-2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 6 Augustus 1916
Zending.
Voor eiken dag
En we hebben gevonden! Niet alles, niet de zekerheid, niet de
verlossing voorgoed. Hoe zou dat kunnen? We zijn maar menschenl
Maar wél- waardevolle hulpkrachten, overtuigende bewijzen, wijze
lessen van geschiedenis en inzicht, een blij perspectief naar betere
tijden.
Dat alles tezamen is neergelegd in het Internationaal Program voor
een „Duurzame Vrede", dat wordt gedragen door machtige Corporaties,
door tienduizenden van mannen en vrouwen uit al le standen, klassen,
overtuigingen, in de „neutrale'' landen, en waartoe ook vele moedigen
in de oorlogvoerende landen zijn toegetreden.
Wat het wil
1. Geen annexatie of overgang van grondgebied tegen de be
langen en wenschen der bevolking, wier goedkeuring, waar dit kan,
door volksstemming of op andere wijze moet worden gevraagd.
Rechtsgelijkheid, godsdienstvrijheid en taalvrijheid, door iederen
Staat gewaarborgd aan alle nationaliteiten binnen zijn gebied.
2. In alle koloniën, protectoraten en sferen van invloed vrijheid
van handel of althans gelijke behandeling van alle nationaliteiten,
krachtens internationale overeenkomst.
3. Krachtige ontwikkeling van het werk der Vredesconferenties
ter organisatie van de vreedzame gemeenschap der Staten
Vaste organisatie van de Vredesconferentie met geregelde samen
komsten.
Algemeen verplichte onderwerping van internationale geschillen
aan een behandeling ter vreedzame oplossing. Daartoe worde, naast
het bestaande Hof van Arbitrage, in het leven geroepen a) een
werkelijk permanent internationaal Gerechtshof en b) een evenzeer
permanente internationale Raad van Onderzoek en Bemiddeling. De
Staten verplichten zich in gemeen overleg op te treden diplomatiek,
economisch of militair ingeval een Staat militaire maatregelen
mocht nemen in plaats van een geschil aan rechterlijke beslissing
te onderwerpen of de tusschenkomst van den Raad van Onderzoek
en Bemiddeling in te roepen.
4. Vermindering van bewapening krachtens internationale over
eenkomst. Ter bevordering van dit doel, mede afschaffing van het
zee-buitrecht en verzekering van de vrijheid ter zee.
5. Medezeggenschap van de volksvertegenwoordiging in de buiten-
landsche staatkunde.
Nietigheid van geheime verdragen.
Voelt U hoe hier oorzaken van den oorlog worden blootgewoeld?
het mes gaat in de etterende wonde? de zuivere des-infectie bereid?
Niet alles echter kan een Program! Vooral niet den mensch zelf
verbeteren en zijn heerschzucht, zijn egoisme, zijn blinde driften,
zijn geluk-zoeken buiten zichzelf, terwijl het ligt, stralend, maar
ongeacht in hem zelf bereid. Hier moet ons helpen opvoeding in
school en huis, vooral in huis. Dat hebben ook de vrouwen be
grepen, en aangenomen Resoluties op het Internationaal Congres
voor Vrouwen in 1915 leggen van dien wil getuigenis af.
Zóó spruit overal het nieuwe leven, dat én de omstandigheden
wil verbeteren en zuiveren, én den mensch zelf wil geven nieuwen
levensmoed en levenswil.
Is het niet heerlijk daaraan mee te werken? zich te voegen in
die opblinkende symfonie? óp te gaan naar het glanzende doel,
allen tezamen en vóór allen tezamen
Sluit U aan! Wij kunnen U gebruiken want hoe machtiger we
staan, hoe sneller ons werk, hoe sterker onze invloed. Maar gij kunt
ook ons gebruiken en den nieuwen VW7 die voert ons allen, menschheid-
aanéén, naar den Béteren weg, die de toekomst zij.
Dit Artikel werd ons door den Nederlandschen Anti-Oorlog
Raad toegezonden ter plaatsing in het vorige 110. Daarvoor kwam
het echter te laat en ook was er geen ruimte. (Red.)
Voor nadere inlichtingen wende men zich tot het Secretariaat
van den „Nederlandsche Anti-Oorlog Raad", Theresiastraat 51, 's-Hage.
Een rijk gezegend leven.
II.
Den 14den November 1831 werd Schauffler als zendeling van het
Amerikaansch Zendingsgenootschap geordend, waarbij Prof. Stuart
naar aanleiding van Romeinen XI over de bekeering van Israël sprak.
De nieuwe zendeling ging eerst naar Parijs, waar hij eenigen tijd
Arabisch en Perzisch leerde, bracht vervolgens een bezoek aan zijn
familie te Odessa, waar hij het Evangelie predikte en vestigde zich
vervolgens te Constantinopel.
Met grooten ijver wijdde hij zich aan de verkondiging van het
Evangelie onder de Joden, voor wie hij een uitgave van het Oude
Testament bezorgde in het Hebreeuwsch-Spaansch. Maar tevens wijdde
hij een deel van zijn tijd aan de vertaling van den geheelen Bijbel
in het Turksch, volgens opdracht van het Britsch-Amerikaansch
Bijbelgenootschap. Achttien jaren heeft hij daaraan gearbeid.
Toen in 1836 de pest uitbrak, ging hij naar Odessa, van waar hij
zendingsreizen ondernam door geheel Zuid-Rusland, waar overal de
Duitsche kolonisten met begeerigheid zijne prediking vernamen. Van
1839—1842 woonde hij te Warna om toezicht te houden op het druk
ken zijner bijbelvertaling, en steeds greep hij elke gelegenheid aan
om Christus te prediken. Een tijdlang predikte hij aan dei.Joden te
Buda-Pesth het Evangelie en hij is daar voor menig kind van Abraham
tot een zegen geweest. Ook in zijn geboortestad heeft hij herhaalde
lijk gepredikt en ook daar is zijn arbeid niet ijdel geweest in den
Heer. In een zijner laatste brieven aan zijn trouwen vriend Dr. Barth
schreef hij: „Ik ben vaak doodmoe, droef en gevoel heimwee; want
ik word oud, en ben tegen den arbeid niet meer bestand, hoewel
mijn gezondheid nog goed is. Maar water holt steenen uit, en soms
ligt al de druk van den arbeid op mij alleen."
Doch eerst in 1874 zag Schauffler zich genoodzaakt, wegens toe
nemende bezwaren van den ouderdom, uit den dienst der zending
te treden Hij verliet Constantinopel en woonde eerst bij zijn zoon
Heinrich te Briinn, die daar in den dienst der Amerikaansche zending
arbeidde. In 1877 vertrok hij naar zijn tweeden zoon te New-York,
waar hij de laatste jaren zijns levens doorbracht en groot belang
bleef stellen in de dingen van Gods Koninkrijk,totdat hij een
paar dagen slechts heel langzaam kon spreken en in de dingen ron
dom hem geen belangstelling betoonde.
Den dag vóór zijn ontslapen richtte hij zich weder op en zeide
o.a.„Ik heb toch veel wonderlijks beleefd! Hoe is het Rijk Gods uit
gebreid! Lieve vrouw, wat heerlijke dingen hebben wij in Zuid-
Rusland, in Duitschland en onder de Roomschen gezien! Volhard
slechts in 't gebed en Gods rijk zal zeker komen. De aarde zal met
Zijn heerlijkheid vervuld worden. Ik kan met den trouwen knecht
Bengel zeggen: „Heere Jezus! tusschen ons blijft alles bij het oude."
En thans, Heere Jezus, kom! AI mijn hoop en vertrouwen is op; U
gevestigd. Neem mij zoo als ik ben. Eere zij den Vader, èn den Zoon,
èn den Heiligen Geest, Amen." Eindelijk zeide hij nog: „Ik zie mij,
zoo als ik ben," en de oogen sluitende: „Ik zie Jezus!" Op den
26sten Januari 1883 ging hij de ruste in.
Hij moet 18 talen zóó geleerd hebben, dat hij daarin prediken kon;
vele andere kon hij lezen. De Universiteit te Halle heeft hem wegens
de Turksche bijbelvertaling tot doctor in de theologie benoemd.
„Zalig zijn de dooden die in den Heer sterven, van nu aan. Ja,
zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid; en hunne
werken volgen met hen." (Openb. XIV 16).
(Uit „De Hope Israels"). M. F. v. L.
Verzameld door C. B.
Vriendschap is een zwijgende ridder die geen parade
maakteen trouw hart danst geen horlepijp op de tong
van den mensch in wiens boezem het klopt.
Laurillard.
Men zij vast genoeg in de vreeze Oods om onvast te
durven schijnen als de eerlijkheid het eischt, en gezond
genoeg om met open wonden te durven voortleven.
Prof. Gunning.
Er is geen slechter spreekwoord dan die zaligspreking
van den duivel„zalig hij, die niets verwacht, want hij zal
niet teleurgesteld worden". Zeg liever: „Zalig hij die alles
verwacht", want hij geniet alles ten minste één keer, en
wanneer zijn verwachting vervuld wordt, twee keer.
Kingsley.
Hij is geen goed werkman, die zijn werkplaats niet weet
te maken tot een tempel, waarin God woont.
Tartridge.
Toen Christus menschen wilde opvoeden, moest Hij
mensch wordenwanneer wij kinderen willen opvoeden,
moeten wij met hen kind worden.
Luther.
's Menschen einddoel is een daad en niet eene gedachte,
ook al ware zij de alleredelste.
Carlyle.
Wij zullen onze geliefden wederzien, maar oneindig
reiner en beter dan zij ons hebben verlaten, want wij weten
het, rustende van hunnen arbeid, kennen zij geen be
lemmering meer op den weg der heiligmaking. O, laat ons
dan zorgen dat zij, bij dat wederzien, ook aan óns hebben
gewonnen.
Weinel.