2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 12 Maart 1916
Een formulier-gebed kan uitdrukking geven aan datgene wat,
onbewust, in het hart des bidders is Het kin innigheid en warmte
brengen in een ziel, die er aanvankelijk vreemd aan was. Het kón
iemand bepalen bij allerlei nooden en vragen, die hij anders voorbij
gaat. Het kan koers geven aan onze verwarde gedachten.
Het „Onze Vader" is geen formulier-gebed, maar model, waarnaar
wij onze eigen vrije gebeden hebben in te richten. Maar wie, die
toch ervaring van bidden heeft, kent geen tijden van geestelijke
dorheid en matheid, waarin hij nietwéérlijk bidden kan? Ook gebeurt
het dat iemand zóó in moeite en zorg verward is. dat hij niet weet
wat hij bidden zal. Of ook, zijn lichamelijke toestand is van dien
aard, dat zijn denken is beneveld en hij geen woorden kan vinden
voor hetgeen hij aan God te zeggen heeft. Dan is van 'n alleen
nó-bidden, of door anderen vóór-bidden, van het „Onze Vader" niet
zelden een duidelijk-merkbare zegen uitgegaan. Maar, natuurlijk,
een zelfstandige waarde is aan geen enkel gebeds-formulier toe te
kennen. Daarmede verlaagt men het bidden tot een uiterlijke,
mechanische plichtpleging. Wie het „Onze Vader" opdreunt en
aframmelt, heeft al een heel wonderlijk begrip van een „geestelijke"
oefening. Hij maakt het middel tot doel, ontwijdt het heilige en
schaadt het innerlijk leven.
Hoe nu te oordeelen over het Rozenkrans -gebed, waarvan Mej.
D. in haar boekje zegt „al menigen zegen" ontvangen te hebben?
Een „Rozenkrans- bestaat, gelijk men weet, uit een snoer kralen,
soms van groote waardij, groote en kleine, in de verhouding van
1 tot 10. De Roomsche neemt dezen krans om zich bij het bidden
der talrijke formules en gebeden niet te vergissen en geen enkel
daarvan over te slaan Telkens schuift hij een dezer kralen op, zoodat
met de laatste kraal het geheele gebed is afgebeden.
Is de roos het zinnebeeld van het geloovig gebed om haar lieflijke
geur, gelijk de geur van het reukwerk opstijgt tot God, is het
gebed als een geuren der ziel te beschouwen de afzonderlijke
„Onze Vader's" en Ave Maria's" van den Rozenkrans worden geacht
even zoovele geurende rozen voor de Hemelkoningin te zijn, want
aan Maria is dit gebed gewijd. En wat nu den naam van „krans
betreft, Leo Xlli zegt daarvan in zijn Encycliek van 22 Sept. 1891,
..De Mariae virginis Rosario" (over den Rozenkrans van de Maagd
Maria) „Deze wijze van bidden draagt naar algemeen spraakgebruik
den naam krans ook hierom, omdat hij de groote mysterieën van
Jezus en Zijne Moeder, hun lijden, vreugde en triomfen op gelukkige
wijze door elkander slingert".
Minder bekend dan het voorwerp van dien naam, is het z.g n. gebed
van den Rozenkrans. Daarom ga ik daarover nu iets mededeelen, na
vóóraf nog opgemerkt te hebben dat de Rozenkrans afkomstig is
van den H. Dominicus, den stichter der Dominicaner monniken-orde.
De allerzaligste Maagd had tot hem gezegd: ..Voer den Rozenkrans
in en hij zal het middel tegen veel kwaad zijn". Zoo gezegd zoo
gedaan. En het middel werkte reeds aanstonds voortreffelijk tot be
keering van tallooze zondaars en terugvoering in den schoot der
kerk van gansche scharen Albigenzen, die in het begin der 13de eeuw
in Zuid-Frankrijk afvallig waren geworden.
Wie nu een Rozenkrans bidt, begint met het opzeggen der geloofs
artikelen, waarna één ..Onze Vader en drie Ave Maria's" worden
gepreveld (Déze verhouding van 1 tot 3 zegt genoeg!). Het „Onze
Vader" is naar den tekst van Lukasll vs. 2-4, zoodat de lofverheffing,
die Mattheus vermeldt: „U is het Koninkrijk en de kracht en de
heerlijkheid tot in eeuwigheid, Amen" wordt weggelaten. Het „Ave
Maria" bestaat uit de groetenis van den Engel (Luk. 1 vs. 28). van
Elisabeth (Luk. I vs 42) en uit hetgeen de kerk daarbij voegde, en
luidt aldus: „wees gegroet, Maria, vol van genade de Heer is
met u; gezegend zijt gij boven (,J) alle vrouwen en gezegend is de
vrucht uws lichaams, Jezus. Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons,
zondaars, nu en in het uur van onzen dood. Amen".
Bij deze Ave Marias wordt, na den naam Jezus, gevoegd: „Die
in ons 't geloof vermeerdere; Die in ons de hoop versterke; Die in
ons de liefde ontsteke".
Dan: „Eere zij den Vader en den Zoon en den H. Geest, gelijk
het was in den beginne en nu en ten allen tijde en tot in der eeuwen
eeuwigheid. Amen. Halleluja".
Ieder van de nu volgende 15 decaden („tientjes") van den Rozen
krans bestaat uit 1 „Onze Vader" en 10 „Ave Maria's", zoodat men
bij eiken Rozenkrans, die uit 150 kralen bestaat, 15 „Onze Vader's"
en 150 ..Ave Maria's" bidt (Maria krijgt dus wèl het leeuwendeel!).
In elk der laatste zal men na den naam van Jezus invoegen, eender
mysterieën, welke men gedurende het bidden moet bepeinzen, terwijl
iedere decade moet eindigen met een „Eere zij den Vader enz."
De mysterieën van den Rozenkrans zijn driemaal 5, te weten:
5 mysterieën van den vroolijken Rozenkrans, die in het byzonder
van den Advent tot de Vasten kan gebeden worden:
1. Welken gij, o Maagd van den H. Geest hebt ontvangen.
2. naar Elisabeth hebt gedragen.
3. hebt gebaard.
4. in den tempel hebt opgeofferd.
5. - - - - wedergevonden.
5 mysterieën van den smartelijken Rozenkrans, te bidden in den
Vastentijd.
1. Die voor ons bloed gezweet heeft.
2. „is gegeeseld.
3. met doornen is gekroond.
4. het zware kruis heeft gedragen.
5. is gekruisigd.
5 mysterieën van den glorierijken Rozenkrans, van Paschen tot
Advent.
1. Die uit de dooden is opgestaan.
2. ten hemel gevaren is.
3. ons den H. Geest gezonden.
4. U, o Maagd, in den hemel heeft opgenomen.
5. gekroond.
Welk een waarde Rome aan het Rozenkrans-gebed hecht, blijkt
uit tal van Pauselijke uitspraken.
Gregorius XVI zegt: „De Rozenkrans is een wondervol middel tot
vernietiging der zonde, tot herkrijgen der genade en tot verheer
lijking Gods".
Benedictus XII heeft aan alle geloovigen, die met een berouwvol
hart, hetzij den geheelen, hetzij den enkelvoudigen Rozenkrans (van
5 decaden) bidden, voor elk „Onze Vader" en voor elk „Ave Maria"
een aflaat van 100 dagen verleend.
Pius IX voegde daarbij een aflaat van 10 jaar, die alle geloovigen
eenmaal 's daags kunnen verdienen, welke met aandacht tezamen
openlijk of niet openlijk, te huis of elders, den enkelvoudigen Rozen
krans bidden; en diegenen, welke de gewoonte hebben,zulks minstens
3 X Per week te doen, stond hij onder de gewone voorwaarden
(het ontvangen van H. Sacramenten, het bezoeken eener kerk of
openbare kapel en het gebed naar 's Pausen meening), een volkomen
aflaat toe voor den laatsten Zondag van elke maand.
Om deze aflaten te verdienen, moet men een gewijden Rozenkrans
gebruiken (als meerderen samen bidden, is het genoeg dat di voor
bidder zich alleen van een gewijd exemplaar bedient), en, terwijl
men bidt, over de genoemde mysterieën nadenken. Voor hen die hef
laatste niet kunnen, is het genoeg met aandacht te bidden.
Veeltalrijker aflaten Vi-rdienen de leden der Rozenkrans-Broeder
schap, als zij eens per week den Rozenkrans van 15 decaden bidden.
Leo XIII zegt (Encycliek van 22 Sept. 1891) „De hemelsche Koningin
heeft aan dit gebed groote kracht verleend. Hieraan moet men ge-
looven omdat het volgens haar wil door den beroemden Vader
Dominicus is ingevoerd en verbreid, in een het katholicisme hoogst
vijandigen tijd, niet ongelijk aan den tegenwoordigen, als een machtig
werktuig tot verplettering der vijanden van het geloof!"
In zijn Encycliek van 8 Sept. 1892 „Zij die het Rozenkrans-gebed
met hun geweten bidden, worden van onbeschrijfelijke, altijd nieuwe
vroomheids-weelde vervuld; want hij beweegt en roert de harten,
juist alsof zij de stem der genadevolste Moeder zelve hoorden, welke
juist deze geheimenis openbaart en vele heilzame woorden tot hen
spreekt Daarom is de meening niet overdreven dat in de plaatsen,
in de families en onder de volkeren, bij welke de oefening van den
Maria-Rozenkrans haar oud rechtmatig recht ontvangt, geen verlies
van het geloof, ten gevolge van onwetendheid en verderfelijke
dwalingen, te vreezen is".
In zijn Encycliek van 8 Sept. 1893 wordt gezegd dat het Rozenkrans
gebed niet alleen voor enkele personen maar voor den geheelen staat
van het grootste nut is, tegen het socialisme, den afschuw van smart
en het geringschatten der hemelsche goederen.
In 1883 verleende deze Paus volkomen aflaat aan allen, die 10
Rozenkransen zouden bidden, dus 50 „Onze Vader's" en 15U0 „Ave
Maria's".
Op den eersten Zondag in October viert de Roomsche kerk een
Rozenkransfeest, ter herinnering aan de nederlaag der Turken in den
zeeslag bij Lepanto (7 Oct. 1571), welke overwinning door Aartshertog
Johan van Oostenrijk volgde als antwoord op hel gebed om over
winning dat de leden van de Rozenkrans-Broederschap te Rome toen
juist op de knieën tot Maria opzonden. Na het andermaal behalen
eener schitterende overwinning op de Turken onder keizer Karei VI
in 1716, insgelijks kennelijk een gevolg van het openbare Rozenkrans
gebed, werd door Clemens XI hel Rozenkrans-feest voor de geheele
kerk voorgeschreven, terwijl het daarvóór alleen, overeenkomstig den
wil van Gregorius XII, gevierd moest worden in die kerken, waar een
Rozenkrans-altaar was.
Ik vroeg boven: „Hoe te oordeelen over het Rozenkrans-gebed?"
Wat ik op deze vraag volgen liet rechtvaardigt voldoende deze
slotsom: Het Rozenkrans-gebed is aan Maria gewijd en dus, als
schepsel-vergoding, verwerpelijk. Daar het bidden daarvan een verdien
stelijk werk wordt geacht, spot het met de beteekenis van het gebed,
terwijl de onheilige manier waarop de Rozenkrans in den regel wordt
èfgebeden, oo klooster-kostscholen is het een geliefd spelletje:
wie er het eerste mede klaar is! zulk bidden een gruwel doet
zijn. Alleen reeds het feit dat iemand het „Onze Vader"eenige malen
achter elkaar bidt (d.w.z. opdreunt), is een klaar bewijs dat men
van het wezen des gebeds geen flauw besef toont te hebben. Het
bidden wordt zoo verlaagd tot een machinaal brabbelen van toover-
formules. Het is geen ziels-uitstorting voor God, maar een plichtje
dat men gedachteloos nakomt. P. M.
In het Grieksche staat: „Kecharitoomenê" begenadigde.
Maria zou geen genade bewijzen, maar ontvangen. Bengel zegt in zijn
Gnomon N. T. „non ut mater gratiae, sed ut filia gratiae" niet
als moeder der genade, maar als dochter der genade. De vertaling
„vol van genade" is naar de Vulgata gratia plena'.
2). In het Grieksch staat: „Eulogêmenê en gunaiksin" de ge
zegende onder de vrouwen, een Hebraïstische omschrijving van de
gezegendste onder de vrouwen. Daarvan maakt Rome gezegend boven
alle vrouwen.