2e Blad van „De Zondagsbode"
van Zondag 21 November 1915
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
12—19 November 1913.
Ondertrouwd F. Koper en A. M. .Bluijg. t
Getrouwd: J. N. Balkenende en J. van der Mije.
E. Drommel en Q. van Koot.
L. N. Weber en T. Koning.
Geboren: Peter Joseph Marie, zoon van J. E. Bindels
en L. C. M. Martens.
Baardhout, zoon van W. van der Mije en
J. Hoogendijk.
Elisabeth Marie Léonie Ernestine Henri, dochter
van C. L. Borin en M. van der Eist.
Marie Elisabeth Léonie Alfred, dochter van
C. L. Borin en M. van der Eist.
Pancratius Simon, zoon van B. Schelvis en
E. Duivenvoorden.
Willem Volkert, zoon van W. V. van Petegem
en E. L. J. Loos.
Dorothy Muriel, dochter van Jhr. F. Teding
van Berkhout en A. M. J. van Marle.
Burgerlijke Stand van Bloemendaal.
Geboren: Adrianus, zoon van W. Kromhout en G. Delis.
Leonardus, zoon van L. van Berkel enJ.Mense.
Getrouwd: W. Plantenga en A. M. Vogel.
G. H. Gieske en H. G. Kol.
Overleden: Ch. J. W. Oudegeest, 82 j.
R. Hand, 34 j.
A. J. Tijl, 87 j.
A. Smit, 77 j.
Een nieuwe Hoogeschool.
Als kind keek ik met bewondering en verwondering heide,
naar de groote aanplakbiljetten, die de komst aankondigden
van een of ander toen beroemd circus Oscar Carré, Bianus
of dergelijken. Vooral trokken de aandacht de plaatjes,
waaronder stond „specialiteiten-gezelschap." Prachtig was
't, wat die plaatjes te zien gaven. Twaalf paarden op hun
achterpooten, met 'n meneer ervoor, die met een lange
zweep slechts had te wenken, en alle paarden gehoor
zaamden. Of een groote bal, rechts en links gesteund door
een kunstig geschoren poedelen op den bal 'n juffrouw,
wier éène voet slechts lichtelijk de welving van den bal
raakte, terwijl de andere voet rechtstandig naar den hemel
wees. Prachtig! Maar mijn kinderverwondering kon toch
nooit zoo critiekloos zijn, dat de vraag uitbleef: wie zijn
nu eigenlijk de specialiteiten, die paarden of die meneer,
die poedels of die juffrouw? Het aanplakbiljet gaf geen
antwoord. Dus dacht ik maar, dat ze allemaal specialiteiten
waren. Eere wien eere toekomt.
Wat toen een eer was en een aanbeveling, is nu een
klacht geworden. Niet in een circus. Maar buiten de licht
bewogen circuswanden zijn overal en op alle gebied spe
cialiteiten gekomen. Heel de maatschappij loopt gevaar een
specialiteiten-gezelschap te worden. Heel de maatschappij
dreigt haar eenheid te verliezen door specialiseering van
alles en nog wat. Alle eenheid in kunnen en kennen raakt
weg. Alle eenheidsbesef gaat verloren. Veler levensbeschou
wing wordt gedragen door de uitvoerige kennis, die zij
bezitten van het heele kleine stukje wereld, waarmee ze
dagelijks in aanraking komen door hun speciale bezigheden.
Buiten dat heele kleine stukje weten ze niets. Veler wereld
beschouwing is niet ruimer, niet breeder, niet hooger of
dieper dan de conclusies die ze trekken of de gevolgen die
ze zien, van het speciale kleine vakje uit het groote geheel
van het vak, waarin ze om brood of weelde strijden, of
betere idealen najagen. Buiten hun heele kleine vakje uit
het groote vak, gaat hun denken evenmin als hun leven.
Dat hun afdeeling, waarin ze specialiteit zijn, een deel is
van een grooter vak op het terrein van handel, wetenschap,
kunst, industrie, dat weten ze wel. Maar dat het heele terrein
van elk dier vakken weer deel is van het groote wereld
geheel misschien, dat ze het vermoeden. Maar wie het
vermoeden gaan zelden op ontdekking uit, om hun 'vermoeden
bevestigd te zien. En wie op ontdekking uitgaan, kunnen
den weg moeilijk vinden in al die stukken naast elkander
liggende speciale kennis. Waar is de eenheid En blij,
dat men tenminste van één dingetje iets weet, of verdrietig,
omdat men de armelijke eenzijdigheid gevoelt van kennis
omtrent dat ééne dingetje, gepaard met volslagen onkunde
omtrent het geheel, gaat men verder als specialiteit. Zoo
is de werkelijkheid. Overal, op alle levensterrein. Ter illu
stratie alleen, een voorbeeld uit den mechanische en uit den
organischen levensarbeid. In een machinefabriek heeft de
bedrijfsleider overzicht van het geheel. Maar de honderden,
mannen en vrouwen, die- daar met hem werken, kennen
van dat geheel maar een klein stukje. Hun stukje, waaraan
ze iederen dag, dag in dag uit, arbeiden. Ze weten dat
stukje te bewerken met vaardigheid, door oefening. Dikwijls
in doodende eentoonigheid en eenvormigheid. Zoo zelfs,
dat zij alleen, en niet een ander onder hun medearbeiders
kan wat zij kunnen, weet wat zij weten. Evenmin als zij 't werk
kunnen doen van die anderen, of begrijpen wat ze eigenlijk uit
voeren. Van dat kleine stukje weten ze alles; van'tgeheel
weten ze niets, 't Is op die fabriek een specialiteiten-ge
zelschap in den droefsten zinomdat alle ruimte van be
grijpen en verstaan, alle inzicht in eenheid en doel van
hun werk ontbreekt. Nu mijn tweede voorbeeld. In de
medische wereld dreigt aldoor meer de huisarts te ver
dwijnen. De huisarts wordt controleur zijner zieken, die
hij voor elk lichaamsdeel dat ziek wordt, toevertrouwt aan
een of andere specialiteit. Of heeft niet elk lichaamsdeel
zijn specialiteit? Een andere voor de huid,een andere voor
de spieren, een andere voor het hart, een andere voor de
maag, een andere voor den blindedarm, een andere voor de
nieren, een andere voor de keel, een andere voor de oogen, enz.
Heerlijk, en om dankbaar te zijn voor de macht en majesteit
van zooveel gespecialiseerde wetenschap. Maar raakt het
eenheidsbesef, het begrip organisme niet verloren Is geen
meermalen waargenomen verschijnsel, dat wie specialiteit
is in één lichaamsdeel, één orgaan, den mensch zoo on
geveer vereenzelvigt met dat orgaan en uit het oog verliest,
dat een ziek mensch toch heusch nog wel wat anders is,
dan een ziek lichaamsdeel.
Deze voorbeelden kunnen vermenigvuldigd worden met
andere, uit alle terrein van arbeid en leven. En dat hier
gevaren dreigen, ligt voor de hand. Er is te dikwijls op
gewezen, dan dat zou noodig zijn dit nog eens weer te
doen. Deze gevaren hebben een groep mannen en vrouwen
in ons vaderland bewogen tot een daad, die van groote
beteekenis kan worden, indien zij verder komt dan het
papier, waarin zij van hun voornemen vertellen Zij hebben
gevormd eene voorloopige commissie, om voor te bereiden
de stichting eener nieuwe Hoogeschool. Voorzitter van die
commissie, tevens voorzitter van het dagelijksch bestuur,
is Prof. L. E. J. Brouwer te Amsterdam. Algemeen secreta
ris is de Heer J. D. Reiman te Amersfoort. Uit de lijst van
33 mannen en vrouwen die het comité vormen, noem ik
nog slechts deze: Dr. Frederik van Eeden, Dr. v.d. Bergh
van Eijsinga, Henri Borel, Dr. A. H. de Hartog, Prof. J.
van Rees, Jhr. Dr. Nico van Suchtelen. Met de niet-genoemden
(die ik alleen niet noemde uit gebrek aan plaatsruimte)
hebben zij het voornemen pogingen te doen, om te Amers
foort een nieuwe Hoogeschool te stichten.
Het zal worden eene Hoogeschool voor Wijsbegeerte.
Waarom juist voor Wijsbegeerte? Omdat de voorloopige
commissie wijsgeerige voorbereiding noodig acht voor ieder
die, na zijn studietijd, zal te arbeiden hebben in welke tak
ook van kunst of wetenschap, van handel of industrie.
Wijsbegeerte, zeggen zij, heeft tot doel „het Leven als geheel
te leeren begrijpen in den onderlingen samenhang aller