2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 16 Juli 1916
Mededeelingen.
Uit de Gemeente.
Zending.
ROOMSCH OF PROTESTANT?
XIX.
HET AVONDMAAL (2de stuk).
Als de Heer, bij de instelling des Avondmaals van het brood zegt:
„dit is mijn lichaam" en van den wijn: rdit is mijn bloed",beteekent
zulks: dit brood stelt mijn lichaam, deze wijn stelt mijn bloed voor.
Van een substantieele verandering van brood en wijn in lichaam en
bloed van Christus, gelijk de Roomsche Kerk leert, is geen sprake.
Maar Joh. 6 vs. 53-57 dan? Daarin spreekt de Heer toch van het
eten van Zijn vleesch en het drinken van Zijn bloed En Hij verzekert:
„die Mij eet, die zal leven door Mij". Deze woorden zien toch op
het Avondmaal
Alleen door den klank der woorden heeft men zich laten verleiden
om Joh. 6 te pas te brengen bij de verklaring van de beteekenis
der Avondmaalsviering en zoo geheel onderscheidene zaken met
elkander te verwarren.
Bij de Avondmaalsviering wordt werkelijk brood gegeten; in Jezus'
rede te Kapernaum vergelijkt de Heer zichzelven met brood, zich
noemende het brood des levens, dat het eeuwige leven schenkt.
Bij de Avondmaalsviering wijst het brood op het lichaam des Hee-
ren, dat in den dood zou gegeven worden; in Zijn rede te Kaper
naum spreekt de Heer daarentegen niét van Zijn lichaam, maar van
Zijn vleesch, wat geenszins hetzelfde is. Ook in den grondtekst komt
dit onderseheid uit. In Joh. 6 staat „sarks" vleesch, stoffelijk leven.
In Matth. 26 en de paralelle plaatsen staat .sooma" lichaam.
In Joh. 6 zegt Jezus dat men Zijn vleesch moet eten en Zijn bloed
moet drinken, d i. Hemzélven in zich moet opnemen, zich met Hem-
zélven op het allerinnigst moet vereenigen, d.w.z. in Hem moet ge-
looven, om het eeuwige leven te hebben. Bij de Avondmaalsviering
is echter het eten van het brood niét het zinnebeeld van het eten
van het lichaam des Heeren, dat niet, gelijk Zijn vleesch, als spijs
kan worden gedacht.
In Joh. 6 stelt de Heer Zijn bloed als drank voor, omdat Zijn bloed
hier wordt beschouwd als gedeelte van Zijn lichaam, niét als ver
goten offer-bloed, dat niet gedronken mócht worden Bij de Avond
maalsviering is het bloed, waarvan de wijn in den drinkbeker het
symbool is, verbonds-bloed, offer-bloed. Het drinken van den wijn
is niet het teeken van het drinken van dat offerbloed, maar het zinne
beeld van het zich in betrekking stellen tot dat offerbloed, om er
mede besprengd te worden tot verzoening, d.j. tot bedekking van
bedreven zonden.
En voorts: in Joh. 6 is het eten en drinken van het vleesch en
het bloed van den Zoon des menschen niét in eigenlijken, maar in
overdrachtelijken zin op te vatten, terwijl men aan het Avondmaal
niét in figuurlijken zin, maar in letterlijken zin eet en drinkt.
In Joh. 6 is sprake van een zich vereenigen met den levenden
Heer, door het geloof. Van Zijnen dood spreekt de Heer daar niét.
Daarentegen stellen wij ons aan het Avondmaal op zinnebeeldige
wijze in betrekking tot het lichaam des Heeren, dat voor ons in den
dood is gegeven en tot Zijn bloed, vergoten tot vergeving van onze
zonden.
En zoo moet dan een beroep voor de Roomsche Avondmaalsleer
op Joh. 6 afgewezen worden. P. M.
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
7—14 Juli 1916.
Geboren: Elisabeth Modestine Maurice Marie; dochter
van E. F. J. Dheere en L. M. J. Verhagen.
Maria Josephine Martina Bertha, dochter van
J. D. A. M. Verhagen en M. J. E. J. Dheere.
Maartje, dochter v. H. Schaap en A. Molenaar.
Ondertrouwd: S. Radic en M. S. D. Hiinecke.
Getrouwd: B. Vrolijk en A. Termes.
Burgerlijke Stand van Bloemendaal.
Van 7—14 Juli 1916.
Geboren: Antoinette, dochter van N. van der Werff en
A. Kohner.
Margaretha Huberta, dochter van J. Q. van Horick
en j. H. van Nobelen.
Overleden: B. Trip, 83 jr.
W. P. L. Götz, 69 jr.
G. Stöckel, 62 jr.
G. R. Rengersen, 65 jr.
G. Bhemer, 71 jr.
Zandvoort.
REKENING EN VERANTWOORDING
VAN DE CHR. NAAISCHOOL TE ZANDVOORT,
van Mei 1915 tot Mei 1916.
De Ontvangsten bedroegen:
Batig Saldo (zie Zondagsbode 4den
Jaargang, No. 9)f 62.52
Giften50.
Contributies156.50
Schoolgeld (Oct. Maart) 43.25
Diversen0.90
Totaal f 313.17
De Uitgaven bedroegen:
Salarissen 2 onderwijzeressen en
1 hulpf 172.—
Tramgeld 2 onderwijzeressen 57.70
Benoodigdheden voor de naailessen 18.36
Nota orgelstemmen2.50
Hoogkamer, tekstjes b/d sluiting 2.10
Maris, (wol)26.27
v. Duivenboden14.80
Tractatie opening en sluiting 3.275
Porto's postquitanties2.596
Diversen2.70
Totaal f 302.30
Batig saldo f 10.87
Er is derhalve een batig saldo van f 10.87.
Door het groote aantal leerlingen, ongeveer 40 gedurende
den geheelen cursus, zag het Bestuur zich genoodzaakt een
hulp toe te voegen bij het onderwijs, waardoor de uitgaven
aan tractementen met f 24.vermeerderden.
De verhoogde prijzen van wol enz. en de benoodigd
heden voor de kniplessen deden ook de uitgaven nog stijgen.
Een dringende bede om hulp voor den komenden cursus
is zeker niet overbodig nu het batig saldo zooveel minder
bedraagt dan verleden jaar en bovendien door overlijden
en bedanken nog f 7.—aan contributies minder zal inkomen.
Namens het Bestuur:
Mevrouw POSTHUMUS MEYJES-Hovy.
James Hudson Taylor.
Stichter en leider van de „China Inland Mission".
IV.
Het derde en vierde tijdvak kenmerkten zich door groote uitbreiding.
Was 1886 aangevangen met 177 zendelingen, aan het einde van 1905
telde men er 825. Daaronder waren ook zeven studenten van de
Hoogeschool in Cambridge die zich tegelijkertijd met al wat zij be
zaten voor den arbeid in China hadden aangeboden. Aan alle kanten
daartoe uitgenoodigd, bezocht de Heer Hudson Taylor de Vereenigde
Staten van Amerika, Canada, Australië, Tasmania, ook Zweden en
Duitschland. Het gevolg van deze reizen was, dat er niet slechts
medearbeiders uit al deze landen werden verkregen, maar dat zich
elf vereenigingen met 277 zendelingen tot de China Inland Mission
voegden. Ook werden gedurende deze tijdvakken tal van vaste posten
gevestigd, aan het einde van 1905 waren er reeds 200.
„Het bloed der martelaren is het zaad der kerk". Deze oude waar
heid zou ook voor de kerk van China van kracht blijken. Was er
van het begin af haat en tegenstand geweest tegen de jonge Chris
tenen, in 1900 toen de Bokser opstand zijn hoogtepunt had bereikt,
sloeg de vijandschap over in openlijke vervolging. Honderde inlandsche
Christenen stierven den marteldood. Vele zendelingen werden ver
jaagd, enkelen hunner stierven met hunnegemeenteleden mede;anderen,
en ook kinderen van zendelingen bezweken ten gevolge der vervol
ging, of der vreeselijke ontberingen, die een overhaaste vlucht mee
brachten. Maar ontmoedigd waren zij geenszins. Integendeel, de jonge
boom had tengevolge van den storm zijne wortels dieper in den
grond geslagen, en groeide nu dieper, maar ook krachtiger op. De
groote uitbreiding, die volgde, was te danken aan de trouw en stand
vastigheid der martelaren.