FEUILLETON.
N u de winkels 's Zondags gesloten zijn, is er voor de winkeliers
geen excuus meer om uit de kerk weg te blijven
Onze arme, magere strand-ezels en paardjes hebben
's zomers onuitsprekelijk veel te verduren van de zijde
hunner wreede berijders. O, dat slaan, dat trappen, dat
afjakkeren, dat martelen door het rukken en trekken aan
de teugelsEn dan zitten er aan de ongelukkige hoofd
stellen dezer dieren ook nog oogkleppenIn den zomer
kan de zon, vooral vlak aan zee, gruwelijk branden. Het
door de zonnestralen gloeiend geworden leder der oog
kleppen is zóó heet, dat iemand er zich aan zou branden
als hij het aanraakte. En intusschen, vlak achter dat gloeiende
leer bevindt zich het uiterst gevoelige oog der paarden en
ezels. Ze klagen nietzij dulden. Maar zij lijden onbe
schrijfelijk.
En dan, denkt eens aan het droevig lot der karrehonden
In Frankrijk, Engeland en Denemarken mogen honden voor
dat doel niet gebruikt worden. In óns landje echter, waar
men zoo fier zingt dat men, met zijn Neerlandsch bloed in
de aderen „van vreemde smetten vrij" is, is dat uitbuiten
van honden, die er allerminst op gemaakt zijn om als
trek-dieren zware lasten voort te trekken, een dagelijks
voorkomend verschijnsel. Wat hebben deze dieren, die er
meestal uitgemergeld uitzien, veel te lijden: 's zomers van
den dorst en 's winters van de koude, als zij, wanneer de
kar ergens stilstaat, zoomaar op den bevroren grond moeten
liggen, willen ze een oogenblik rusten
Zelfs ons legerbestuur misbruikt die edele, trouwe huis
dieren door ze te spannen voor infanterie-mitrailleurs.
Daargelaten het al of niet doelmatige dezer tractie(*) en
al zullen deze legerhonden ongetwijfeld goed worden ver
zorgd en deugdelijk zijn ingespannen, afkeurenswaardig is
en blijft het dat onze infanterie deze trekdieren gebruikt,
al is 't alleen reeds om 't slechte voorbeeld dat zoo van
hooger hand wordt gegeven
En dan, die ellendige opzetteugels der luxe-paarden en
het „coupeeren" hunner staarten, die hun natuurlijke be
scherming zijn tegen de vliegen.
En dan, die ijdelheid der menschen, waaraan de reigers,
alleen ter wille hunner mooie pluimen, ten offer vallen
dat wreede jachtvermaak, waarbij het den dapperen
jager alleen maar te doen is om zijn mede-jagers (bijna
zei ik slagers) te overtroeven in het aantal gemaakte slacht
offers, terwijl het herhaaldelijk voorkomt dat het wild alleen
wordt aan-geschoten, zonder dat men zich verder bekommert
over 't stomme dier dat ergens, vleugellam of blindge-
schoten, langzaam ligt te sterven
En dan, die verfoeilijke liefhebberij van velen om lijsters
en vinken en leeuwerikken in kleine tralie-kooitjes tegen
den muur te hangen, terwijl't ook aan beestachtige menschen
niet ontbreekt die zoon kleinen zanger de kraal-oogjes
uitsteken omdat ze dan, wie anders dan de duivel-zelf
kan de uitvinder dezer geraffineerde kwelling zijn beter
en mooier zingen (wat natuurlijk een leugen is)
En dan, let eens op die stakkerige, kreupele, zielige
paarden voor sommige groote, zware vrachtwagens
En dan, de vivisectie Men spreekt van het belang der
wetenschap. Maar, aangenomen dat de noodzakelijkheid
der dier-proeven inderdaad voor de wetenschap is uit
gemaakt (wat het geval niét is), hoe is dat opzettelijk
wonden, vergiftigen en besmetten van gezonde dieren te
rechtvaardigen voor de rechtbank der zedelijkheid, die toch
alleen het eigen offer van de martelaren der wetenschap
billijkt? Of zegt iemand dat óók de tegenstander der vivi
sectie daarover wel anders oordeelt als b.v. zijn kind eens
kon gered worden op deze voorwaarde dat een dier werd
gemarteld en gepijnigd? Toen een geneesheer den bisschop
van Westminster eens stelde voor deze vraag: of hij zijn
hond dan soms zou kiezen boven zijn kind antwoordde
Zijne Eminentie „om u de waarheid te zeggen, dokter,
als het leven van mijn kind op t spel stond, dan zou ik
wellicht, als ik dacht dat dit zou helpen, uzelf en de
geheele medische faculteit er aan wagen."
En danmaar waar zou ik eindigen, als ik
wilde wijzen op alle gevallen van voorkomende dieren
mishandeling
Een Rabbijn die rust zoekt
in Christus.
III.
In een donkeren, kouden en stormachtigen
avond kwam, tot mijn verwondering, mijn vriend
de rabbijn in mijn studeervertrek. Ik verwon
derde mij te meer dat een rabbijn mij kwam
opzoeken, daar zulk een stap hier te iande,
volgens de denkwijze der Joden, gelijk is aan
een openlijke belijdenis van het christendom,
ja zelfs aan een doop. Het volgende is een
uittreksel van ons gesprek.
Rabbijn. Als een Nicodemus kom ik tot u
en schaam mij dat de vrees des menschen,
wiens adem in zijn neusgaten is, mij nog be-
heerscht. Ik kon echter de begeerte niet langer
weerstaan om de reis naar Amsterdam te on
dernemen ten einde u te zienmaar tot wien
zou ik anders kunnen gaan Een Jood of heiden,
hoe geleerd ook, kan mijn gevoelens niet be
seffen, noch de bijzondere moeielijkheden ver
staan, waarmede ik te strijden heb. In zulk een
toestand zijt ook gij geweest; gij kunt en zult
mij verstaan
Ik. Ik versta u geheel en al.
Rabbijn. Ik kom met eenige vragen, die
gij mij wel znlt willen beantwoorden.
Hij overhandigde mij een vel papièr, vol vra
gen over het geslachtsregister van den Heiland,
verscheidene aanhalingen uit bet Nieuwe Tes
tament, enz.; vragen, die reeds zoo menigmaal
gedaan zijn, dat het onnoodig is ze hier te her
halen. Toen ik al zijn vragen had beantwoord,
waarmede veel tijd was verloopen, vroeg ik
hem of hij overtuigd was van de Godheid van
Jezus van Nazareth.
Rabbijn. Daar ik overtuigd ben door de
stelligste bewijzen, dat Hij de Messias is, kan
ik ook niet twijfelen of Hij is ,.de Heer, onze
Gerechtigheid (Jer. 23:6) hij sprak deze
woorden in het hebreeuwsch de Logos, het
Woord Gods, het ongeschapen, uit zich zelf
bestaande Woord, waarvan de Targoemim
vol zijn. De onwetende Jood alleen verwacht
een Messias, die bloot mensch zal zijn en niets
meer is dan hij zelf.
De ruimte ontbreekt om de vele aanhalingen
te melden, die de rabbijn uit den Sohar (een
kabbalistisch boek dat bij de Joden hoog ge
schat wordt) opnoemde, alsmede uit de chai-
deeuwsche overzetting, tot bevestiging niet
slechts van de waarheid van de Godheid van
Christus, maar ook van die der Drieëenheid.
ik. Ik verheug mij zeer, dat God u tot
deze overtuiging gebracht heeft, doch, geloof
mij, ik spreek uit eigen ondervinding, het zal
u niets baten, tenzij gij wedergeboren zijt, tenzij
gij u vernedert voor het aangezicht Gcds over
uw zonden en behoefte gevoelt aan een Zalig
maker als Jezus is.
Rabbijn. Dit is ook een der redenen waarom
ik tot u kom. Sedert langen tijd heb ik mij
ongelukkig gevoeld. Ik heb gemeend rust voor
mijn ziel te vinden door te vasten en mijn
zonden voor God te belijden; ik heb aalmoezen
gegevenik heb dag en nacht gebeden, doch
alles te vergeefs, ik heb geen rust gevonden.
Toen ik onlangs in het stof lag, biddende en
belijdenis doende van mijn zonde en van die
van ons volk, kwam het mij voor dat ik ge-
looven moest wat Jesaja getuigt: „Hij is om
onze overtredingen verwond, om onze onge
rechtigheden is Hij verbrijzeld". Nu vind ik
rust en vrede in Jezus.
Toen ik dit alles vernomen had, verzocht ik
den rabbijn met mij neder te knielen; wij baden,
loofden en dankten God voor de onuitspreke
lijke gave van Zijn dierbaren Zoon Jezus Chris
tus om te zijn een verzoening voor onze zon
den en onze gerechtigheid. Wij baden ook voor
zijn vrouw en kinderen en voor geheel Israël.
Toen wij van het gebed waren opgestaan,
vraagde hij mij om raad op welke wijze hij
zijn vrouw tot de overtuiging zou kunnen
brengen, waartoe hij thans gekomen was. Ik
zeide dat hij voor haar in Jezus naam moest
bidden, haar alle liefde en verdraagzaamheid
betoonen en moest trachten haar te bewegen
met hem het Nieuwe Testament te lezen.
Wij scheidden als oude vrienden. Ik zond hem
een duitschen bijbel, waarom hij nog gevraagd
had, met de bede tot God, dat Hij over die in
duisternis verkeerende vrouw den Geest der
genade en der gebeden mocht uitstorten, opdat
zij met liaar man moge zien op Hem dien Israël
doorstoken heeft.
M. F. v. L.
Targoemim is de naam van de Arameesche
vertalingen en gedeeltelijke omwerkingen van
het Oude Testament. Zij ontstonden, toen de
Joden in Palestina het hebreeuwsch, waarin
het Oude Testament geschreven is, niet goed
meer verstonden en een dialekt, het arameesch,
spraken. Het voorlezen uit den Bijbel in de
synagoge moest toen, wilde men het kunnen
volgen, in de volkstaal geschieden. Meestal
ging dit met verklaringen gepaard. Later wer
den deze vertalingen en verklaringen opge-
teekend. De oudste, bijna woordelijke Targoem
van de vijf boeken van Mozes, is die van On
kelos, welke in de vijfde eeuw in Babyion
werd opgeteekend.