2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 1 October 1916 Uit de Gemeente. Leestafel. Dr. Gunning's tweede voordracht. Voor een talrijker gehoor al werden enkele bezoekers der eerste gemist had Vrijdag 21 September de tweede lezing over lbsen plaats. Volgens aankondiging werd door Dr. J. H. Gunning „Brand" behandeld, het geweldig treur spel, dat Ibsen's populariteit gegrondvest, zijn financiën in het reede gebracht heeft, en hem van „Brand"s opvoering af aan den litterairen hemel als een ster van de eerste grootte deed schitteren. Treurspel, zeggen we, want „Brand" is en spreker deed zulks èn door betoog èn door de clamatie voortreffelijk uitkomen geen drama in den meer alledaagschen zin van het woord, tooneelspel met droeven afloop; het is de Titanenstrijd van een heroiek karakter tegen zijn plomp alledaagsche omgeving het is de vruchte- looze, en toch tot het bitter einde doorgezette poging die laag bij den grondsche omgeving op te heffen, desnoods met geweld, tot een troon, zooals slechts een geniaal idealist zich dien droomen kan, en dat door middelen, waaruit den verslokten, voor eigen en door anderer ge voelens onbewogen fanaticus spreekt. Veel eischend van zich zeiven, alles offerend op het altaar van den vermeenden plicht, zoo schetste spreker ons Brand, waar deze zijn vaderlijk gevoel het zwijgen oplegt; waar hij in zijn liefdevolle egade de teederste en heiligste moedersmart met geestelijke roeden tot bloedens toe als afgoderij kastijdt; waar hij zijn, aan het aardsche slijk ge hechte, moeder ten prooi laat aan een stervensangst, die haar het bittere woord ontlokt: „God is zoo hard niet, als mijn zoon." Vooral de figuur van Agnes werd door spreker sterk naar voren gebracht door het in zijn verhandeling inweven der schoone Kerstfeest episode met de naakte en hongerende Zigeuners aan t slot, en bij de vertolking dier scène doorvoelden we de waarheid van sprekers bewering, dat de Noorsche dramaturg in deze vrouw een Mater dolorosa schilderde, die haar wedergade in de hedendaagsche litteratuur niet vindt. Het was de eenige maal niet, dat de verhandelaar onderging in den declamator. Wat een meester schap van dictie sprak niet uit de, van Ibsen's hoofdper soon letterlijk weergegeven, beschrijving van den God of liever van het godje door 't Noorsche volk zich zelf geschapen; hoe illustreerde spreker daarmede zijn opvatting, dat „Brand", als epos door den dichter begonnen, onder den drang van diens verontwaardiging over de lamlendige houding in den Deensch-Duitschen krijg van de beide noordelijkste staten van Calmar's Unie, omgewerkt werd tot een schrijnende aanklacht in drama-vorm tegen half slachtigheid en benepenheid van ziel. En met welk een voorliefde werd door spreker de, tot pharezeïsme naderende, steile orthodoxie op de kaak gesteld van den in de eerste acten onbeduidenden Eynar, wanneer deze, na losbandig leven tot zendeling bekeerd, zijn slachtoffers, zelfs na hun verscheiden, nog met hel en verdoemenis achtervolgt, als ze niet stierven in de begrippen eener kille kerkleer. Intusschen meene men niet, dat het weergeven van het drama „Brand" Dr. Gunning in alle opzichten gemakkelijk moet gevallen zijn. Zeer zeker heeft hij zich door nauw gezette studie in den geest van den auteur ingewerkt, en het ten tooneele voeren van het treurspel, dat hij in Zweden mocht bijwonen, gaf hem zelfs een flinken voorsprong nog. Maar er was een tegenwerkende factor ook. Zijn hart uit gaande naar de studie der letteren, ook die der moderne, kan Dr. Gunning in bewonderende extase staan voor den heros Brand hij zal symphatie gevoelen met diens voort durend strijden tegen het vulgaire en conventioneelehij zal innig medelijden, als het gestadig botsen tot een nood wendige uitbarsting voert, waarin het geniale menschenkind ten onder gaat, maar hij kan, als bedienaar van den godsdienst, onmogelijk vrede hebben met de wijze, waarop Brand zijn roeping vervult, met het gemis aan tact, dat dezen kenmerkt, met de derving van alle humaniteit, zoo noodig bij den zedenkundigen opvoeder der menschheid. Brand voedt niet op, ontwikkelt niet de kiem des goeds in eiken mensch tot vruchtbaar leven, hij eischt en eischt nogmaals met toenemend autoritair gezag, al steunt hij dit eischen ook door majesteitelijk voorbeeld en offering van gansch zijn wezen. Voor een predikant moet de verzoeking groot wezen, bij de behandeling van een figuur als Brand telkens de scherpe slagschaduwen van diens karakter aan te wijzenop de feilen, zij het ook als gebreken, aan het bezit der deugden verknocht, het volle licht te werpen. Maar zóó doende, zakt Ibsen's inponeerend meesterwerk als een zandzak ineen. Dr. Gunning heeft o.i. den juisten weg gekozen. Het auditorium voerend door de galerij van tafereelen, geeft hij, als litterator, den Brand uit het treurspel te aanschouwen hij heeft het in zijn macht -- en maakt daarvan een gepast gebruik den tragen gang in het drama te versnellen het gemis aan intrigue wordt niet gevoeld door de steeds forscher en grootscher uitgebeelde heldenfiguur, die weigert den nieuwen tempel te openen, bezoedeld als hij reeds is door minderwaardig kerksch gedoe; de held, die doorzijn bovenaardsche bezieling een deel der parochianen in heilige geestdrift doet ontvlammen. De exodus naar beter en hooger oord is het keerpunt in het treurspel. In het gezicht der overwinning verwekt de dringende behoefte aan levens onderhoud gemor en tweespalt; het mirakel van een mil- lioen haringen in de fjord beneden wordt, met te voorzien gevolg, uitgebuit door den magistraat, die zijn burgerlijke gemeente zag verloopen, het krankzinnige zigeunermeisje, Brand's booze demon gansch het stuk, en door lbsen aan oudere klassieken ontleend, onderwerpt met aan sarcasme grenzende ironie des predikers falend idealisme aan bijtenden spot. En als ze door een schot, op haar raaf de sneeuw massa aan het rollen brengt, verliest Brand, bij den aanblik der neerdonderende lawine, aan plotselinge wanhoop ten prooi het geloof in eigen beginselen. Symboliek is het zeker, dat hij belandt en zijn graf vindt in de ijskerk, die bij zijn ijzig dogma „Alles of niets" volkomen past. Spreker had deze laatste, overweldigend schoone acte doen voorafgaan door een pauze, groot genoeg om den langs tragischen weg meegevoerden hoorder even rust te gunnenkort genoeg echter om den indruk niet te ont wijden door banale geprekken. Na de, den hoorder met ontzetting vervullende, maar geenszins bevredigende, slotcatastrophe van het treurspel kon spreker niet eindigen als Pastor had hij iets recht te zetten. En zoo wees hij er met nadruk op, dat Brand al komt ook een enkele maal de mensch in den onbuigzamen boetprediker boven wel een krachtige, maar niettemin een ongezonde figuur is; dat hij een bovenmen- schelijke, maar tevens een önmenschelijke schepping is, door wijsgeerig zoeken naar de oplossing van een probleem voortgekomen uit het brein van een dichterlijken moralist een denker, die geen echt doorleefde of zelve waargenomen handelingen placht te geven maar, al bespiegelend, zijn tooneelhelden langzaam schiep, ermede vertrouwd rakend, naarmate ze hem dienen konden in zijn niet immer blijde boodschap aan de wereld. Een koudwaterstraal dus na warme dictie van verheven tooneelwerk. En toch, de toehoorders waren zelf na die noodzakelijke afkoeling van kunstgenot, nog genoeg onder den indruk, dat applaus achterwege bleef En zulks kan Dr. Gunning niet anders dan tot voldoening gestrekt hebben. S. Le carnet d'un témoin, par Noelle Roger. Vierdeelen 8°, Parijs, Neuchatel, 1 franc per deel. Aan allen, die het fransch machtig zijn, kan ik deze vier deeltjes ten zeerste aanbevelen. Zij zijn geschreven door een dame,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1916 | | pagina 3