De Kerkklok=taal heeft dezen zin:
Loop niet zoo door! God roept u in.
Roomsch of Protestant?
Wijsheid. Hij is ons geworden „wijsheid van God" zegt
Paulus (I Cor. 1 39) en dezelfde apostel spreekt van
Christus als van dengene in wien alle schatten der wijs
heid en der kennis verborgen zijn (Colos. 2 3). Deze
wijsheid aanbidt de geloovige in het bestuur van de ge
meente en de wereld.
Macllt. Toen de opgestane Heer de zijnen gin'4 verlaten,
sprak Hij „Mij is gegeven alle macht in hemel en op
aarde" (Matth. 28 1 1en in de Openbaring wordt Hij
geschilderd als de overwinnende Held, de Koning der
Koningen en Heer der Heeren (Openb. 19 16).
Heerlijkheid. Deze is zoo groot, dat zelfs een Johannes,
die drie jaren dagelijks met Jezus had verkeerd, als dood
aan zijn voeten valt, wanneer de verheerlijkte hem op
Patmos verschijnt. „Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt
in hare kracht. (Openb. 1 16, 17).
Heiligheid. Ook deze blijft volkomen, maar nu zonder
de verzoeking tot zonde, waaraan de heilige Jezus op aarde
nog was onderworpen.
Liefde. In Joh. 13:1 lezen wij, dat Jezus de zijnen tot
het einde, dat is tot het uiterste waartoe liefde gaan kon,
heeft liefgehad. Welnu, die liefde gaat in den hemel voort,
evenals het liefdewerk, dat Hij op aarde kwam volbrengen.
Hij is nog steeds de barmhart ge Hoogepriester, die voor
de zijnen bidt en verzoening doet, Hij ziet ieder der zijnen
met de teederste liefde aan en degenen die Hem nog niel
kennen of nog blijven verwerpen, zoekt het oog der liefde
op om hen van den doolweg terug te roepen. O, die teedere
liefde van Jezus Christus voor zijn duurgekochte gemeente
Wie kan haar verstaan, wie haar beschrijven Paulus spreekt
er van als van iets onmetelijks, dat de kennis te boven gaat.
(Efeze 3 18, 19).
Deze zal groot zijn. Alles op aarde was volkomen in
Jezus. Alles in den hemel is volkomen in Jezus, maar on
eindig groot en heerlijk.
Deze zal groot zijn. Wordt Jezus ook als zoodanig erkend
Door sommigen wordt Hij niet erkend en verworpen. Zoo
was het in de dagen zijner omwandeling op aarde door de
Farizeën en Sadduceën. Zoo is het nog heden ten dage
bij vele menschen met kleine zielen, met door de zonde
bedorven smaak en oog. Zij hebben geen gevoel voor de
grootheid van den Heer. Zijn heiligheid veroordeelt hun
zonde, zijn liefde hun liefdeloosheid en zelfzucht, zijn heer
lijkheid hun duisternis. Zij zouden Hem uit hun weg willen
duwen, wanneer Hij hen tegemoet treedt en zij eindigen
met Hem te haten.
Door anderen wordt Hij wel in zijn grootheid erkend,
maar toch verworpen. Zoo ging het Judas, zoo Pilatus,
zoo de demonen die door den mond der bezetenen spraken.
Zoo gaat het nog velen in onzen tijd, die wel medepraten
over de grootheid van Jezus en vooral over zijn liefde
spréken, maar toch hun hart Hem niet geven en Hem niet
als Koning eeren.
Door anderen eindelijk wordt Hij én erkend in zijn groot
heid én gehuldigd met het geheele hart. Zoo deden de
discipelen, zoo doen in den hemel de engelen en de ver
losten, die zich voor het Lam nederbuigen en het den
nieuwen lofzang zingen. Zoo wil de Heer dat ook wij
zullen doen. Wij moeten Hem kronen, Hem erkennen als
Heer, Hem aannemen als Heer, Hem dienen als Heer.
Deze zal groot zijn. - Eenmaal wordt, naar de belofte
der Schrift, deze profetie heerlijk en volkomen vervuld,
wanneer alle knie zich voor Hem buigen en alle tong Hem
zal belijden, tot heerlijkheid van God den Vader.
Dat onze tong Hem love 1 Dat ons hart Hem toebehoore,
nu en voor eeuwig
M. F. v. L.
ii.
De Eeredienst.
„Waar is de aanbidding in de protestantsche kerken? Een huis
des gebeds? Een huis des gebeds, dat alleen Zondags en voor
bijbellezingen en huwelijksplechtigheden geopend wordt en waar dan
hoofdzakelijk een redevoering wordt gehouden? Waar de gemeente
in de meeste gevallen zitten blijft bij het zingen van gezangen als
Avondzang vs. 7 en Qez. 96? Vaak heb ik een gevoel van heimwee
gehad naar den katholieken eeredienst en ik vroeg mij herhaaldelijk
afwaarom moet het toch bij ons zoo kaal, zoo leelijk en zoo
kunsteloos zijn Waarom heeft de Hervorming zooveel geschrapt,
dat waarlijk hartverheffend is en schoon Sursurn cordaWaarom
dan in den eeredienst al wat oog en hart naar boven trekt, verbannen?
De kale protestantsche kerken kunnen zelfs niet uit bijbelsch oogpunt
verdedigd worden."
Aldus Mej. Dorper in het boekje, waarin zij rekenschap geeft van
haar overgang tot de Roomsche Kerk (2e druk, blz. 23).
En aanstonds stem ik het haar toe dat de gewoonte der Roomsche
Kerk om haar heiligdommen den ganschen dag open te houden, om
het in deze gewoonte belichaamde beginsel, zeer verre is te stellen
bóven de gewoonte der Protestanten ont hunne kerken week aan
week behalve 's Zondags, ongebruikt, met de grendels op de deuren,
te laten staan. Hoevelen, die geen „binnenkamer" hebben! En hoe-
velen worden, zelfs in hun binnenkamer, niet met rust gelaten Een
moede, afgejaagde ziel die elders geen stil plekje vinden kan, ziet
zich in de rustige koelte onder de liooge gewelven of in het schemer
donker, dat de ruimte van een nederig kerkje vult een schoone
gelegenheid geopend om adem te scheppen, om kalm na te denken,
om tot zichzelve te komen, om Gode haren nood te klagen. Reeds
de plechtige stilte noodigt den voorbijganger om binnen te treden.
Ook betreur ik het dat tal van Protestantsche Kerken in bouw en
inrichting geen rekening houden met de eischen van het schoonheids
gevoel. Al weet een protestant als Bosboom ons ook op uitnemende
wijze de plechtigheid uit te beelden van die ruime witte gewelven,
wier gedragen stemmigheid en sobere eenvoud met het karakter van
den hervormden eeredienst zoo goed overeenstemmen, toch vindt
ongetwijfeld menig godsdienstig ontroerd gemoed geen aanknoopings-
punt in de omgeving van onze koude en kale kerken. Gelijk gods
dienstige emoties artistieke aandoeningen kunnen wekken, kan ook
het omgekeerde plaats hebben Zoo schreef Prof Tiele in zijn Inl.
Godsd. Wetenschap „Ik kan niet slechts aesthetisch. maar zetfsgods-
dienstig aangedaan worden door religieuse plechtigheden, die tot een
geheel anderen vorm van godsdienst dan den mijnen behooren. Ik
kan niet alleen geroerd worden, maar mij opgebouwd voelen door het
„Stabat Mater", al is het middelmatige poëzie en twijfelachtig latijn,
of door het „Wenn Ich einmal soil scheiden, so scheide nicht von
mir" of het „O Haupt voll Blut und wunden 1" uit Bach's Mattheus
Passion, al zou ik de Luthersche dogmatiek der 18de eeuw niet gaarne
onderschrijven." En op een andere bladzijde: Waar alle kunsten
vereenigd zijn om den eeredienst indrukwekkend te maken waar in
de Kathedraal die zélf de gedachten omhoog heft, tot in de uiterste
hoeken gevuld door eene aandachtige schare, onder statige toonen,
het misoffer wordt opgedragen, daar voelt zelfs de Protestant, die
hoog genoeg staat om aanbidding in eiken vorm te eerbiedigen, zich
meegesleept, of althans getroffen door de grootschheid van dit
schouwspel."
Inderdaad, een leelijke, kale kerk kan een stoornis, inplaats van
een streeling zijn voor het godsdienstig gevoel.
Intusschen, ons kleine landje is toch héél het gebied van het
Protestantisme niet, evenmin als onze Hervormde Kerken de prote
stantsche kerken zijn.
Maar dat daargelatenheeft Rome enkel hooggewelfde kathedralen
met beeldhouwwerken van Michel Angelo, Madonna-schilderijen van
Rafaël en Missae Solemnes die de heilige ruimten doorruischen
Een paar jaar geleden slaakte een roomsche in het weekblad „De
Amsterdammer" de verzuchting dat in de meeste roomsche kerken
de incarnatie van het leelijke haar hoogtij viert. Wat een kerken,
(roept hij uit) worden er altijd nog maar gebouwd door niet veel
meer dan metsel- en heibazen, die niet het minste begrip toonen te
hebben van mooie lijnen, mooie proporties, verwerken van materiaal,
van aanpassing van het bouwwerk aan zijn omgeving, enz., die een
voudig maar wat gothieke of romaansche vormpjes napeuteren, en
dan een steenen wangedrocht afleveren, dat dikwijls een. twee ton
kost. terwijl men voor de helft iets moois, iets intiems had kunnen
hebben, als 't werk was opgedragen aan een kunstenaar
Werd in het kleine, afgelegen Roomsch kerkje, waar Mej. D. met
haar vriendin heenging en neerknielde (blz. 56,57), haar schoonheids
zin niet beleedigd Waren daar geen foei-leelijke, bont-gekleurde
beelden en hingen daar geen schilderijen aan de muren die te rekenen
zijn tot het genre „cents-prenten", die men in tal van roomsche
kerken en kerkjes overvloedig aantreft?
Ik pleit niet voor witte muren, holle ruimten en ramen van simpel
vensterglas, waarvoor verschoten, door de mot gehavende gordijnen
hangen Maar is met déze trekken een getrouw beeld van de prote-