Zandvoort, Aerdenhout, Bloemendaal en Overveen
No. 12
ZONDAG 18 JULI 1915
4de Jaargang
Predikbeurten
De hoogste Liefde.
DE ZONDAGSBODE
VOOR
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS:
Per Jaargang voor Zandvoort en
Bloemendaal f 1.50
elders (franco) 2.50
Afzonderlijke nummers0.05
R E D A C T I E
O POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort
Jhr. Dr. M. F. VAN LENNEP - Aerdenhout
J. A. VAN LEEUWEN - Bloemendaal
Mej. C. BIENFAIT - Aerdenhout
Adres voor de Administratie:
P. SAAF - Zandvoort - Telefoon No. 27
PRIJS DER ADVERTENT1ËN
15 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen, 1 5 regels 0.35
Elke regel meer0.06
Bij abonnement extra korting
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
Ned. Herv. Gem. Zondag 18 Juli 1915.
Zandvoort, v.m. 10 uur: Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
(Extra-collecte voor de Kerk.)
Bloemendaal, v. m. 10 uur: Ds. J. A. VAN LEEUWEN.
Jezus, wetende dat zijn ure gekomen
was, dat hij uit deze wereld zou
overgaan tot den Vader, alzoo hij
de zijnen die in de wereld waren
liefgehad heeft, zoo heeft hij hen
liefgehad tot het einde.
Joh. 13:1
Wonderbaar woord. Jezus heeft de zijnen liefgehad tot
het einde. Wat beteekent dat?
Niet allereerst dat die liefde tot het einde van zijn of
hun leven voortduurt, dus met andere woorden nooit
ophoudt. Ook dat is een heerlijke, troostrijke waarheid,
wel geschikt den zwakken, angstigen, moedeloozen, klein-
geloovigen discipel te sterken en te bemoedigen. Maar dit
„tot het einde" beteekent toch eigenlijk iets anders. Het
wil zeggen „tot het uiterste, tot den hoogsten graad van
liefde". Jezus, die de zijnen had liefgehad, wetende dat hij
spoedig zou heengaan, eindigt met hun nog al zijn liefde
te brengen.
Is dat niet heerlijk? Gedurende al de dagen van zijn
omwandeling op aarde had Jezus zijn discipelen liefgehad,
hen in hun zwakheden gedragen en opgevoed. En zij had
den die liefde gevoeld, de een meer en dieper dan de
ander, het meest zeker wel „de discipel dien Jezus liefhad".
Maar nu komt het einde, het donkere einde. En Jezus, die
het ziet, die het voelt naderen, wil in die laatste oogen-
blikken dat hij nog met de zijnen is, dat hij ze nog zijn
warme, koesterende liefde kan mededeelen, dat nog veel
intensiever, veel dieper doen. Hij wil dien grooten schat
van liefde als voor hen uitstorten eer hij heengaat en zij
alleen zullen worden gelaten.
Welk een teedere liefde is die van den Heiland. Ziet,
dit vers is als het opschrift boven al die hoofdstukken van
dertien tot en met zeventien, waarin wij lezen wat Jezus
aan dien laatsten maaltijd dien hij met de zijnen hield,
heeft gedaan en gesproken. Eerst de voetwassching, de
liefde die zich geeft en vernedert, de dienende liefde
later die heerlijke afscheidswoorden (Joh. 1416) vol van
troost en teedere zorg, aanvangende met het „Uw hart
worde niet ontroerd", met de belofte van het Vaderhuis
met de vele woningen, en de verzekering dat het hun nut
was dat hij wegging, dat hij hen geen weezen zou laten,
maar weder zou komen en den Heiligen Geest, den Troos
ter hun zenden zou en eindelijk dat onuitsprekelijk schoone
en teedere Hoogepriesterlijk gebed. Wèl mag de gansche
christenheid "den apostel, dien Jezus liefhad, dankbaar zijn
dat hij deze afscheidsgesprekken met dat gebed voor de
gemeente van Jezus heeft bewaard.
Jezus heeft de zijnen liefgehad tot op het uiterste waarop
men liefhebben kan, tot op den hoogsten graad van liefde.
„Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn
leven stelle voor zijn vrienden". Ook dat heeft de goede
herder gedaan. Wèl mocht de apostel spreken van de
breedte en lengte en diepte en hoogte van de liefde van
Christus (Efeze 3: 18). Zij is onpeilbaar.
Waartoe moet deze gedachte ons dringen
1. Tot blijde zekerheid. Wij zien dikwijls te veel op
onze liefde tot den Heer en gaan die angstvallig meten.
Ach, dan moeten wij wel moedeloos en ongelukkig worden,
want onze liefde is altijd te klein. Johannes zegt het ons
zoo duidelijk „Hierin is de liefde, niet dat wij God lief
gehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn
Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden".
(I Joh. 4 10). Willen wij getroost en gesterkt worden wan
neer de gedachte aan onze zonde en onwaardigheid ons
drukt, wanneer ons hart ons aanklaagt en veroordeelt, dat
wij dan ons verdiepen in de gedachte aan des Heilands
onuitsprekelijke en onpeilbare liefde jegens ons, aan die
liefke „tot het uiterste, tot den hoogsten graad". Die liefde
is machtig ook ons aan te nemen, zooals wij zijn, ons te
vergeven, ons te leiden, ons te heiligen. Die liefde eindigt
nimmermeer. Wie zal ons van haar scheiden „Want ik
ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen
noch overheden noch machten, noch tegenwoordige nog
toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch eenig
ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde
Gods welke is in Christus Jezus onzen Heer". (Rom. 8 38, 39).
2. Tot wederliefde jegens den Heiland. Liefde wekt
liefde. Dat kan niet uitblijven. Hoe meer de ziel door
drongen is van het besef: „de Heer heeft mij lief", des te
meer zal het ook worden „ik heb den Heer lief en wensch
hem meer lief te hebben". Hoe meer wij denken aan het
geen hij voor ons deed en er hem voor danken, des te
meer zullen wij begeeren ook onze liefde in daden te
toonen, daden van geloof en gebed, van ootmoed en kin
derlijke, blijmoedige gehoorzaamheid. „Zoo iemand mij
liefheeft, die zal mijn woord bewaren". (Joh. 14:23).
3. Tot liefde jegens elkander. „Een nieuw gebod geef
ik u, dat gij elkander liefhebt" (Joh. 13 34). Waarin be
staat het nieuwe van dit overoude gebod der liefde? Hierin:
„gelijk ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt".
Dus de liefde van Jezus moet in het vervolg de maatstaf
zijn van de liefde der zijnen tot elkander. Welk een maat
staf De liefde van hem, die liefhad „tot het uiterste, tot
den hoogsten graad". En die liefde tot elkander moet niet
zijn een soort algemeene menschenliefde, waarvan sommi
gen den mond vol hebben. Die is goedkoop en kost geen