk te mogen behooren, niet alleen a, b en c moet gelooven, maar ook nog d, e en f. Och neen, alleen het geloof in a is al voldoende, als het 11.1. geen frase, als het niet iets intellectueels is. Wie hier a zegt, die moet niet ook nog b zeggen, maar die zegt van zelf wel b, en wat er nog verder volgt. En hoe hij dat overige precies zeggen zal, daarin moet de vrijheid van den individueelen mensch geeerbiedigd worden. (Uit: Godsdienst, Kerk en Kuituur, door Prof. Dr. B. J. H. Ovink, deel V van „Synthese", onder Redactie van Prof. Kohnstamm en Dr. De Sopper.) Leonor de Cisneros. Te één uur des nachts werden plechtige missen in de kerken en kloosters gelezen en te vijf uur 's morgens verschenen reeds, bij af wezigheid van koning Filips 11, die zich nog in de Nederlanden bevond, de regentes Juana, geheel in het zwart, met zwarten sluier, witte handschoenen en een zwarten waaier in de hand, en de zwakke, ziekelijke Don Carlos, omringd door een schitterenden hofstoet, voor afgegaan en gevolgd door de koninklijke lijf wacht te voet en te paard. Nadat de vorstelijke personen hun zitplaatsen hadden ingenomen, begon het treurig défilé der veroordeelden, aan wier hoofd de fiskaal Jeronimo Ramirez de banier der inquisitie droeg. Men telde er dertig; zij droegen kaarsen en groene kruisen. Veertien hadden de schandmuts met duivels en vlammen op het hoofd; allen droegen sambenitos, doch van Herrezuelo alleen was de mond met de „mordaza" dichtgesnoerd, een hout waarmede de tong werd vastgeklemd; het belette den lijder het spreken en veroorzaakte door het opzwellen van de tong tevens hevige smart. Dat de inquisiteuren juist Herrezuelo deze pijniging aandeden, is een bewijs dat zij als een halsstarrig en zeer gevaarlijk ketter be schouwden, die, het volk misschien nog op het schavot of op den brandstapel door zijn woorden zou kunnen verleiden. De plechtigheid werd geopend door een prediking van Melchior Cano over Matth 7 15 „wacht u voor de valsche, profeten, dewelke in schaapskleederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven"- De geleerde Dominikaan sprak een uur lang en werd met groote aandacht gevolgd; de ongelukkige ver oordeelden die hem hoorden, zullen waarschijn lijk in hun hart een juistere exegese van den tekst hebben gemaakt dan hij. en in die met schaapskleederen bekleede wolven den prediker en de inquisitie zeiven herkend hebben. Nadat de predikatie was geëindigd, begaf zich de aartsbisschop Valdes, door een inquisi teur en een secretaris begeleid, tot de vorstelijke personen, en nam hun en het volk. op het kruis en misboek, een eed af, dat zij de roomsche leer zouden beschermen, de ketters vervolgen en de inquisitie helpen. Allen riepen als uit één mond: „dat zweren wij!" Daarop werden de verschillende vonnissen voorgelezen. Onder de ter dood veroordeelden treffen wij, behalve Dr. Agustin de Cazalla. ook Herrezuelo aan. Eer zijn tong met de schroef werd vast geklemd. had hij, bij het verlaten van de ge vangenis, tot Cazalla deze woorden gesproken: „Doctor, doctor, nu wensch ik mij zeiven moed toe als nooit te voren'. Als ..hardnekkig ketter tot het uiterste", stond hij op het schavot met den sambenito met duivels en vlammen, bekleed; doch wie beschrijft zijn smart, toen hij zijn echtgenoote Leonor de Cisneros onder de met de kerk verzoenden zag staan, die door het geloof af te zweren, zich voor een doodvonnis hadden gevrijwaard Hoe het den inquisiteuren gelukt was de jonge vrouw tot verloochening van haar Heer en Heiland te brengen, weten wij niet; misschien was het slechts de vrees voor den smadelijken en pijnlijken dood op den brandstapel, die haar deed bezwijken; misschien ook was haar moed gebroken door de maandenlange eenzame ker kerstraf en de folteringen in de pijnkamer; het is echter waarschijnlijk dat de rechters de dui- velsche list in praktijk gebracht hebben, waar van ik vroeger schreef: dat zij haar namelijk hebben wijsgemaakt dat haar echtgenoot de ketterij reeds had afgezworen en haar smeekte hetzelfde te doen. (Slot volgt.) M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 2