Zending.
Allerlei.
Vrijdagmiddag, 22 December, was er een aardige optocht
door het dorp. Mijn leerlingetjes uit Aerdenhout hadden
gelijk ieder jaar in hun spaarpotje wat geld verzameld om
een gezin een blij Kerstfeest te verschaffen. Toen het reeds
wat donker was geworden, zag men een wagentje, waarin
het eigenhandig opgesierde dennenboompje en allerlei pakjes,
bevattende kleedingstukken, wat speelgoed en lekkernijen.
En de blijdschap in het gezin bij groot en klein, bracht
een ware Kerststemming in ons hart! Nadat het kleine
meiske van 7 jaar in had gezet, zongen we allen „Stille
Nacht, Heilige Nacht" in de enkel door den kerstboom
verlichte kamer. Het was een schilderachtig geheelhet
was om er stil onder te wordenhet was stichtend 't
allermeest. Ik wilde dat meer ouders hun kinderen zoo
lieten heengaan om van hun eigen vreugde en Kerststem
ming mede te deelen aan anderen. O, dat kleine ding dat
met blijde, stralende oogjes, uit het pak telkens wat haalde,
het bekeek en bracht naar degeen voor wie dat geschenk
volgens haar bestemd wasHoe roerend was het, haar zoo
toegewijd bezig te zien! Ik denk dat we geen van allen
den aandoenlijken aanblik zullen vergeten van het kind,
zooals het, al maar bezig om uit te deelen, opeens, blij
verrast, iets ontdekte dat ze zelf zoo graag zou hebben.
In haar hartje streden vrees en hoophet zou te heerlijk
zijn en toch.... als het eens waar was? De oogjes vol
verwachting opslaande, vroeg ze met haar aardig stemme
tje „voor mij
Na elkaar recht gezegende Kerstdagen toegewenscht te
hebben, vertrokken wij. God dankend dat Hij ons de ge
legenheid had gegeven blijdschap aan anderen uit te deelen
en zelf te ontvangen.
C. B.
Gelijk verleden jaar gingen ook ditmaal twee groepjes
onder geleide van Mevrouw P. M. en Zuster Dina den dag
voor Kerstfeest het dorp door om bij enkelen een kerstgave
te brengen. Meerendeels waren het dezelfde aan huis ge-
bondene of jarenlange kranken, die bezocht werden. Buiten
de deur werd het boompje aangestoken, een kerstlied
aangeheven en binnen, tezamen zittend om het brandende
symbool van „Het Licht der Wereld", werd er een stukje
uit het Kerst-Evangelie van Lukas voorgelezen.
Toen gaf de zieke een gezang op met betrekking op het
Kerstfeest en dankbaar waren ze allen, zonder onderscheid,
voor de gelegenheid hun geboden de Kerstblijdschap op
nieuw te doorvoelen en voor het pakje met een krenten
brood, dat achtergelaten werd. Op ieder bundeltje lag een
briefkaart met hulsttak en „Gelukkig Kerstfeest Dec, 1916",
om als herinnering aan den wand gehangen te worden.
Zoo werden elf gezinnen bezocht, waarna wij ons vereenig-
den in het Gasthuis, waar de twee boompjes bij de daar
verpleegde oudjes achterbleven, om gedurende de Kerst
avonden nog eens te branden. Zoo behoort ook deze
Kerst-rondgang tot het verleden, een dankbaar en blij gevoel
achterlatend.
C B.
Licht en Schaduw op Mentawei.
V.
Zoo was het ook bij deze beide priestersde een wilde den ander
uit den weg ruimen, ten einde het veld, dat den priesters toebe
hoort, dan alleen te bezitten. Ik sprak dit ook openlijk uit, waarop
de meeste aanwezigen lachten, maar mij tevens toeknikten, ten
teeken dat ik de waarheid tamelijk nabij was. Gelijk wel te ver
wachten was, loochenden de misdadige priester en zijn vrienden het
booze opzet ten eenenmale; zij beweerden volstrekt niet het voor
nemen te hebben den anderen om te brengenen, natuurlijk, het
geheele dorp hield zich even onkundig.
Ik zeg „natuurlijk", want die verklaring beteekende niets; de
Mentaweier toch zal in zulke gevallen aan niemand iets verraden,
uit angst dat hij door zijn tegenstander of kameraad, dien hij ver
raden heeft, heimelijk met een vergiftigden pijl zal gedood worden.
De zaak is zoo eenvoudig mogelijk. Niets vermoedende, komt een
man de rivier opgeroeidplotseling wordt hij van uit de struiken
door een vergiftigden pijl getroffen en is binnen weinige minuten
een lijk. Over den dader blijft het diepste stilzwijgen bestaanmen
zegt eenvoudig weder uit vrees, dat men niets weet. De van hek
serij beschuldigde priester nu, had slechts één getuige, die hem
gewaarschuwd haden deze getuige, ook een priester, was ster
vende. Des namiddags was ik nog bij hem geweest om met hem te
spreken, doch kon niets meer uit hem krijgen, en hij stierf nog
dienzelfden nacht.
Het bleef dus een donkere en geheimzinnige zaak, waarin geen
licht te brengen was. Ten einde nu den maH eenige zekerheid voor
zijn leven te geven, nam ik hem mede naar den ambtenaar van de
Nederlandsche regeering, die terstond de hoofden van het dorp liet
roepen en hun ernstig aanzeide, dat indien deze van hekserij be
schuldigde priester kwam te sterven, hij niet eer begraven mocht
worden, voordat de onderwijzer, hij, de ambtenaar, en ik het lijk
gezien hadden. Hiermede was de beschuldigde tevreden en gerust
gesteld. Het is heerlijk voor den zendeling, wanneer hij, gelijk hier
het geval is, door eene goede regeering gerugsteund wordt.
(Wordt vervolgd). M. F. v. L.
Verzameld door C. B.
DE LELIE.
Aanschouw de bldnke lelie,
De lelie van het veld,
En hoor het Evangelie,
Dat ze in haar spraak u meldt!
Zij houdt zich laag bij de aarde,
In 't nederige dal
En vraagt gij naar haar waarde
Haar waarde is niet met al.
's Nachts strooit de dauw haar droppen
Als paarlen op haar uit,
Terwijl zij 's daags haar knoppen
Voor 't morgenlicht ontsluit.
Steeds keert zij naar de stralen
Der zon het aangezicht,
Die haar in 't hart doet dalen
Een stroom van warmte en licht.
Dies heeft Gods gunstbetooning
Haar schooner kleed bereid,
Dan dat van Isrels koning
In al zijn heerlijkheid.
Zoo leeft zij God ten prijze,
Al is 't van korten duur,
En dient op hare wijze 1
Den Schepper der natuur.
P. Huet.
EENE TESTAMENTAIRE BEPALING.
Er was eens een boer, die zijne bezittingen flink beheerde,
en voor de geheele gemeente een zegen was. Toen hij op
jaren kwam, gaf hij de boerderij aan zijn zoon over en
sprak: „Jongen ik sta je het mooie, voordeelige goed af
ik hoop, dat ge er genoegen van zult hebben, en met
pleizier werken en het bedrijf nog uitbreiden. Maar je kunt
het alleen aanvaarden, als je eene testamentaire bepaling
in acht wilt nemen, die eraan verbonden is. leder eigenaar
moet de helft van het jaarlijksche inkomen besteden voor
de armen en gemeentebelangen. Ik heb er mij altijd aan
gehouden, en als jij dat ook wilt doen, is de geheele zaak
van nu af je eigendom.
De zoon nam vol dankbaarheid de groote bezitting over,
en beloofde steeds zich nauwgezet te zullen houden aan de
testamentaire bepaling.
Hij sloeg de hand aan den ploeg, deed het vermogeh
toenemen en besteedde de helft van zijn inkomen voor de
armen, voor de school, voor weldadige doeleinden. Maar toen
hij rijker en rijker werd kreeg hij ook steeds meer genot in het