Vragenbus. levensverschijnselen". En aan de tegenwoordige academies, conservatoria, landbouwscholen, teekenacademies, handels scholen, ontbreekt bij het onderwijs juist het leeren begrijpen van dien onderlingen samenhang. De meeste vakken worden er onderwezen, alsof tusschen hen niet het minste verband bestaat, 't Eenheidsbesef ontbreekt, en critisch inzicht even zoo. Gevolg is, dat deze opleiding „bekwame specialiteiten" aflevert. Maar geen mannen en vrouwen, die inzicht hebben in het geheel der dingen terwijl hun geest, door de een zijdige opleiding, reeds een houding heeft gekregen, die voor breeder inzicht onvatbaar of van dieper studie afkeerig maakt. Genoemde commissie wil een nieuwe Hoogeschool in het leven roepen, waar wijsbegeerte in den breedsten zin wordt onderwezen, en voorbereidt voor de levenstaak. In den breedsten zin. Want naast de Westersche zal ook de Oostersche philosophie er eene plaats vinden. „Geleerden", zegt hunne mededeeling, uit Indië, China, Japan, Perzië, Egypte, kunnen hier hun systemen doceeren. terwijl de Westersche stelsels in hun grooten samenhang worden ge geven". En hun hoop is, dat Nederland „het klassieke land van den geestelijken vooruitgang, het centrum zal kunnen worden, waarde geestes-aristocratie der geheele wereld elkaar zullen ontmoeten, omdat hun hier geboden wordt levenswijsheid, vereenigd met kennis". Zal die hoop verwezenlijkt worden Dat geestelijk onze tijd ziek is, ziet ieder die maar een oogenblik let op het bedrijf der volken en het gedoe der menschen. Met bitter heid zegt Max Weber, dat de vraag moet gedaan worden, of de cultuur er op uitloopt, dat de menschen zijn „vak- menschen zonder geest, genotmenschen zonder hart'terwijl „dit Niets zich inbeeldt een nooit te voren bereikte trap van Mensch-zijn bestegen te hebben". Met die vraag en die bitterheid staat hij waarlijk niet alleen. En dat. gelijk bij iedere ziekte, vele geneesheeren den weg ter genezing wijken, is bekend. Vooral Oostersche wijsheid, in westersch gewaad, beveelt zich aan als redding in den geestelijken nood. Zal de wijsbegeerte dier nieuwe Hoogeschool medicijn blijken, die het uiteenvallen der gespecialiseerde deelen voorkomt? Zeven jaar geleden schreef Prof. Bavinck, in zijn „Wijsbegeerte der Openbaring" dit: „Hoe het menschelijk geslacht van deze krankheid genezen zal worden, kan niemand voorspellen. De philosophie, die in de laatste jaren her leefde, is daartoe zeker wel niet in staat. Want zij is zelve in hooge mate door de krankheid aangetast; zij is onzeker in haar uitgangspunt, verkeert aangaande haar eigen taak en doel in twijfel, en staat in allerlei richtingen en stelsels gedeeld. Van een gestadigen voortgang is in hare geschie denis geen sprake; zij heeft, in zonderheid in de periode van Kant, evenveel afgebroken als opgebouwd, en hare voorstanders spreken niet zelden de gedachte uit, dat de bate die zij afgeworpen heeft, alleen bestaat in de verhel dering van het inzicht in het wezen der menschelijke kennis, en dat zij overigens vrijwel eene geschiedenis van belang wekkende en leerrijke dwalingen is". Deze meening wordt door velen gedeeld. Toch moet zich niet onttrekken, wie genezing voor onzen doodzieken tijd nog steeds verwacht van terugkeer tot niemand anders, dan tot den Heer, die gezegd heeft: „Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven". Waar Oostersche en Westersche wijsheid haar licht doen schijnen, mag toch het helderste licht niet ontbreken dat is het licht dat uitgaat van Jezus Christus, die het Licht der wereld is. En onder al die veel kleurige wijsheid zal wel waarheid blijken wat gezegd is „het nieuwste nieuws blijft altijd het oude evangelie". Max Klinger heeft ons een bekende schildering gegeven „Christus op den Olympus". Als Jezus daar komt, is er ontzetting, verbazing, onrust bij al die goden en halfgoden. Maar één staat er op, en knielt neer voor den Heiland van zondaren, voor wien al de goden in beroering geraken. Die ééne is Psyche, de menschelijke ziel. Die Nieuwe Hoogeschool kan er slechts wel bij varen, als zij het ook daartoe brengt. BI. J. A. v. L. Vraag. Wilt u de verzen 27 en 28 van 1 CorintheXV iets duidelijker maken in den Zondagsbode? Antwoord. Het begin van vs. 27 is een aanhaling uit Psalm 8 7 „Gij hebt alles onder zijne voeten gezet." Dat zegt de psalmist van den mensch, niet gelijk deze is, maar gelijk hij is naar zijn bestemmingzijn plaats is op den troon. Die eereplaats heeft hij niet kunnen behouden. De koning is een slaaf geworden de heerscher een onder worpene. De schrijver van den Hebreerbrief zegt„Nu zien wij nog niet dat hem (d.i. den mensch) alle dingen onder worpen zijn." (11 vs 8b). De schoone poëzie van Psalm 8 is echter tegelijk profetie. De vervulling van alle profetie, ook van die van den 8den Psalm is Hij, van wien de schrijver van den brief aan de Hebreën jubelt: „Maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond (11 vs. 9a). In Hem is het ideaal verwerkelijkt. Hij, d.i. God, heeft alle dingen Zijnen d.i. Christus' voeten onderworpen". (1 Cor. XV vs. 27a.) Nu volgt vs. 27b. „Doch wanneer Hij (d.i. God) zegt nl. in den aangehaalden Psalm) dat Hem (d.i. Christus) alle dingen onderworpen zijn, zoo is het openbaar (d.i. spreekt het vanzelf; dat Hij (nl. God) uitgenomen (d.i. uit gezonderd) wordt, die Hem (Christus) alle dingen onder worpen heeft." Dus: van de Koningsheerschappij des Zoons is de Vader, die den Zoon deze heerschappij gaf, uitge sloten. De Zoon regeert over alles en allen, behalve over den Vader. Dit Koningschap van Christus, aan welks openbaring nu nog veel ontbreekt, zal eenmaal absoluut zijn. Eens zal Hij al de vijanden onder Zijne voeten gelegd hebben (vs. 25). Eens zal Hij te niet hebben gedaan alle heerschappij en alle macht en kracht (vs. 24b). En dan zal de Zoon het koningschap, dat Hij van den Vader ontving, weder aan den Vader teruggeven. Dan zal ook de Zoon zelf onder worpen worden dien, die Hem alle dingen onderworpen heett (nl. den Vader) opdat God zij alles in allen. (vs. 28). Het einde zal dus wezen den Hoogen God alléén zij de eer! In de toekomst zal het niet zijn de Zoon én de Vader. Maar: enkel de Vader. De naam boven allen naam, dien Christus is gegevenZijn Heer-lijkheid, door alle tong te belijden, heeft tot einddoel de heerlijkheid Gods, des Vaders. (Filippensen II vs. 11.) P. M. Vraag. In den Zondagsbode werden en worden telkens allerlei treffende spreuken uit den Talmud overgenomen. Graag zou ik iets naders omtrent dat boek weten. Wat is de Talmud Antwoord. De Talmud bestaat uit een reeks lijvige boekdeelen en' bevat de overgeleverde omschrijving der Mozaïsche wetten. Die nadere toelichtingen van bijzonder heden zijn aanvankelijk mondeling overgeleverd. Later zijn de tradities verzameld, geregeld, uitgebreid en vastgesteld. Zoo ontstond een verzameling „De Misjna", omstreeks het einde der 2de eeuw tot stand gekomen. Uit zes hoofd- afdeelingen bestaat dit werk, die tezamen 63 boeken of tractaten vormen, welke weer in 524 hoofdstukken verdeeld zijn. Deze Misjna-verzameling heeft voor het Jodendom een onaantastbare autoriteit. Zij is de onveranderlijke grondslag voor de ontwikkeling en beoefening der godsdienstvoor schriften en bevat reeksen van bepalingen betreffende sab batsviering, huwelijken, civiel- en strafrecht, landbouw, spijswetten, voorgeschreven reinigingen. Commentaren op al die bepalingen en aanvullingen daarvan zijn vervat in „De Gemara". In denTalmud(spreekuitTalmoed)komtvoorde „Halacha", de wetgevende studie, de „Midrasch", verklaring der bijbel verzen en de „Hagada", ethische poëzie, verhalen, legenden, beelden, spreuken en vergelijkingen. In twee redacties bestaat de Talmud: een Palestijnsche en een Babylonische. De laatste is de omvangrijkste en wordt gewoonlijk „De Talmud" genoemd. P. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1915 | | pagina 4