2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 13 Augustus 1916
ROOMSCH OF PROTESTANT?
XXI.
HET AVONDMAAL (Slot).
Het Avondmaal draagt in de Roomsclie Kerk den naam van „Sacra
ment des Altaars," omdat het op het altaar voltrokken en bewaard
wordt. Ook heet het „Eucharistie," hetwelk beteekent eene „goede
genadevolle gave." Het is, zegt Rome, door Christus niet alleen in
gesteld als voedsel der zielen, maar ook als Offer van het Nieuw
Verbond. Nu is Christus zelf dat Offer. Eenmaal heeft Hij zich op
bloedige wijze geofferd aan het kruis. Nu offert Hij zich op onbloe
dige wijze dagelijks in de Heilige Mis. Het Misoffer is hetzelfde als
het Kruisoffer; alleen is de wijze van offeren anders, in de Mis
offert Hij zich, door den priester, op onbloedige wijze en worden
de verdiensten van het Kruisoffer op ons toegepast. De drie voor
name deelen der Mis, die tezamen de eigenlijke offerdaad vormen,
zijn: lo. de offerande, die de voorloopige opdracht is van het brood
en den wijn, die voor het offer bestemd zijn, waardoor deze aan
God en Zijn dienst worden gewijd en afgezonderd tot de verhevenste
bestemming: het goddelijk offer. De priester houdt dan het brood,
de Hostie, op de pateen (een gouden of vergulde kleine ronde schotel)
liggende, in de hoogte en spreekt daarbij een bepaald gebed uit,
waarna hij den kelk met wijn, waarin hij eenige druppels water ge
mengd heeft, tot God opheft, eveneens onder het uitspreken van
een gebed. 2o. De consecratie of verandering van zelfstandigheid
(transsubstantiatie), waarbij brood en wijn veranderd worden in het
Lichaam en Bloed van Christus. Eindelijk 3o. de communie, of nut
tiging, welke behoort tot de voltooiing en voltrekking van het offer.
Nog zij opgemerkt dat de Roomsche kerk het gewone brood ver
ving door den ouwel of oolaat. Want is eenmaal het brood in Christus'
lichaam veranderd, dan zou een gevallen kruimel met den voet ver
treden kunnen worden of door een muis worden opgegeten. En dat
zou natuurlijk heiligschennis zijn. Wordt de hostie niet genuttigd,
dan wordt zij op het altaar bewaard in den z.g.n „monstrans," een
zonvormige gouden doos, die bij processies den volke wordt ver
toond. (Monstrare, een latijnscli woord, beteekent: vertoonen). De
plaats waar hij op het altaar bewaard wordt heet „tabernakel" en
vóór het altaar branden kaarsen. Gelijk aan Christus aanbidding toe
komt, zoo komt deze ook toe aan de hostie. Als een goed-roomsche
zijn kerk voorbijgaat, groet hij, welke groet den Christus in de hostie
kast geldt.
Bij de communie ontvangt de leek enkel de hostie. De kelk is hem
ontzegd. Ook met den wijn, nadat hij in het Bloed van Christus is
veranderd, zou heiligschennis kunnen gepleegd worden, als men er
iets van stortte. Daarom drinkt de priester den gewijden wijn voor
allen, terwijl de leek zich kan troosten met de gedachte dat hij,
alleen de hostie ontvangende, toch ook het bloed van Christus ge
niet, immers- in het lichaam is vanzelf ook het bloed aanwezig! De
hostie-alleen is dus voldoende Wel te verstaan: voor den leek!
Want de priester drinkt den wijn wel! Maar daarvoor is hij dan ook
priester en moet, als de middelaar tusschen God en menschen, een
streepje vóór hebben bij het profane volk 1
Mejuffrouw Dorper beroept zich gedurig voor de waarheid der
Roomsche leer op de Schrift. Dat zij bijzonder gelukkig was met
haar aanhalingen uit den Bijbel, die haar stelling moesten staven
zal niemand beweren die de citaten controleerde. Integendeel, wij
staan als protestanten nog altijd önverwinlijk sterk tegenover Rome
als we haar leerstellingen toetsen aan den Bijbel. Doen we dat op
het punt van de kwestie die ons nu bezighoudt, dan valt het zeker
niet moeilijk in te zien dat de dusgenaamde Heilige Mis niet anders
is „dan een verloochening van de eenige offerande en het lijden
van Jezus Christus, en eene vervloekte afgoderij" (Heidelb. Cat.
Zondag XXX, antw. 80).
In het N.T. wordt juist de algenoegzaamheid van het ééne door
Christus gebrachte offer nadrukkelijk op den vóórgrond geplaatst.
Als de Heiland sterft, betuigt Hij: „Het is volbracht (Joh. 19
vs. 30). Paulus schrijft dat Christus éénmaal der zonde gestor
ven is (Rom. 6 vs. 9 en 10).
De schrijver van den Hebreër-brief zegt dat Christus met ééne
offerande in eeuwigheid volmaakt heeft degenen die geheiligd wor
den (Hebr. 10 vs. 14).
En Petrus getuigt: „Want Christus heeft ook ééns voor de zon
den geleden- (I Petrus 3 vs. 18).
En als wij dan nog eens opslaan Hebr. 9 vs. 24—28 dan zouden
we bijna geneigd zijn te zeggen dat deze woorden opzettelijk tegen
de leer van het roomsche misoffer geschreven zijn Want Christus
is niet ingegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is
noch ook opdat Hij zichzelven dik ma als zoude opofferen, gelijk
de Hoogepriester alle jaren in het heiligdom ingaat met vreemd
bloedmaar nu is Hij éénmaal in de voleinding der eeuwen
geopenbaard om de zonde te niet te doen door Zijns zelfs offerande.
En gelijk het den menschen gezet is éénmaal te sterven en daarna
het oordeel, alzoo zal ook Christus, éénmaal geofferd zijnde om veler
zonde weg te nemen, enz."
Wie nu met deze Biibelsche leer vergelijkt wat Rome leert.- dat
de Mis is de vernieuwing eiken dag van het offer op Golgotha, moet
toch wel versteld staan over de bewering dat de Bijbel op de hand
van Rome is.
Maar kent Rome de door mij aangehaalde teksten dan niet?
Vóór mij ligt, terwijl ik dit schrijf, een boekje getiteld „Het geloof
onzer vaderen" van Z.Em. James Gibbons, bewerkt door W. A. J.
Blaisse, Pastoor, 2de uitgave Utr. Wed. van Rossum, 1908. Het
draagt het Nihil obstat en het „Imprimatur," zoodat het kerkelijk
is goedgekeurd en ik mij dus op den inhoud mag beroepen als in
overeenstemming met de leer van Rome.
In het „woord vooraf" staat dat het boekje als hoofddoel heeft:
duidelijk uiteenzetten wat de Katholieke Kerk leert." De verschil
lende „waarheden des geloofs worden bewezen uit de H. Schrift."
Nu zoek ik daarin het schrift-bewijs voor de waarheid van de leer
der Mis. In hfst. XXIII, getiteld „Het misoffer" moet ik dit bewijs
vinden. En inderdaad, er is hier een en ander te vinden, op blz.
361—363. De schrijver zegt daar: „De volgende plaatsen uit den
Brief van den H. Paulus aan de Hebreërs worden dikwijls als een
bewijs tegen het Misoffer te berde gebracht." (Hier volgen: Hebr.
9 vs. 12, 25 en 10 vs. II en 12). En dan stelt hij de vraag: „De H.
Paulus zegt dat Christus slechts éénmaal geofferd werd. Hoe kunnen
wij Hem dan dagelijks offeren?"
Ziezoo, dacht ik, nu is de kwestie zuiver gesteld en zal het bewijs
worden geleverd dat het een met het ander zeer goed vereenigbaar
is. Het N T. zegt: eens. Rome zegt: d a g e I ij k s. Hier is een
entweder oder." een „of—of Een van beiden of de Schrift dwaalt,
öf Rome dwaalt.
Doch hoor nu, mijn Lezer, wat Kardinaal Gibbons of de bewerker
van zijn boekje Pastoor Blaisse, zegt. Ik zal het hier woordelijk
overschrijven.
„Ik antwoord, dat Christus slechts éénmaal op bloedige wijze ge
offerd werd, en van dit offer spreekt de Apostel. Hoewel Hij dage
lijks op duizenden altaren geofferd wordt, is het Misoffer hetzelfde
offer als dat van Calvarië, omdat dezelfde Offeraar en dezelfde Offe
rande, Jezus Christus, aanwezig is. De H. Paulus wil met bovenge
noemde woorden het offer van de Nieuwe Wet, dat slechts één
slachtoffer heeft, met de offers van de Oude Wet, waarbij verschil
lende slachtoffers werden opgedragen in scherpe tegenstelling tegen
over elkander plaatsen en tegelijkertijd de onvoldoendheid aantoonen
van de voormalige offers, tegenover de oneindige voldoendheid van
het offer der Nieuwe Wet."
Héél duidelijk is deze redeneering zeker niet. Het heeft er alles
van dat de woorden-rijkdom hier de feitelijke armoede aan waarheid
en oprechtheid moet verdonkeremanen Als een goochelaar zijn
kunstjes verricht is hij ook altijd zeer spraakzaam. Zóó leidt hij de
aandacht van het geacht publiek af van zijn bewegingen en is hij
in de gelegenheid de menschen te verbazen door zijn wonderen. De
kardinaal- of pastoor-goochelaar treedt op en zal het ónmogelijke
verrichten: de uitspraken der H. Schrift, dat Christus slechts één
maal is geofferd, in overeenstemming brengen met de leer van Rome
dat Christus ddgelijks op duizenden altaren moet geofferd worden.
En nu begint hij, net als zijn collega wijlen Papa Bamberg, met
radden en gladden tong een stortvloed van woorden over ons uit
te gieten. We zijn één en al verbazing over wat hij zegt; we kun
nen er geen touw aan vastknoopen. Maar nóg zijn we het er niet
over eens waar hij eigenlijk met zijn verhaal heen wil, of 't klinkt
„hokus-pokus-piks-paks 1" en.... klaar is Kees, oftewel de kerkelijke
goochelaar. Hij heeft het kunststuk volbracht.
Tenminste: hij zegt zélf dat hij 't volbracht heeft. Als we echter
nuchter vragen of het inderdaad het geval is, blijkt het dat hij ons
leelijk bij den neus heeft willen nemen. Papa Bamberg bakte niet
écht een omelet in een hoogen hoed op het vlammetje van een kaars.
Met ongelooflijke vingervlugheid wist hij het van te voren al kant
en klaar gemaakte orneletje in den hoed te krijgen. Wij zijn het
slachtoffer geweest van gezichtsbedrog. Welnu, zijn confrater Kar
dinaal of Pastoor heeft iets dergelijks gedaan. Hij goochelt de Room
sche onderscheiding tusschen bloedige en onbloedige offerande van
Christus met loffelijke handigheid in den Hebreërbrief in. Door zijn
lange zinnen leidt hij intusschen heel slim onze aandacht van zijn
vlugge bewegingen af. En dan in eens roept hij: dames en heeren!
ge ziet dat het Misoffer hetzèlfde offer is als dat van Calvarië 1"
Jammer voor den duizendkunstenaar dat er onderhetapplaudisseerend
publiek enkelen zijn die den slimmerd in de gaten hebben. Zij nemen,
éér de tweede voorstelling begint, de ön-schriftuurlijke onderscheiding
tusschen bloedige en onbloedige Christus-offerande wég en als ze
dan den toovenaar vragen om zijn kunstje te herhalen, kan hij alleen
zeggen: „ja maar dat is nu flauw; zonder mijn goocheltoer-paperassen
kan ik natuurlijk niet goochelen 1"
Niet lang duurt echter de-verlegenheid van een Roomschen priester.
Als hij in de kaart is gekeken, haalt hij een ander spel kaarten voor
den dag en begint opnieuw. Zie hoe de schrijver van bovengenoemd
boekje dit doet.
Op blz. 362, 2de alinea, lees ik: „Maar, zal een Protestant vragen,
indien het kruisoffer van oneindige voldoendheid is, waartoe dient
dan het Misoffer?"
Nu is hij gevangen, denkt de Protestant. Simson ligt nu aan handen
en voeten vastgebonden en de Filistijnen hebben niets anders te doen
dan hem éf te maken.
Ja, als Christus met ééne offerande in eeuwigheid heeft volmaakt
degenen die geheiligd worden, dan is het dagelijksch Misoffer niet
alleen overbodig, maar loochening van de eene volmaakte offerande.
Ziezoo, hóe hij zich nu ook keert en draait, de Kardinaal nóch de
Pastoor zal er zich nu meer kunnen uitdraaien!
Wacht even! de Roomsche Simson is voor geen kleintje vervaard.
Geen kans ziende zich er uit te draaien, draait hij ons eenvoudig