Voor eiken dag Vragenbus- Ingezonden. Verzameld door C. B. Veel lezen en studeeren kan iemand tot een populair prediker maken, maar het eenige, dat iemand tot een machtig prediker kan maken, is het stil gebed. Vinet. Geloof en kruis zijn onafscheidelijk. Het kruis is het louterend vuur voor het geloof, en het geloof is het licht, dat valt op het kruis. Lacombe. Er is geene enkele daad, waarvoor niemand verantwoor delijk kan gesteld worden. Goethe. Zorg dat ernstige gedachten nooit vreemdelingen zijn in uw ziel, en midden in het genot der hoogste aardsche vreugde, kunt gij met heldere oogen de waarheid in 't aangezicht zien. Lavater. God eischt geen gevoel, maar gerechtigheid. De Bijbel weet niets, van „religieuse aandoeningen en gewaarwor dingen", waarover men het tegenwoordig zoo druk heeft. De Bijbel spreekt van plicht. „Mijne geliefden, indien God ons alzoo liefheeft, moeten wij elkander ook liefhebben". KinGSLey. Wie raad kan aannemen is dikwijls grooter dan hij, die raad kan geven. Carlyle. Het zal u goed gaan, als gij den goeden weg gaat. Strausz. Vraag. Als God overgaat tot het scheppen van den mensch, zegt God: „Laat ons nrenschen maken". (Gen. 1 vs. 26.) Hoe moeten we dat meervoud „ons" begrijpen Antwoord. Het woord „Elohim" God, is tegelijk enkel voud en meervoud. Wat dat meervoud betreft, men ver klaart het dikwijls als een meervoud van majesteit, zooals b.v. onze Koningin in officieeie stukken van zich-zelf niet in het enkelvoud maar in het meervoud spreektWij, Wilhelmina, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, enz. enz. „hebben besloten of hebben goedgevonden". Toch geloof ik dat het meervoud, van God gebruikt, nog iets anders bedoelt. Natuurlijk is het geen meervoud van veel heid, als was er meer dan één God. Maar, een meervoud van volheid. Er is in God een rijkdom van leven. Zijn wezen is één. Maar hier is geen sprake van een doode, strakke eenheid, doch van een eenheid vol van leven. Vraag. Kan men in God gelooven zonder God lief te hebben, Hem als Schepper aller dingen erkennen zónder Hem te vertrouwen Antwoord. Er is een hemelsbreed onderscheid tusschen gelooven aan God en in God. Aan Hem gelooven, d.i. aan Zijn bestaan gelooven. Van dit geloof zegt Jakobus, hfst. 2, vs. 19, dat ook de duivelen het hebben en.... zij sidderen. Het is een verstandelijke overtuiging, omgaande buiten het hart. Zoo gelooven velen dat God almachtig is, maar deze beschouwing oefent geen invloed op hun leven uit. Menig een gelooft dat Christus is gekomen om zondaren zalig te maken, maar zij blijven buiten de ervaring Zijner zalig makende liefde. Wie in God gelooft, geeft zich aan Hem over, vertrouwt zich aan Hem toe. Dit is het zaligmakend geloof. Het is enkel en alleen zaak des harten. Het is smaken en zien dat de Heer goed ishet is het antwoord „ik ben Uwe" op Gods verzekering „gij zijt Mijn". In God gelooven zonder Hem lief te hebben, is onmogelijk. Vraag. Onlangs zei iemand tegen mij„ik vraag God niet om hulp, ik wil mij-zelf helpen. Ik wil niet zwak maar sterk zijn". En wat hij ter verdediging van zijn be wering bijbracht, kon ik niet weerleggen. Wilt U mij eens helpen Antwoord. Besef van eigen zwakheid is geen bewijs van lafheid, maar van zelfkennis. Er zijn duizend dingen die onze kracht te bóven gaan. Er zijn duizend zwarigheden, waaraan 'n mensch, die ze poogt uit den weg te ruimen, zich vertilt. Daarom is het zoo heerlijk dat God Zijn almacht tot onze beschikking stelt. Die almacht afwijzen is: zwak en hulpeloos blijven, ondergaan, overwonnen worden. Met alle krachts-inspanning gelukt het iemand misschien één enkele zonde onder de knie te krijgen. Maar alle zonden? Maar de zonde? Laat, wie Gods hulp weigert, maar eens probeeren zichzelf tot een nieuw mensch te maken en zich zelf een nieuw hart te geven Wie dat eerlijk beproeft, zal spoedig ontdekken dat hij er zóó nooit komt. Daarom: zalig de zwakken! zalig de zwakken, die God bidden dat Hij Zijn kracht in hun zwakheid volbrenge! Zij verstaan wat het zeggen wil„Als ik zwak ben, ben ik machtig". Juist daarom kan God ons bevelen om sterk te zijn en niet te vreezen, omdat Hij-zelf geeft wat Hij eischt: kracht én goeden moed. Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alléén van God verwachtP. M. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Amsterdam. Geachte Redactie. Mogen wij nog eens uwe welwillendheid inroepen en U verzoeken onderstaand stukje te plaatsen in uw blad Met vriendelijken dank. Hoogachtend, De le Secr. van „Vacantie Buiten" G. MUYS. GEEN PLAATS MEER? Is er geen plaats meer voor een onzer kleinen Vijf en zeventig jongens en Veertig meisjes wachten er nog en zien verlangend uit, of het bericht nog niet komt, dat zij voor een poosje naar buiten mogen. Zij hebben de buiten lucht zoo noodig. Wel zijn ze niet ziek, maar de huisdokter en de dokter van „Vacantie Buiten" verklaren beide, dat het voor hun gezondheid dringend noodig is, dat ze eens wat buitenlucht happen. Verscheidene onzer kinderen werden reeds voor drie weken of langer gastvrij gehuisvest hier en ginds en elders in gezonde streken van ons land. Doch er zijn er nog zoo vele, die het even dringend noodig hebben. Heeft niemand meer plaats? Zullen we dit jaar zoo velen moeten teleurstellen? Inde laatste helft van Augustus en in September kan het zulk heerlijk weder zijn. Komt, gegoede mede-Christenen in de gezonden streken van ons land. Aarzelt nu niet langer. Denkt niet, laat een ander het maar doen, maar opent zelf uw huis voor een of meer onzer bleekneuzen en gij zult ook zelf den zegen genieten, die uit de weldaad voortvloeit. Hoort naar de bede, die tot U komt uit kindermond„hebt gij niet een plaatsje voor mij in uw huis Wie een dezer kleinen wil ontvangen, of nadere inlich tingen wenscht, wende zich tot den heer G. Muys, Bureau „Vacantie Buiten", van Oldenbarneveldtstr. 18, Amsterdam. Het Bestuur van Vacantie Buiten", J. Th. R. SCHREUDER, Voorzitter. H. A. SCHOLTZ, Vice-Voorzitter. G. MUYS, le Secretaris. J. KLOPPER, 2e Secretaris J. v. d. SLUIS, le Penningmeester. K. v. D. BERG, 2e Penningmeester. Dr. W. J. KOLKERT Jr., Alg. Adjunct.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 4