FEUILLETON.
ROOMSCH OF PROTESTANT?
Het Vasten.
jammerlijk laag staat het geestelijk peil van iedere gemeente met wier Zondagsrust
het jammerlijk geschapen staat.
Het Evangelie in Spanje.
anderen „ergeren", dat is van Jezus afhouden en den weg
naar Hem heen, versperren.
Wij kunnen tot onze kerk trekken en niet tot Jezus, of
tot onze partij of tot onze eigene geloovige of ongeloovige
of bijgeloovige denkbeelden of theorieën, en niet tot Jezus.
Wij kunnen verhinderen door ons voorbeeld, door ons
woord, of door een wandel die met onze vrome woorden
in strijd is.
En toch, wie weet hoevele zielen met wie wij in aanraking
komen, niet verre zijn van het koninkrijk Gods. Zij staan
dicht bij de deur, evenals deze geraakte, en wachten maar
op de hand die helpt, op het woord dat aanmoedigt en
den weg wijst, op het gebed dat belemmeringen uit den
weg ruimt. Allen, die geraakten tot Jezus wenschen te
brengen, hebben daarop te letten, dat zij geen verhindering
zijn, geen schare die belemmert, maar vrienden die alle
beletselen weten te overwinnen. De geloovigen gelijken
vaak te veel op die schare. Zij willen zeiven wel hooren
en genieten, maar vergeten het bevel om uit te gaan, de
zondaars te zoeken en ze tot Jezus te leiden.
„Niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare".
Wij zeiven worden ook maar al te dikwijls door allerlei
„scharen" verhinderd.
Door scharen van zonden. Wij weten den weg, wij
kennen het liefdevolle hart van den Heer en toch, daar
staat zooveel in den weg traagheid, hoogmoed, ongeloof,
menschenvrees. Weg met die scharen, opdat de toegang
tot Jezus vrij worde.
Heerlijk is het tot de schare te behooren die naar Jezus
hoort, heerlijker met Jezus in aanraking te worden gebracht,
als de geraakte en van Hem te hooren „uwe zonden zijn
u vergeven"; nog heerlijker, nadat men zelf verlost is,
anderen tot Jezus te leiden,
M. F. v. L.
IX.
„Waarom verzet de protestant zich zoo tegen het vasten en noemt
dit ongeestelijk?" vraagt mej. Dorper in haar boekje (blz 38). En dan
neemt zij het in bescherming door een beroep op Jezus' voorschrift
ten opzichte van iemands gedrag bij het vasten (Matth. 6. vs. 16-18),
terwijl zij verwijst naar het vasten der kinderen Israëls (Richt. 20
vs. 26 en I Sam 7 vs. 5, 6); van de inwoners van Jabes (2 Sam. 31
vs. 13); van David (II Sam. 12 vs. 16); van Elia (I Koningen 19 vs. 8)
Jezus-zèlf (Matth 4. vs. 2); Petrus en Barnabas (Hand. 14 vs. 23)
En dan concludeert zij „wat dunkt u zou het vasten der katholieke
kerk nu wel zoo onbijbelsch zijn?" (blz. 40).
Wie door dit betoog overtuigd is dat de Roomsche instelling van
het vasten inderdaad een instelling overeenkomstig den Bijbel is.
moet wel een zeldzaam onnoozel mensch zijn, die zich eenvoudig
alles op de mouw laat spelden. Want zelfs iemand met maar een
klein beetje hersenen doorziet ook hier onmiddellijk het hopeloos-
verwarde in Mej. D. s bewijsvoering, waarin alle logika ver is te
zoeken. Zulke zieltjes zijn voor Rome inderdaad een gemakkelijke
prooi! Aanvankelijk kón ik mij niet voorstellen hoe iemand, die haar
akte-godsdienstonderwijs in de Ned. Herv. Kerk haalde, zich had
laten inpalmen door Rome. Maar ik verbaas mij daarover niet meer,
sedert ik rustig kennis nam van mej. D.'s rekenschap van haar be
keering tot de Maria-kerk In dat geschrift geeft zij herhaaldelijk
zulke doorslaande bewijzen van gebrek aan onderscheidings-vermogen
en helder oordeel, dat ik niet begrijp hoe zij ooit met goed gevolg
een examen heeft afgelegd, dat toch geen lichte eischen stelt aan het
intellect De schrijfster staat intellectueel heel zwak. Zij weet zelve
niet dat zij redeneert als een kip zonder-kop; want zij is, buiten
twijfel, volkomen oprecht.
Intusschen. deze beminnelijke oppervlakkigheid is een eigenschap
die zij met velen gemeen heeft en daarom is het gevaar groot dat
andere onnadenkenden onder de bekoring komen van haar eigen
aardig betoog, zonder te beseffen dat argumenten, die zeer over
tuigend klinken, niettemin toch vaak hoegenaamd geen steek houden
als nuchtere kritiek ze kalm onderzoekt.
Wat nu spéciaal het vraagstuk van het „vasten" aanbelangt, mej-
D. leidt haar bespreking daarvan in door de bewering dat protestanten
zich daartegen zoo verzetten en het vasten ongeestelijk noemen. Met
een beroep op eenige losse teksten waarin het woord „vasten" voor
komt. zet zij die protestanten op hun plaats en besluit dan met te
constateeren dat het Roomsche vasten bijbelsch is. Is dat óók de
meening van hen die de voorschriften van Rome. het vasten be
treffende, kennen? Allesbehalve! Want, ten eerste, weet de Bijbel
van geen voorgeschreven vasten De Mozaïsche wet kent maar één
verplichten vastendag, den grooten verzoendag. Daartegen overzijn het
aantal vastendagen in de Roomsche kerk verplichtend gesteld, legio.
Behalve iederen Vrijdag móet de Roomsche gedurende het groote
vasten vóór Paschen 40 dagen lang vasten.
Wat Jezus' meening over het vasten is, vinden wij in Matth 6 vs.
16-18 Mej D. doet het voorkomen alsof de Heer hier een voorschrift
geeft, maar haar exegese van Bijbelwoorden laat niet weinig te
wenschen over.
In den aangehaalden tekst wordt het vasten nóch voorgeschreven,
nóch vei boden. De bedoeling is: als gij vast d w.z. aangenomen dat
ce het doet, zij uw vasten waar en echt en dus zonder vertoon.
Ook Matth. 9 vs 14-17 moet hier ter sprake komen Jezus zegt
hier dat de bruiloftskinderen niet treuren in de feestelijke bruilofts
dagen. Later komen er andere tijden wanneer het vasten reden van
bestaan zal hebben M.a w. het vasten heeft alleen beteekenis als er
bepaalde oorzaak voor is In donkere dagen kan er kracht en zegen
van uitgaan.
Nu is het toch zoo duidelijk als iets dat deze uitspraken des Heeren
heel wat anders inhouden dan de Roomsche dwang, om of er bijzon
dere aanleiding toe is of niet. perse iederen Vrijdag én gedurende
40 dagen vóór Paschen te vasten.
Dan, de Roomsche instelling van het vasten is een karikatuur van
hetgeen de Bijbel onder vasten verstaat. Het vasten is in Rome een
louter-uiterlijke zaak en er bestaan allerlei kunstjes op om het. in
bepaalde gevallen met de kerk op een akkoordje te gooien Boven
dien kan het nog al schikken met de gerechten die den vastende
zijn toegestaan. Als hij geen vleesch mag eten zijn eieren geoorloofd
of omgekeerd, 's Vrijdags zal een goed-Roomsche geen vleesch eten.
Maar aan visch mag hij rijkelijk zijn hart ophalen. Een vastendag is
niet zelden juist een dag om te smullen! Het groote vasten gaat in
met een vroolijk ongebonden Carnavalsfeest. Zoo stelt men zich
V
Perez Galdos heden ten dage de meest be
roemde spaansche schrijver, maar een doorn in
het oog der ultramontaansche partij Merry
del Val, de pauselijke staatssecretaris, verbood
een paar jaar geleden den spaanschen geeste
lijken hem te huldigen ter gelegenheid van zijn
candidatuur naar den Nobelprijs heeft in
onderscheidene zijner werken de geldzucht,
heerschzucht, inhaligheid en andere ondeugden
van de spaansche geestelijkheid op meester
lijke en aangrijpende wijze in het licht gesteld;
geen wonder, dat een volksmenigte die stukken
als „Electra" ziet opvoeren en toejuicht, zich
hoe langer hoe meer van een kerk afkeert,
waarin zulke praktijken openbaar worden. Een
groot deel van het volk in Spanje is dan ook
tegenwoordig van allen godsdienst vervreemd
en totaal materialistisch geworden.
Wanneer de godsdienst vereenzelvigd wordt
met de roomsche kerk. dan valt noodzakelijk,
waar de roomsche kerk wordt vaarwel gezegd
ook alle godsdienst weg, tot onmetelijke schade
voor individuen en volken. Toen in 1868 na
het uitroepen van de Republiek de belijders
van het Evangelie, die door koningin Isabella
waren verbannen weder in Spanje terugkeerden
en begonnen te prediken stroomde het volk
van alle zijden toe om hen te hooren en be
groette hen met geestdrift zoodat zij die het
zagen reeds droomden van een protestantsch
Spanje in een niet verre toekomst. IJdele hoop
Het volk zag in de protestanten mannen die
vrijheid kwamen prediken vrijheid op elk ge
bied, vrijheid van het roomsche juk, maar ook
vrijheid om te doen en te geiooven wat men
wil. Zoo toch worden de evangelischen in room
sche pamfletten gewoonlijk voorgesteld. En toen
daar bekeering. wedergeboorte, geloof en heilig
heid werden gepredikt en het volk bemerkte
dat het zich schromelijk vergist had en dat de
protestanten allerminst vrijdenkers en revoluti
onairen waren keerde het zich al heel spoedig
van hen af.
De liberale partij in Spanje was in de eerste
jaren den protestanten ook nogal genegen, daar
zij in hen bondgenooten zag tegen den gemeen-
schappelijken vijand Rome; maar tegenwoordig
komt daarin ook al een kentering. Het protes
tantisme is haar te vroom en in stede van,
gelijk voorheen, de evangelische scholen te
steunen en hun kinderen er heen te zenden,
bouwen liberalen en vrijdenkers thans zeiven
scholen die zoogenaamd neutraal, maar in
werkelijkheid geheel godsdienstloos of eigen
lijk allen godsdienst vijandig zijn.
En nu vraag ik nog eens: wat kan die kleine
groep evangelischen beginnen, tegenover de
groote macht van Rome aan de eene en van
vrijdenkerij en atheïsme aan de ander zijde?
Is het niet om moedeloos te worden?
Wordt vervolgdK M. F. v. L.