Mededeelingen.
FEUILLETON.
Zelfs machines van staal kunnen niet altijd doorwerken. Hoe zou dan
een MliNSCH buiten Zondagsrust kunnen
geloof wordt aangevallen. Hoe gedurig toch wordt ons met klem
verzekerd dat er in de wetenschap geen plaats is voor God. dat
het achterlijk en dom en bijgeloovig is nog eenige waarde te
hechten aan Genesis 1 vs. IMenigeen kruipt, dit hoorende, in
zijn schulp, trekt zich angstvallig terug op het terrein des ge-
loofs en laat het zich welgevallen dat hij wordt uitgemaakt voor
iemand die niet op de hoogte is van de resultaten van het
natuurwetenschappelijk onderzoek. Wat zou men ook anders
doen, dan zich stil houden
Toen ik nog een jongen was, bekroop mij soms de twijfel of
er wel een God was en ik zocht tot zekerheid te komen door te
vragen naar de gronden voor het geloof. Maar oudere „geloo-
vigen" zeiden dan altijd daar moet je niet over denken en daar
mag je niet aan twijfelen. Je moet het alleen maar gelooven.
Alleen maar geloovenDat echter was mij juist onmogelijk.
En ofschoon ik zweeg, ik besefte toch wel dat het geloof toch
ergens op rusten moet. Was het dan zoo verkeerd om de deug
delijkheid van de basis te onderzoeken?
Het zou kunnen wezen dat er onder mijn gehoor ook een
enkele was die niet bevredigd is door den dooddoener: je moet
enkel maar gelooven.
Dat dan ook de twijfelaars en de onwetenden en de zoekenden
luisterenMijn woord van dezen morgen bedoelt voor hen een
terechtwijzing te zijn. En dat in den dubbelen zin des woords.
Een terechtwijzing, in de beteekenis van een bestraffing. Ja ik
moet u bestraffen als gij u nu maar bestraffen laat! Want het
i s bestraffelijk dat gij u bang bebt laten maken door de onnoo-
zele bewering dat de wetenschap met God heeft afgerekend.
Alsof God niet duidelijk bezig was met de wetenschap, die uit
God is, maar die door de menschen zoo lang reeds gebruikt is
als een wapen tegen Hem, af te rekenen! Het is bestraffelijk
dat gij u met uw geloof in een hoek hebt laten dringen door
het ongeloof, toen men u op hoogen toon verzekerde dat de
wetenschap het scheppingsgeloof heeft overwonnen. Zoudt gij
niet lachen, als iemand u met een ernstig gezicht aankwam
met het laatste nieuwsdat de wetenschap de Kunst had over
wonnen? dat de wetenschap had uitgemaakt dat Vondel een
armzalig rijmelaar en Rembrandt niets meer dan een klad
schilder geweest is Maar waarom lacht ge dan niet als men u
met gewichtige woorden te kennen geeft dat de wetenschap
heeft bewezen dat God een hersenschim en een droombeeld
is? Inderdaad, om uw verlegenheid bij het hooren van den
naam „de wetenschap", verdient gij een duchtige afstraffing.
Als gij goed luistert vanmorgen, behoef i k u die niet toe te
dienen, maar zult gij er zélf wel voor zorgen dat Gij uw ver
diende loon krijgt!
Mijn terechtwijzing is echter tevens bedoeld in dezen zin:
dat ik u, die het spoor bijster zijt, op den rechten weg wil
brengen, ik zeg u dat de natuur met geen onzekere stem van
zichzelve getuigt dat zij isOpenbaring van des Scheppers
eeuwige kracht en Goddelijkheid.
Gelukt het mij u dit, ik zeg niet te be-wijzen, maar aan te
wijzen, dan zal de vrucht van ons samenzijn wezen dat wij tot
klaarder kennis en dieper inzicht komen. En zoo zal in ons
midden God worden verheerlijkt door het verlevendigd besef
en het verhelderd geloof, waarmede wij nu én voortaan be
lijden „Ik geloof in God, den Vader, den Almachtige, die den
hemel en de aarde geschapen heeft".
(Wordt vervolgd). P.M.
Op verzoek van vele hoorders die van deze, op Zondag 16 Juli
in de Zandvoortsche kerk gehouden, preek een zegen ontvingen en
mij den wensch te kennen gaven het gehoorde nog eens te kunnen
lezen, druk ik het toen gesprokene hier af. De liturgie was aldus:
Voorzang: Psalm 89 vs. 3. Lezen: Jesaja40 vs. 12-31. leTusschen-
zang: Psalm 19 vs. 1 en 2. 2de Tusschenzang: Gezang 14 vs 1.
Nazang- Gezang 52 vs. 1.
Zandvoort.
Vredeszondag. Door den „Wereldbond der Kerken, tol het be
vorderen van een goede verstandhouding tusschen de volken, Afd.
Nederland", Voorz. J. A. Cramer, Seer. H.J. E. Westerman Holstijn,
is aan de verschillende Synoden, classikale vergaderingen, kerke
raden van onderscheidene gemeenten het verzoek gericht hiertoe te
willen medewerken
„dat in alle kerken van ons vaderland de eerste Zondag van
Augustus, een dag voor ons en onze kinderen van zoo smartelijke
herinnering, gemaakt worde tot wat men zou kunnen noemen een
„Vredes-Zondag", opdat op dien Zondag in de prediking worde
gewezen op de roeping der Kerk, te lang verzuimd en te weinig
begrepen, om door de kracht van het Evangelie de verhouding der
volken onderling te heiligen".
Aan dit verzoek wensch ik gehoor te geven en deel dus mede dat
ik Zondag 6 Aug. een Vredeszondag-preek hoop te houden.
Het Evangelie in Spanje.
XXI.
Wanneer ik de belangstelling en den steun
van mijn mede-christenen in Nederland voor
dit werk inroep, krijg ik vaak allerlei bezwaren
en tegenwerpingen te hooren, waarvan ik er
enkele hier wil behandelen en trachten te weder
leggen.
Het geeft toch niet. Wij zagen reeds dat dit
hoegenaamd niet juist is. Niet lang geleden
schreef de predikant Einpaytaz, een Zwitser,
die vele jaren in Barcelona in het Evangelie
gearbeid heeft, in een der christelijke bladen
van zijn vaderland een artikel onder het op
schrift: „Is er in Spanje iets veranderd?' en
toonde daarin aan, dat er voor den nauwkeu-
rigen opmerker ontzaglijk veel ten goede ver
anderd is. Zeker, het is niet zoo gegaan als
velen hadden gedacht en gehoopt: Spanje is
niet een protestantsch land geworden. Zeker,
het is ook niet zoo vlug gegaan als men wel
wenschte, en er zijn veel teleurstellingen; maar
op welk zendingsterrein komen die niet voor?
En gaat het werk der wedergeboorte van
individuen en volken niet gewoonlijk langzaam
Is het dan juist om te zeggen: Spanje heeft
voor de tweede maal het Evangelie en de Her
vorming verworpen en daarom is er niets meer
aan te doen en moeten wij het volk maar aan
Rome en de duisternis overlaten? En vragen
wij bij onzen zendingsarbeid dan allereerst
naar succes of gehoorzamen wij aan het bevel
van onzen Heiland, die ons zegt het Evangelie
aan alle creaturen te prediken, terwijl wij Hem
de uitkomst overlaten
Wij hebben genoeg met onze koloniën te doen.
Het is zeer waar, dat er nog ontzaglijk veel in
onze eigen koloniën te doen is, en indien
iemand zegt, dat hij liever daaraan geeft en
daarom Spanje voorbijgaat, dan heb ik daar vol
komen vrede mede. Men kan niet eiken zen
dingsarbeid steunen en het is goed dat "de
sympathieën ook in dit opzicht verdeeld zijn,
maar heel dikwijls hoort men zulke tegenwer
pingen van de zijde van hen, die waarlijk ook
niet zulke groote gevers aan de zending in onze
eigen koloniën zijn en eenvoudig hun gierig
heid met dergelijke bezwaren, die o zoo schoon
klinken en voor den spreker zeer goedkoop
zijn, bemantelen. Ik herinner mij een dame, die
voor alles weigerde omdat er zooveel gevraagd
werd Maar haar beurs had van dat vele vragen
niet veel last.
Het is jammer dat al dat geld uit het land
gaat. Dit is een bezwaar, dat bij de vorige
soort gevoegd kan worden. Vindt men het ook
zoo jammer wanneer men voor zijn genoegen
in het buitenland reist? Er zijn menschen, die
duizenden in buitenlandsche reizen uitgeven,
maar nog geen tientje willen afstaan voor de
zending. Het is immers jammer, dat dat tientje
het land uitgaat
De Spanjaarden moeten maar voor zich zelf
zorgen. Dat zouden de Spaansche protestanten
wel willen. Het is hun waarlijk pijnlijk genoeg
altiid geld uit het buitenland te moeten aan
nemen de Spanjaard draagt het hart hoog
terwijl het tevens stof geeft aan de fabel, die
altijd weer door de roomsche kerk verbreid
wordt, dat de protestanten zich door Engelsch
goud laten omkoopen om dien godsdienst te
omhelzen. De Spaansche predikanten doen dan
ook wat zij kunnen om de kerken en scholen
meer en meer „selfsupporting' te maken, en
het is merkwaardig en treffend hoeveel geld
arme gemeenteleden voor hun kerk en school
bijeenbrengen, maar zij kunnen voorloopig de
hulp van hun broeders in andere landen nog
niet missen. De protestanten in Spanje zijn arm,
vaak zeer arm; tot hen behoort geen enkele
gegoede, voor zoo ver ik weet. De hoogere
standen zijn tot nu toe geheel afkeerig van het
Evangelie gebleven; hoe kunnen zij dan voor
zich zelf zorgen? Neen, dit werk is in den
waren zin des woords een „barmhartig-samari-
tanenwerk" en het moet ons, die zoo ontzaglijk
veel voorrechten in ons eigen land hebben,
een eer zijn dat Evangelie en die vrijheid aan
Spanje te helpen brengen en onze verdrukte
geloofsgenooten te steunen. In dit laatste, men
denke aan de Waldenzen, heeft Nederland al
tijd een eer gesteld. En de Spaansche protes
tanten zijn innig dankbaar voor wat de buiten
landsche broeders voor hen doen. Ik heb daarvan
vaak treffende bewijzen gezien.
(Slot volgt.) M. F. v. L.