Vragenbus-
Leestafel.
Zending-
Opdat wij God, het hoogste goed, uit geheel ons hart beminnen,
Opdat wij aan Jezus, uwen goddelijken Zoon in alles gelijk
vormig worden,
Opdat wij tot U, allerzaligste Maagd, eene teedere en innige
godsvrucht hebben,
Opdat wij de zonde, het eenige kwaad, uit al ons vermogen
haten,
Opdat wij dikwijls onze uitersten gedenken,
Opdat wij de naaste gelegenheden der zonde naar ons ver
mogen vermijden,
Opdat wij op geen enkelen dag onzes levens verzuimen te
bidden,
Opdat wij vooral in het uur der bekoring bidden,
Opdat wij onze vijanden edelmoedig vergeven en aan allen
het goede toewenschen,
Opdat wij onze bekeering niet van den eenen dag tot den
anderen uitstellen,
Opdat wij in de genade en in de vriendschap Gods leven en
sterven,
In alle behoeften van lichaam en ziel,
In ziekte en in smarten,
In armoede en gebrek,
In vervolging en verlatenheid,
In kommer en droefheid,
In tijden van rampzalige oorlogen en besmettelijke ziekten,
In de aanvallen der helsche geesten,
In de bekoringen van den kant der bedriegelijke wereld,
In den strijd tegen de neigingen der bedorven natuur,
In de bekoringen tegen de schoone deugd der kuischheid,
In alle gevaar van zonde,
Wanneer wij op ons sterfbed zullen uitgestrekt liggen,
Wanneer de gedachte aan de nabijzijnde ontbinding ons met
vrees en schrik zal vervullen,
Wanneer de helsche geesten in dat albeslissend uur ons tot
wanhoop willen brengen,
Wanneer onze oogen zullen verduisterd worden en ons hart
zal ophouden te kloppen,
Wanneer wij onzen geest in handen des Scheppers zullen
overgeven,
Wanneer onze arme ziel voor den goddelijken rechter zal
verschijnen,
Wanneer wij in de vlammen des vagevuurs lijden en naar het
aanschouwen van God zullen smachten.
P. M.
Vraag. In Mattheus X vs. 16 stelt Jezus zijn discipelen
den eisch van voorzichtigheid en oprechtheid. Daarbij
verwijst Hij hen naar de slangen en de duiven. Nu begrijp
ik twéé dingen nietdat ons slangen ten voorbeeld worden
gesteld èn dat er gesproken wordt van de oprechtheid der
duiven. Graag zag ik dit opgehelderd.
Antwoord. Niet de slang wordt ons tot exempel
gesteld, maar haar voorzichtigheid. Het is er meê als met
de vermaning om vlijtig te zijn als de bijen. Nu kan een
bij ook steken. Maar daarin mogen we haar niét volgen.
Wél echter in haar vlijt. Zóó is een slang ook een slim,
sluw, arglistig dier. Maar die slechte eigenschappen worden
ons natuurlijk niét aangeprezen. Er is alléén sprake van
der slangen voorzichtigheidd.w.z. haar waakzaamheid. Een
slang is tegen het haar bedreigend gevaar voortdurend op
haar hoede. Ook als zij schijnt te slapen, waakt zij om
óf snel te vluchten óf den aanval te weêrstaan. Zóó is 't
onze plicht om tegen elk gevaar voortdurend de wacht te
houden.
Wat nu die duiven-oprechtheid betreft, het woord in den
grondtekst beteekent letterlijk „ön-verinengd". In Rom. 16 19
wordt het in de St. Vertaling door „onnoozel" overgezet.
In Filipp. 2 15 ook door „oprecht". Ik zou het 't liefst
door „eenvoudig" of „argeloos" weergeven. Zonder erg
dat er eenig gevaar dreigt, koestert 'de duif zich in 't
zonlicht en strijkt rustig haar veeren glad.
Nu is het meteen duidelijk dat Jezus ons in den tekst
twéé dingen voorhoudt, die elkaar schijnen uit te sluiten.
maar inderdaad elkaar wederzijds aanvullen èn corrigeeren.
Voorzichtigheid zónder oprechtheid, leidt licht tot slim
heid en dus tot ön-oprechtheid.
En omgekeerd: oprechtheid zónder voorzichtigheid, leidt
licht tot onnadenkendheid en dus tot ön-voorzichligheid.
Voorzichtig én oprecht! Anders gezegd: weest wakker
én waar! P. M.
Een nieuw Tijdschrift bij Boscha.
De uitgever E. J. Boscha Jbzn. te Nijverdal zond aan de
Redactie van dit blad een prospectus van een nieuw tijd
schrift, dat zij zich voorstellen met 1 Januari te doen ver
schijnen.
Het Maandschrift draagt tot titel „Christelijk Vrouwen
leven", onder redactie van dames en met een gansche
schare van vrouwelijke medewerksters, waaronder vele
bekenden, ook op litterair gebied.
Het is een tijdschrift, vóór en dóór vrouwen, vóór en
dóór christelijke vrouwen. De Redactie stelt zich voor de
hedendaagsche vrouw aan ons te laten zien in haar ver
houding tot de maatschappij, tot de studie, tot het huisgezin,
tot de zending. Hoe ver de invloed van de vrouw werkt,
vooral ook in de .opvoeding. Het is een goede voorraad
van plannen die mij tegenblinken in de prospectus en ik
verlang naar het eerste nummer om meer van dit zeker
zeer verlangde werk te mogen zeggen. Ik beveel het echter
reeds bij voorbaat gaarne aan. De abonnementsprijs per
jaargang van 12 nummers, elk van 32 kwarto-pagina's in
omslag, bedraagt f 3.90 franco per post.
C. B.
„Onze Kleintjes", Maandblad voor
de Zondagsschool, Nov. 1916 No. 8. 2de
Jaarg. Jaar-abonnement f 1.50 bij voor
uitbetaling. Uitgaaf: N.V. Stoomdruk
kerij „Floralia", Assen.
Op deze handleiding bij het vertellen van Bijbelsche
verhalen aan kinderen van 5-8 jaar, vereerd met de
inteekening van H. M. de Koningin, wees ik reeds vroeger
met onverdeelde instemming. Ook in deze aflevering, ver
lucht met twee afbeeldingen in de les over Mozes'geboorte,
n.l. van een Egyptische Prinses en een papyrus-plant, hand
haaft de redactie, de Dames Van Voorst van Beest en Witte
Eeckout te Maarssen, haar gevestigde reputatie. De klacht
dat het vertellen van de Bijbelsche geschiedenis zoo moeilijk
is juist aan jonge kinderen, mocht vroeger gewettigd wezen,
het maandblad „Onze Kleintjes" heeft haar nu ook zelfs
den schijn van geldigheid ontnomen. P. M.
Licht en Schaduw op Mentawei.
III.
Daarna zeide nog de derde man, Pomanjang, het volgende„Ka
meraden, gij hebt gehoord, wat de Toean en Djagomandri gezegd
hebbenhet is zoo, ik heb de afgoden weggeworpende Toean
heeft ze juist gehaald; maar schrikt niet, ik blijf uw kameraad,
blijf in uw midden en blijf ook in den stam. Slechts hierin zijn wij
gescheiden, dat ik de gewoonten der voorvaderen niet meer houd,
maar de nieuwe leer van den Toean volg. Hebt gij een offerfeest,
laat mij dan met rust, neemt mij tot uw voorbeeld, wanneer het mij
goed gaat en. bevalt het u, zoo volgt mij na".
Ten laatste nam de oudste van het dorp, een oude priester, het
woord en zeide: „Wij hebben uw woorden gehoord en zij zijn goed.
Wat de Toean ons reeds altijd gezegd heeft is wel goed, dat weten
wij. Wanneer nu onze kameraad Pomanjang, mijn zwager, uw leer
aannemen wil, zoo mag hij dit doen. Wij verhinderen hem niet, het
is zijn eigen wil. Ik heb reeds dikwijls tot de jongelingen en scho
lieren gezegd: volgt niet onze gewoonten, maar de nieuwe leer;
onze gewoonten zijn niet goed. Wat mij betreft, ik ben er te oud toe,
ik kan niet meer veranderen."
Zou dat werkelijk waar zijn
Deze gebeurtenis was werkelijk licht in de duisternis, een zonne
straal na zulk een bangen, donkeren tijd, schrijft zendeling Borger,
en ik, die het zien en beleven mocht, ben er nog heden, nu ik het
neerschrijf, over aangedaan.
Het is toch iets bijzonder groots en overweldigends, wanneer
men, na jarenlang gewerkt en tevergeefs gezaaid en gehoopt te
hebben, eindelijk zulk een oogenblik mag beleven. Ik zal het uur
nooit vergeten, waarop de beide eerste mannen uit het volk der
Mentaweiers optraden en hun getuigenis voor Christus voor de
verzamelde menigte aflegden. Gij in het vaderland kunt nooit geheel
begrijpen en wij, die hier zijn, kunnen het u ook niet beschrijven,
welk een geloofsmoed er toe behoort om tegenover een geheel
volk als eerstelingen te staan en te zeggen: ik wil de gewoonten