Hervormings-Zondageen schoone gelegenheid om den Heer, vonr onze kennis van het zuivere Evangelie, in Zijn Huis samen te danken. Voor eiken dag. Mededeelingen. FEUILLETON. Als wij nu maar niet verzuimen met het Ieeren bidden vast een aanvang te maken. Wij leeren het niet anders, dan al biddende. Die geloof begeert, vrage het van God. En weet hij niet hoè hij bidden moet, hij late zich door die overweging van het bidden toch niet terughouden. Hij beginne met stil en nadenkend het „Onze Vader te bidden. Zoo wordt de gewenschte gebeds-stemming geboren. Zoo wordt het ijs gebroken. Als de zondaar maar weer eerst „Vader" gaat zeggen. Dan gaat ook de innerlijke wereld met haar nooden en behoeften den bidder open de ziel begint de zich vermenigvuldigende gedachten onder eigen gekozen woorden te brengen en Paulus' ervaring wordt eigen ervaring: „De Geest-zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen". Zoo daalt rust en vrede in het eerst zoo onrustige hart Het smeulend vonkje wordt een vlam de uitgaande ziele- lamp begint helder te schijnen de woestijn gaat bloeien als een roos de gelaafde dorstige wordt zelf een fontein van water, opspringende tot in het eeuwige leven De bruid gaat met den Bruidegom de feestzaal binnen. Paradijs Paradijs P. M. Verzameld door C. B. Bedenk u eenmaal, voordat ge iels geeft; tweemaal voordat ge iets aanneemt; duizendmaal voordat ge iets vraagt. Arabisch Spreekwoord. Als wij den levensweg onzer vrienden en bloedverwan ten evenzeer met bloemen bestrooiden als wij't hun graven doen, dan zouden we minder reden hebben om bij hunne graven te weenen uit zelfverwijt. Claus Harms. Iemand kan toch niets beters overkomen dan dit, dat hij al meer en meer wordt ingeleid in de zalige gewoonte, alles in dit leven uit het gezichtspunt van het toekomende leven te beschouwen. Rothe. Gedachten zijn tolvrij, zegt het spreekwoord, maar de wereld wordt door spreekwoorden bedorven. da Costa. Partijschap is als 't ware een moreele zuigpomp die langzamerhand geheel het geweten en geheel het verstand opzuigt. Ibsen. Hèt is Gods eigenaardige gewoonte de dingen te schep pen uit niets; daarom wie nog niet niets is gewor den, uit zoo iemand kan God ook niet iets maken tot lof en prijs van Zijn genade. Luther. Geluk is niet het doel van uw leven. Dankbaar is de reiziger, die niet reist om te reizen maar een bepaald doel in 't oog heeft, als de zon zijn pad beschijnt. Gaat de zon achter de wolken schuil, dan staakt hij daarom zijn tocht niet, want het is hem niet om het wandelen in den zonneschijn, maar om het bereiken van zijn doel te doen. Mazzini. Zandvoort- De stemming voor gemachtigden in het kiescollege is bepaald op Maandag 1 November, 's avonds 6—8 uur in de Consistoriekamer. Aan de beurt van aftreden zijn de H.H. F. Zwaan en O. Schrikkema, terwijl voorzien moet worden in eéne vacature. De extra-collecte voor de kerk, 11. Zondag gehouden, bracht f 21.51 op. Bij kerkeraadsbesluit is vastgesteld dat op den laatsten Zondag van de maanden OctoberMaart avondbeurten zullen gehouden worden, aanvangende om 7 uur. De e,v. avondbeurt is Zondag 28 November. Tot Scriba van den kerkeraad is benoemd en heeft zijn benoeming aangenomende Heer W. H. Driehuizen, Ouderling. Naar het Vaderhuis. ii. Eens, na een jachtexpeditie, had Azo kou gevat. De nachten in het droge seizoen zijn koud en veranderlijk. Azo werd waarlijk hard ziek. Hij hoestte en vermagerde en een voort durende hooge koorts ondermijnde hem. Bilan slachtte een haan, want het kwam er op aan den boozen geest te verzoenen die bezig was aan het hart van Azo te knagen. Maar de geest was blijkbaar met den haan niet tevreden, want de koorts bleef aanhouden. Toen offerde Bilan een schaap. Maar ook het schaap bleek niet vol doende te zijn. Azo werd steeds magerder en zwakker, Zijn vrouwen verzorgden hemde toovenaar bracht telkens sterker talismans en fetischen aan. Alles te vergeefs. Het droge jaargetijde verliep en Ide natte moesson met zijn wolkbreuken brak weder aan. Maar Azo bleef ziek. Zijn vrouwen hadden er langzamer hand genoeg van om hem te verplegen. Een harer, de kleine Nyingore had reeds aan Bilan gevraagd haar een anderen man te geven, Wat heeft men ook aan zoo 'n zieken man En Bilan zelf leek zich nu om zijn aangenomen zoon niet veel meer te bekommeren. Ten laatste verzamelden zich op een mooien dag de krijgslieden, aangenomen zonen van Bilan in de groote hut, terwijl de vrouwen in den omtrek het oor te luisteren legden. En daar werd over het lot van Azo gesproken, terwijl de arme patiënt zelf in een hoek van de hut hoestend en koortsigineengedoken nederlag Waarom houden wij dat levende lijk nog hier?" zoo werd gezegd. „Azo is dood. Men behoeft hem maar aan te zien die gele. doffe, vuile huidskleur, die in gezonken oogen die ribben, die overal uitsteken die beenderen die zijn huid bijkans doorboren. Zijn hoest maakt des nachts de honden wakker; zijn griezelig doodshoofdengezicht verschrikt de jonge vrouwen. Azo is dood, daar is geen twijfel aan. Men geve zijn vrouwen en zijn be zittingen aan een ander. Het groote opperhoofd Bilan kan zoo 'n vogelverschrikker niet langer in zijn omgeving dulden. Bovendien, wie is Azo? Een vreemdeling, een zoon van Manduma Een onbekende, een arme man Dat hij kome om zijn zoon te halen en hem te begraven, indien hij er lust in heeft! Maar dat ons dorp van dit ongedierte verlost worde!' En Bilan keurde het besluit van die verga dering goed. Azo heeft het gehoord; hij stelt geen enkele poging in het werk om zich te verdedigen, maar zwijgend staat hij op. haalt de kleine kano. waarin hij indertijd bij Bilan gekomen was, legt zich daarin, krank als hij is, neder en Iaat zich met den stroom langzaam afdrijven. Nauwelijks is hij verdwenen, of de krijgslieden stormen zijn hut binnen en nemen zijn wapenen en bezittingen weg De vrouwen stooten juich kreten uit. men vecht, scheldt elkander uit, werpt elkander omver Azo hoort die kreten in de verte en begrijpt wat het is; machtelooze woede en spijt vervullen hem hij beproeft zich op te richten en te roeien, maar zijn krachten begeven hem. Weder legt hij zich in de kano neder en laat zich onder den lieeten zonnegloed afdrijven. Zijn hoofd gloeit, zijn slapen bonzen, hij ver smacht van dorst. Hoe lang die reis geduurd heeft, hij weet het niet te zeggen, maar tegen den avond wordt het frisscher op de rivier en komt hij wat bij. Hij richt zich op, en een dorp in de verte aan den oever ontwarende, besluit hij daarheen te varen en verbergt zich in het riet. Daar klonk zijn smeekbede tot de vrouw: „heb medelijden, ik ben krank, ik lijd veel!" Daar ontving hij het harde antwoord „Ga weg van hier vreemdeling! wij kennen u niet'" Ter neer geslagen, liet Azo zich weder in zijn bootje nedervallen, en de vrouw keerde al zingende naar haar dorp terug, zonder zich verder om den kranke te bekommeren. (Slot volgt) M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 2