De verplichting om den R U S T D A G te heiligen ontslaat ons niét van de verplichting om den WERKDAG te heiligen. FEUILLETON. Voor eiken dag. verstandiger dan de christelijke houwdegens, die het lichaam van Christus d.i. zijn gemeente uit elkaar trokken en deelden. Zoo hopeloos deelden, dat het nooit weer terecht komt. Nooit Hoort ge geen ver geluid zoo ver dat, op den wind gedragen, brokstukken van accoorden, deelen van melodiën alleen, ons bereiken Als 't gewoel het felst is, en alles wanhopig van gewoonheid is dan padert het geschal dat verzamelt:> wie 't verstaan. Met de laatste bazuin. Ik zeg wie het verstaan. Spreekt dat dan niet vanzelf» dat wij het teeken dier laatste bazuin verstaan Wat een vergissing, dat dit eene vanzelfsheid zou wezen. Ik versta niet den zin van al die signalen, die de hoornblazer uit- schalt op order van zijn bevelhebber. Hij zelf wel omdat hij hun zin geleerd heeft. De soldaat wel omdat hij de beteekenis dier signalen geleerd heeft. Al ontroert me dat geluid der trompet, omdat ik weet hoevelen het in den dood en de verminking roept, daar ver nabij in den broedermoord der natieën elk teeken, elk signaal kan ik pas verstaan als ik het geleerd heb. Zoo zal het öök wezen „met de laatste bazuin". Haar teeken verstaan, gebeurt slechts wanneer wij geleerd hebben om het te verstaan ons geoefend hebben om den zin te duiden. Hoe kunnen we ons oefenen Let er op dat Paulus spreekt van de „laatste" bazuin. De laatste. Dus er zijn ook eerdere, ook vorige geweest. En die hebt ge toch wel gehoord. Telkens. Die kunt ge hooren. Telkens. Die moet ge hooren, als ge niet van onverschilligheid doof, van dofheid der ziel gansch onontvankelijk zijt geworden. Het voorkomen van den hemel kunt ge goed onderscheiden. Want als het avond wordt, zegt ge mooi weer want de lucht is vuur rood. En des morgens zegt ge vandaag storm want de lucht is somber. Gij, die het aanschijn des hemels wel weet te onderscheiden, kunt gij de teekenen der tijden niet onderscheiden? Hij, die zijn engelen uit zal zenden „met de laatste bazuin" zend hij ze niet uit binnen den levenskring van iederen sterveling Gewaarschuwde mensch, klonk geen geluid, niet door anderen maar des te verstaan baarder door uzelve gehoord, als waarschuwend signaal op uwen verkeerden, gevaarlijken weg In droefheid was er toch, behalve de stem van uw eigen leed, een ander geluid dat u deed opzien van boven, of het kwam van God en riep tot God, Er was toch wel wondere muziek, als eens wachters teeken, naast de blijde zang van uwen voorspoed. Misschien ondanks uzelve heeft 't u de knieën doen buigen, en u gebracht en geroepen tot aanbidding. Toch wel een stil erkennen, dat ge er in hoordet schal eener bazuin uit den hooge, van God. Zoo is de oefening, die ons gegeven wordt. De overste Leidsman stelt genadig en liefdevol telkens de gelegenheid tot oefening open, om vertrouwd te raken met de signalen waarmede Hij ons roept. Opdat wij niet verschrikt en niet verlegen staan bij „de laatste bazuin", die de dooden wekt en de levenden verandert. Maar ook onze knie ter huldiging zich buige. En onze mond wete intestemmen met den grooten lofzang der bevrijding. Wanneer Christus komt. BI. J. A. v. L. Verzameld door C. B. Het is weldadig te bedenken, dat hetgeen waarop het in deze wereld aankomt om iets groots te verrichten in de eerste plaats isniet takt, niet waardigheid, maar hart. Pierson. Niemand kan God liefhebben, die zich er niet voortdurend met allen ernst op toelegt Hem te gehoorzamen. Robertson. Ofschoon onze geest door het lezen van boeken en het voeren van gesprekken met velerlei denkbeelden over menschen en zaken kan gevoed worden, moet ons oordeel door ons eigen nadenken worden gevormd. Watts. Een traan is een held"ere diamant waarin al de pijn en al het geluk der wereld fonkelt. Fairbairn. Twee handen behooren steeds onafscheidelijk saamge- strengeld te zijn de hand der genade Gods en de hand des geloofs. Lhotzky. Ik wil geen geloof bezitten, ik heb een geloof noodig dat mij bezit. Kingsley. Een goed boek wezenlijk lief te krijgen is een van de belangrijkste gebeurtenissen die ons in dit leven kunnen overkomen. Drummond. God heeft mij hier gebracht. III Acht dagen verliepen en toen kreeg ik een briefje van den volgenden inhoud „Wij lezen dagelijks in het boek dat gij mij gegeven hebt, maar begrijpen het niet genoeg. Toen gij het voor mij gelezen hebt, begreep ik het zoo goed. Moeder en ik smeeken u, kom toch om het uit te leggen 1" Juist was er dien avond kerkeraads-vergade- ring, waariiTik den broeders alles mededeelde en het briefje voorlas. Een hunner zeide „Het is haast te mooi om natuurlijk en waar te zijnik vrees dat er iets achter zit. Het kan een list zijn om u een strik te spannen." Er werd afgesproken dat een der broeders mij zou vergezellen, daar een getuige, ingeval de zaak verdacht mocht zijn, alles waard was maar ofschoon allen gezind waren de reis mede te maken, werd niet bepaald wie mijn reis genoot zou zijn. Vandaar dan ook, dat er den volgenden ochtend om vijf uur, niemand aan den trein wasik vertrok alleen en was even voor acht uur ter bestemder plaatse. In een restauratie iets gebruikende, werd ik voor een handels reiziger aangezien, waarschijnlijk omdat ik een klein taschje in de hand hield, waarin ik eenige reislectuur gestoken had. Dit gaf mij de ge- wenschte gelegenheid om, na het adresboek gevraagd te hebben, in het algemeen naar eenige winkeliers en in het bijzonder naar de zaak van mijn bezoekster te informeeren. Men wist mij te zeggen, dat het zeer soliede menschen waren, die goede zaken maakten, maar dat de moeder, die bij hen in huis woonde, niet naar de kerk ging; dat men eigenlijk niet goed wist wat voor een geloof zij had, en dat zij haar dochter ook in de war bracht. Nu viel er niet langer aan list te denken. Even na negen uur trad ik de woning binnen en vond moeder en dochter voor het openge slagen N. Testament met vochtige oogen aan tafel zitten. Toen de dochter mij in den winkel zag staan, riep zij: „O moeder, daar is hij al!" Nu werd er een stoel bijgeschoven en het Boek voor mij nedergelegd met verzoek het te lezen en uit te leggen. Eerst baden wij en daarna las ik voor wat mij het eenvoudigst voorkwam. Na eenigen tijd met eerbied en aandacht geluisterd te hebben, viel de moeder in „maar moeten wij dan zóó tot Jezus komen, zóó, zonder eerst van onze zonden gereinigd te zijn „Ja. zóó moet gij komen, zooals die tollenaar, zooals die moordenaar en anderen." „Maar dat durf ik niet." „Welnu, reinig dan u zelve van de zonden, als gij kunt." „Dat kan ik niet." „Daarom, omdat gij het niet kunt, de priester het niet kan en ik het niet kan, daarom moet gij zóó tot Jezus komen, daarom heet hij Jezus, dat is Zaligmaker, en buiten dien naam is er geen, waardoor de menschen kunnen zalig worden." Na nog wat gelezen, gesproken en ten slotte gebeden te hebben, vertrok ik met de zeker heid dat zij nu begrepen, zooals zij ook zeiven getuigden, dat zalig worden geschiedt uit genade, door het geloof in Jezus Christus. Er gingen wel drie maanden voorbij eer ik weder iets hoorde, en toen vernam ik door iemand anders den afloop der geschiedenis- De koster was met zijn schoonmoeder naar een krankzinnigengesticht gereden, onder voor wendsel dat zij een toertje zouden maken. Hij wilde haar daar laten, doch men trachtte hem aan het verstand te brengen dat hij meer van een krankzinnige had dan zijn schoonmoeder. Zij kon nu niet langer bij haar dochter in wonen en huurde een kamer, waar zij korten tijd daarna ziek werd en stierf, van vreugde juichende dat zij geloovig geworden was en nu kon sterven, nu zij Gods genade in Christus kende. Dit laatste vertelde mij later haar dochter. M. F. v. L. (Uit „De kracht van het Evangelie in een roomsch land" door Ds. H. van den Brink.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 2