Leestafel.
Allerlei.
Ingezonden.
28ste Verslag van het Haarlemsche
Diakonessenhuis over het jaar 1915.
Met een overzicht over de geschiedenis van het Huis
vangt de Predikant Directeur, die den löden Februari 1915
werd ingezegend, zijn jaarverslag aan. Het Bestuur is niet
gewijzigd. Wel is er eene vacature, ontstaan door de uit
treding van Jhr. de Savornin Lohman, wegens drukke werk
zaamheden. Van groote of nieuwe dingen valt weinig te
vermelden. Maar ook de „gewone" ondervindingen van zulk
eene stichting zijn buitenrgewoon rijk aan openbaringen
van hetgeen de liefde vermag. Als een bijzondere werkzaam
heid valt te vermelden de medewerking van het Huis aan
de voor Duitschland en Oostenrijk bestemde ambulance,
onder leiding van Prof. Lanz. Sprekende cijfers bevat het
verslag. Einde 1915 was het geheele aantal Zusters 122.
Het aantal patiënten bedroeg 944 met 39010 verpleegdagen.
Er hadden 390 groote en 49 kleinere operaties plaats, op
de poliklinieken 285, tezamen 724. Op de poliklinieken der
verschillende doctoren werd aan 384 patiënten 1118 keer
hulp verleend, behalve de bovengenoemde operatieve ge
vallen. Buitenverpleging had plaats in 31 gezinnen. Het
Huis heeft 14 buitenposten met 18 Zusters, terwijl nog 10
Zusters in Haarlem arbeiden. Met dankbaarheid mag hier
nog wel eens gewag worden gemaakt van hetgeen Zandvoort
aan het Huis dankt, door het afstaan onzer beide Diakonessen
Zr. van Melle en Zr. Bronders.
Groote plannen koestert het Bestuur voor de toekomst
een zeer uitgebreide verbouwing; daarvoor zal ernstige
financieele steun noodig zijn en zonder voor deze zaak
offers te brengen zal dit plan niet kunnen slagen. Wat
techniek en kennis betreft worden er aan de Zuster steeds
hoogere eischen gesteld en zeer hooge en kostbare aan
het Huis. En bij de voorziening daarin moet gedurig een
strijd worden gestreden om het behoud van de ziel van
het Diakonessen-werk.
De exploitatierekening over 1915 sluit, in ontvangsten en
uitgaven met een bedrag van f 119076.0972
Het Evangelie in Spanje, Juli 1916.
De Inhoud van dit 115de nummer isDe algemeene
toestand. Brieven van Don Manuel Carrasco. Utrera.
Onze lichtbeelden-avonden. In memoriam'Juan Bautista
Cabrera. Nog eens de begraafplaatsen. Nieuw geval
van onverdraagzaamheid. De bijbeltent te Palma.
Castellon de la Plana. Een sterfgeval. Een evangelist
veroordeeld. Autobiografie van Juan Bautista Cabrera.
Als altijd zijn deze Berichten hoogst interessant. Do heer
Smit. thans predikant te Boxmeer, vertelt onderhoudend
van zijn lichtbeelden-avonden, waaraan ook wij hier te
Zandvoort de aangenaamste herinneringen bewaren. Ook
in het aanstaande najaar- en winterseizoen blijft de heer
S. dit werk voortzetten.
Aan contributies werd van 1 Jan. tot 30 Juni 1916 (op
blz. 36 staat bij vergissing 1915) ontvangen f 1670 60, terwijl
het totaal bedrag der inkomsten, zonder de gekweekte
rente t4565.69'/2 bedroeg.
Zandvoort heeft zich ook in het eerste halfjaar van 1916
niet onbetuigd gelaten. De collecte, bij het optreden van
den heer Smit, hier gehouden bedroeg méér dan op andere
plaatsen, terwijl de gehééle Pinkstercollecte, een bedrag
van f 144.65 voor Spanje bestemd werd, de Prikkadrten te
Zandvoort f 16.47 opbrachten en de Vrouwenkrans f 11.56
schonk. Ik vermeld dit hier natuurlijk niet opdat de Zand-
voortsche Gemeente zich zou gaan verheffen op haar mild
heid. Toen Luther eens met een vriend wandelde en deze,
na aan een armen man een geldstuk gegeven te hebben,
zeide„Misschien dat God mij dit op een of andere wijze
vergeldt", antwoordde de Hervormer„Moet God U soms
een weldaad vergelden die gij van het Zijne hebt geschon
ken?" Ook wat Zandvoort voor Spanje gaf, werd gegeven
van hetgeen den Heer toebehoort. Der geefster komt geen
dank toe. Zij heeft zélf te danken dat zij het geven mocht.
Maar: de opzettelijke herinnering aan hetgeen Zandvoort
deed, heeft ten doel de Gemeente hier op te wekken om
„Het Evangelie in Spanje" ook in het vervolg krachtig te
blijven steunen.
En misschien wordt een omliggende Gemeente, hoorende
wat Zandvoort opbracht, zóó boos op zichzelve, dat zij zegt:
ik zal mij door dat Zandvoort niet weer zóó laten be
schamen.
Bloemendaal b.v. dat niet vermeld staat onder de Ge
meenten die een deel der Pinkstercollecte voor Spanje
bestemden.
En Haarlem, waar de Secret.-Penningm. nog wel een 12-
tal jaren Predikant is geweest! P. M.
Verzameld door C. B.
Voorheen en nu.
Eens was mij de dood zoo afschuwlijk. zoo fel,
Zoo wreed, zoo verschriklijk een koning
Eens was mij het sterven de poort van de hel.
De grafkuil der hooploozen woning.
Eens was mij de toekomst zoo dreigend en bang,
De komst van den Heiland verschrikking;
En jaren aan jaren, ach, wee mij, hoe lang!
't Genot dezer wereld verkwikking.
Maar nu is de dood mij een vriend, door den Heer
Gezonden om mij te bevrijden
Geen scheiden voor eeuwig is 't sterven mij meer,
Maar nachtkus, maar 't einde van 't lijden;
En nu is de grafkuil door Jezus, mijn Vrind,
Een rustplaats tot zalig ontwaken
De toekomst een Hemel, waar ik, als Gods kind,
Een eeuwige vreugde zal smaken
Maar nu is de wereld, hoe schoon zij ook schijn',
Verkwikking noch vrede des harten
En buiten gemeenschap met Jezus te zijn,
Is thans mij de grootste der smarten.
De Schelp.
Een kind hield een schelp aan zijn oor. Het luisterde
met ingespannen aandacht, zijn gelaat straalde van vreugde.
„Moeder," riep het, „hoe bruist en suist het daarin,
altijd door; zeg mij, hoe dat komt?"
„De schelp is een kind der zee" sprak de moeder„zij
heeft alle tonen der zee ingezogen, en, ook gescheiden van
haar, moet zij klinken en bruisen. Het heelal is voor het oor
des geloofs ook zulk eene schelp; daarin bruist en suist en
klinkt en weerklinkt de lof des Scheppers. En als ik mij aan
uw hart te luisteren leg, mijn kind, dan verneem ik juist daarin
zulke diepe en volle klanken, die uit de zee der eeuwigheid
hun oorsprong hebben. Het is de geheimzinnige overeen
stemming der ziel met haar Tehuis. Vergeet dat nooit en laat
geen gedruisch der wereld deze heilige klanken in u over
schreeuwen".
De Prediker zegt, dat God de eeuwigheid in ons hart gelegd
heeft.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Geachte Redactie,
Noode gevoel ik mij nog tot twee opmerkingen verplicht.
Ten eerste: had Dr. Ubbink, nu gebleken is, dat de zaak „steno
grammen" op een misverstand berust, zijn beschuldiging van onwaar
dige onwaarheid behooren in te trekken.
Ten tweede: had Dr. Ubbink te mijnen opzichte gesproken van
„dreigend pantheïsme" of iets dergelijks, zoo ware hij mogelijkerwijze