Uit de Gemeente. Leestafel. Zending. Bloemendaal. Den 6en Februari 1.1. zijn gedoopt: Arie en Wybrandus, zoons van Arie van der Werff en Pietje Bekius. Attestatie is gevraagd door: Jan Hendrik Kuneman en Maria Petronella Kalkman, naar Aalsmeer. Trijntje Pranger, naar Buiksloot. Johanna Louwen, naar Haarlem. Attestatie is ingekomen van Maria Catharina Lenselink, uit Middelburg. Cornelia Clasina Touw, uit Brielle. Pietje Wilhelmina Touw, uit Brielle. Burgerlijke Stand van Bloemendaal. Geboren: Johannes, zoon van A. G. Willebrord en D. S. van Noort. Cornelia Paulina Helena, dochter van S. Osse- waarde en R. Koch. GetrouwdB. Mijwaard en M. Schaap. D. van Zanten en E. Gepkens. OverledenH. Kleibrink, 41 j. T. Buijs, 44 j. Bloemendaal. Maandag 7 Febr. 1.1. werd door Ds. J. A. van Leeuwen eene Lezing gehouden over het Onderwerp„Is er een leven na den dood Reeds bij de inleiding van het onderwerp wist de Spreker zijn gehoor te boeien en gevoelde men reeds dadelijk dat de te behandelen stof hoogst ernstig was. De vraag bij den aanvang gesteld „Kunt gij rustig ster ven 7" is daarvan voorzeker reeds het bewijs. De Spreker voegde er echter terstond aan toe, dat deze vraag alléén gesteld werd om de vraag niet om daarop direct een antwoord te ontvangen, doch om te doen gevoelen dat het thans behandelde onderwerp er een is van zeer per soonlijken aard. De vraag toch, is er een leven na den dood, is niet alleen van theoretisch belang, doch betreft ons ieder persoonlijk, want niets is zoo zeker als dit wij moeten allen eenmaal sterven. De Spreker heeft ons glashelder doen zien, dat het wetenschappelijk vast staat dat ons leven niet met den dood eindigt. Is dit wél het geval, dan is ons leven doel loos, dan zijn plicht en liefde, dingen van hooge levens waarden, feitelijk groote dwaasheden. De maatstaf des levens ligt dan niet in een eeuwige wet, buitenwereldsche of boventijdelijke wereldorde, doch in verandelijke zeden en in belangen van het eigen ik. Op de vraag wat staat er aan de grens van mijn leven bij de poort van den dood: Het Leven of enkel de Dood? zegt de Spreker, er zijn twee wegen om tot antwoord te geraken. De weg der verstandelijke redeneering of de weg van het geloof. Den eersten weg heeft Spreker allereerst zoo ver moge lijk behandeld, en het spijt mij er hier niet meer van te kunnen weergeven, doch uit het verhandelde bleek over duidelijk, dat al laat men alle geloof buiten beschouwing, het onomstootelijk vast staat, dat ons leven blijft voort bestaan ook na den dood. Waar dat reeds wetenschappelijk wordt aangetoond, daar was het een dubbele verkwikking, als de spreker verder doet zien hoe het geloof in God en Jezus Christus ons volkomen bevestigt dat er een leven na den dood is. Wat dit leven zijn zal werd uitgesproken met negatieve woorden als geen doorn in het vleesch meer, geen innerlijke ver deeldheid van goed en kwaad, geen ledig in hart en leven, geen gebrek meer of rouw en tranen. Toch geeft dit negatieve ons zeer duidelijk te zien, de heenwijzing naar het positieve levensbezit, dat hier reeds ons deel kan zijn. Met onverdeelde aandacht werd de spreker aangehoord en gaarne zouden we meer in ons willen vastleggen van hetgeen we genoten hebben; doch dit is zeker dat de vrucht ook van dezen arbeid niet zal uitblijven. Gaarne spreek ik den wensch uit dat Ds. van Leeuwen de gelegenheid mag vinden om in nog grooter kring als thans is geschied zijne lezing over dit onderwerp te houden, omdat hetgeen door hem gegeven is een studiestuk bevat van groote waardedat niet mag worden weggeborgen bij zoo vele voortbrengselen van zijne hand. Moge door het houden van deze lezing nog velen, die vooral in dezen tijd in hun hart ronddragen de vraag: „Is er een leven naden dood een bevestigend antwoord vinden, dat hun ten eeuwigen zegen kan zijn. H. H. Uit het „Onze Vader* door J. A. van Leeuwen, Predikant te Bloemendaal. Haarlem, De Erven Loosjes, 1916. Prijs: Ingenaaid f 1.—, Gebonden f 1.40. Zij die bij den Schrijver aandrongen op de uitgave van dit bun deltje, eerden door dit verzoek ook zichzelven. Dat zij, wat ze ge hoord hadden, gaarne nog eens wilden overlezen om den toen ont vangen indruk beter te kunnen vasthouden, bewijst dat zij goed hebben geluisterd; en het bewijst dat zij zulk een prediking, als die welke zij het voorrecht hadden te hooren, waard zijn. Maar zij mogen ook aanspraak maken op de dankbaarheid dergenen die niet in de gelegenheid waren onder het gehoor van Ds. v. L. te zijn. De uit gave dezer overdenkingen is een schoone vergoeding daarvoor. De Bloemendaalsche Predikant is geen veel-schrijver. Maar Ms hij er toe overgaat iets te publiceeren, mag het er dan ook wezen. Uitwendig is dit bundeltje goed verzorgd. Goed papier, duidelijke letter, geen drukfouten. En de inhoud is voortreffelijk, met het ver heven onderwerp in volmaakte harmonie, ook wat de taal betreft. Alle rhetorika is den Auteur vreemd. Rustig ontvouwt hij den zin van iedere bede, met eene wijding die het hart verkwikt. En toch weet de Schrijver, die zoo mild en ontfermend kan troosten, ons tevens zóó eerlijk-streng en heerlijk-hard aan ons-zelf te ontdekken, dat wij verstaan wat Luther bedoelde toen hij zeide dat men het „Onze Vader" niet waarlijk bidden kan, zonder dat men er bij gaat vloeken. Wat is het een moeilijk gebed! Want wat veronderstelt het veel bij den bidder Ds. v. Leeuwen doet ons dit zeer diep gevoelen, inaar niet zonder ons tegelijkertijd liefdevol aan te moedigen om toch altijd weer op te staan en tot onzen Vader te gaan. Het moei lijke gebed is niet minder een wonder-heerlijk gebed. P. M. Het Evangelie in Spanje, No. 114, Januari 1916. Deze aflevering behelst o.a. een zeer lezenswaard opstel van den Heer E. L. Smit, theol. docts. en candidaat tot den H. Dienst over ,.De toestand van het protestantisme in Spanje." De Schrijver heeft dat land zelf bereisd, hetgeen aan zijn mededeelingen zulk eene bijzondere waarde verleent. Met blijdschap constateert de Heer S. dat het Evangelisatiewerk in Spanje langzaam maar zeker vooruit gaat. In de publieke opinie ten opzichte van het protestantisme komt daar eene kentering. Maarer is veel geld noodig om den arbeid daar voort te zetten. De rampzalige oorlog is oorzaak dat sommige buitenlandsche comité's de betalingen staakten, zoodat meer dan een predikant en evangelist in Spanje in zeer benarde omstandigheden is geraakt. Ook de inkomsten van de Vereeniging .Het Evangelie in Spanje" verminderden, mede door den oorlogs toestand, terwijl de nooden niet verminderden. De contributies, Spanje-cent en prikkaarten wijzen alle over 1915 een lager cijfer aan dan het vorige jaar. Moge deze mededeeling ook vele lezers van den Zondagsbode bewegen een gift voor de Evangelisatie in Spanje te doen toekomen aan den Secret.—Penningm. Jhr. Dr. M. F. van Lennep te Aerdenhout. Voor f 1.50 ontvangt men geregeld de altijd belangrijke Berichten der Vereeniging die, in den vorm van een keurig-uitgegeven boekje 2 maal per jaar verschijnen en ons in staat stellen met die kleine „gereformeerde gemeenten onder het kruis" in het roomsche Spanje mede te leven. P. M. Suriname. IV Onder boschnegers verstaat men de afstammelingen van wegge- loopen slaven, die zich in de wouden aan den oever der rivieren vestigden en gedurende langen tijd, eer de slavernij in 1863 in Suriname was afgeschaft, door hun strooptochten en invallen in de plantages de schrik der kolonie waren. Eigenaardig is hetgeen ons van hun gewoonten wordt medegedeeld. Zoo omtrent den rouw. De schrijver bezocht, in gezelschap van broeder Voullaire, een negerhoofdman, wiens vrouw gestorven was. Om het hoofd droeg hij een doek als teeken van rouw. Hij moest nu treuren of hij wilde of niet. De rouwtijd duurt twaalf tot veertien maanden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 4