Ingezonden
Vragenbus-
Leestafel.
vertaalt het „Sela" uit de onberijmde psalmen waar het
vermoedelijk duidde op een tusschenspel door de muziek
instrumenten, die den tempelzang begeleidden.
Dus voortaan werd zulk een heele afdeeling gezongen,
inplaats van één of twee verzen. „Gelukkig en zonder
stoornis", vertelt ds. de Genestet, is dat gebeurd te Bloemen-
daal, den 5en Mei 1776 voor 't eerst. Voor die gelegenheid
der vernieuwing van den Kerkzang had de Predikant deze
mooie wensch gereed gemaakt: „Godt leere ons hier op
aarde met vernieuwde harten en tongen Hem ter eere en
heerlijkheid dus zingen, dat wij eens hief namaals met het
zalig Engelenchoor en de Geesten der volmaakte Regtvaar-
digen het Driemaal Heijlig op ene volmaakte wijze mogen
zingen. Dit was de uitgesprokene wensch van den Predik
stoel welke Godt vervulle, Ja en Amen maake".
Hoelang de „nieuwe zangwijze,, stand hield, weet ik niet.
Wel weet ik, dat deze weldaad der vaderen niet is over
geleverd aan het derde en vierde geslacht der kinderen.
Langzaam zingen we niet te Bloemendaal. Heele, halve,
kwartnoten ook niet. Maar gelijkmatig, op één deuntje. Wie
weet, als we onze liturgie verbeteren, of we óók den zang
der Psalmen niet verbeteren. Niet de noten maar slechts
de waarde der noten, naar den oorspronkelijken zingtrant
der Gereformeerde Kerken. Dan zou psalmzang een lust zijn.
BI. J. A. v. L.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Geachte Redactie!
Vriendelijk wordt U namens het Bestuur van „Bartimeus"
verzocht, onderstaand in uw kolommen een plaatsje te geven.
Bij voorbaat dank.
„Bartimeus".
Vereeniging tot bevordering van Christelijke opvoeding
en onderwijs van blinde kinderen en jongelieden.
Sedert de oprichting van genoemde Vereeniging op 14
October 1915 werd door mij voor haar ontvangen:
van Mej. F. v. d. Werf:
gecoll. te Workumf 42.50
Dokkum- 62-50
Groningen- 110.—
Sneek- 98.—
is f 313.—
van Mej. S. du Puy de Monthan te Aalsmeer,
gecoll. op de Zondagsschool - 3.—
van N. N. door Mej. A. R Goslinga te Schiedam - 1.
van contributiën per post door mij geïnd - 106.—
samen f 423.
Welk bedrag door mij is afgedragen aan den penning
meester der nieuwe vereeniging, den heer Dienske te
Maassluis.
Ik verzoek allen, die deze Vereeniging willen begunstigen
met gift of contributie, hunne gave niet meer aan mij, maar
aan genoemden heer te willen zenden.
Met vriendelijke aanbeveling,
De Penningmeester van „Effatha"
W. L. B. den Blaauwen.
Den Haag, Maart 1916.
Antonie Duykstraat 49.
(Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.)
Vraag. Ik lees in Efeze 6:4: „En gij vaders, verwekt
uwe kinderen niet tot toorn". Wat beteekent dat?
Antwoord: De Leidsche vertaling heeft duidelijker:
„verbittert uw kinderen niet". In de parallel-plaats Coloss.
3:21 lezen wij: „Gij vaders, tergt uwe kinderen niet opdat
zij niet moedeloos worden". De Leidsche vertaling heeft
daar: „Vaders vit niet op uw kinderen". Ziedaar een
ernstige en zeer noodige vermaning, ook voor onzen tijd,
en het ware te wenschen dat alle ouders telkens die woorden
van Paulus, in de brieven aan de Efeziërs en Colossenzen
tot het christelijk huisgezin gericht, eens overlazen. En niet
alleen de ouders, maar alle leden die tot het gezin behooren.
Hoe vele kinderen zijn martelaars van hun jeugd aan, in
dien zin dat zij totaal verkeerd door hun ouders worden
opgevoed. Sommigen worden bedorven door te veel zacht
heid en toegeven, anderen weer door voortdurend vitten en
aanmerkingen maken op alles wat zij doen. Een kind dat
nooit eens goed kan doen, maar altijd beknord wordt, ook
al heeft het zijn best gedaan, wordt moedeloos, baloorig,
en eindelijk kan niets hem meer schelen, en zijn karakter
wordt geheel bedorven. Beide ouders kunnen zich aan deze
zonde want dat is het tegenover hun kind schuldig
maken, maar vaders doen het in den regel meer dan moeders,
van daar dat Paulus te recht zijn vermaning tot dezen richt.
M. F. v. L.
Voor hooger leven. Tweemaandelijksch tijdschrift voor stichte
lijke lectuur, onder redactie van P. J. Smink JBz. te Delft. Met
vaste medewerking van onderscheidene predikanten. Uitgave O. Los
te Leiden. Jaarg. 1. Afl. V. Prijs f3.60 per jaargang. Ook deze
aflevering bevat uitnemende overdenkingen. Mij trof voornamelijk
die van Ds. P. de Buck te Leeuwarden: „Het verlangen naar een
teeken", naar aanleiding van de woorden uit Mark. 8 11, 12: „En
de Farizeërs gingen uit en begonnen met Jezus te twisten, begeerende
van hem een teeken van den hemel, hem verzoekende. En hij.
zwaarlijk zuchtende in zijn geest, zeideWat begeert dit geslacht
een teeken? Voorwaar, ik zeg u: zoo aan dit geslacht een teeken
zal gegeven wordenDit is een tijdpreek in den goeden zin
van het woord. Zijn er niet velen die ook in deze vreeselijke tijden
naar een teeken van den hemel verlangen? De schrijver toont aan
dat indien God een teeken van zijn macht gaf, daarmede voor zijn
Koninkrijk, het rijk van vrede en recht en liefde niets gewonnen
zou zijn. Jezus zelf was het teeken voor de Farizeërs, maar Hem
zagen zij voorbij. Christus is nog altijd voor ieder die Hem kent en
in Hem gelooft het leven, en dezulke vraagt geen teeken „want het
leven zelf is hem zijn licht, zijn ééne, blijvende, eeuwige teeken"—
De andere overdenkingen in dit nummer zijn van Ds. A. Klaver
over „Zoekende zielen van Ds J. B. Netelenbos over De heerlijk
heid des menschen" en van Ds. D. van Krevelen over „Altijd goede
moed", alle uitnemend in hun soort. Ik kan dit tijdschrift hartelijk
aanbevelen. M. F. v. L.
De wereld en der wereld God, door Philip Mauro, vertaald door
Nellie. 's Gravenhage, D. A. Daamen, 1916 (XIII en 133) Prijs
f0.60 en f0.85 (gebonden.)
Dit is niet het eerste boekje van Mauro waarmede wij in Neder
land kennismaken. De schrijver, een Amerikaansche rechtsgeleerde,
was meer dan twintig jaren een overtuigd en erkend materialist.
Thans is hij een geloovig christen en aanvaardt de absolute inspi
ratie der H.Schrift, zoodat de geheele Bijbel hem in den meest
letterlijken zin Woord van God is en hij den schrijver van de eerste
hoofdstukken van Genesis als de Verhaler (met groote V.) aanduidt,
dat is God zelf. In dit boekje bestrijdt hij de evolutieleer en
handhaaft de oude geschiedenissen van schepping en val, zooals zij
ons in Genesis verhaald worden. Daarbij laat hij vooral het licht
vallen op Satan, als den overste, den God der wereld. Ik spreek als
leek, maar ik heb altijd gedacht dat de evolutieleer op zichzelf niet
in absoluten strijd is met het geloof aan God als Schepper. De
schrijver is echter van een andere opinie. Het boekje bevredigt mij
lang niet overal, maar dat neemt niet weg, dat de schrijver hier
en daar treffende dingen zegt, die tot nadenken nopen. Het doel
dat Mauro beoogde met bet schrijven van dit werkje, lezen wij aan
het einde„Deze bladzijden zijn niet geschreven met de bedoeling
den lezer over te halen tot het aannemen eener theorie, die zou
kunnen dienen als een voorloopige plaats om uit te rusten van zijn
verstandelijke bespiegelingenmaar „deze zijn geschreven opdat
gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij,
geloovende, het Leven hebt in Zijnen Naam." (Joh. 20 31).
Mocht dit doel bij menigen lezer bereikt worden. Dan zullen zich
schrijver en vertaalster verblijden. Wat de vertaling betreft, deze was
niet gemakkelijk en is over het algemeen wel geslaagd, ofschoon de
anglicismen niet overal vermeden zijn Leelijk zijn de woorden
geloover,, voor „geloovige de vertaling van „believer" endoeningen"
voor „handelingen", de vertaling van „doings".
M. F. v. L.