Voor eiken dag
Mededeelingen.
Leestafel.
FEUILLETON.
Verzameld door C. B.
Op het oogenblik waarin wij bij het redetwisten boos
worden, hebben wij reeds opgehouden te strijden voor de
waarheid en zijn wij al begonnen te strijden voor ons
zeiven. Robertson.
Onder ernstige menschen is het een publiek geheim, dat
ons tegenwoordig geslacht geen beschaving kent, niet eens
weet wat beschaving is. Müller.
Wie nooit bij wat hij sprak of schreef de gedachte zoo
bedroefd heeft voelen worden onder en om de tekort
komingen, de machteloosheid van het woord, had nooit
iets moeten zeggen in de wereld. Is. van Dijk.
God zou nooit iets slechts in de wereld laten geschieden,
als Hij er niet iets goeds uit kon laten voortkomen.
Augustinus.
Slechts de mensch, die alleen kan zijn, is onderhoudend
en zelf goed onderhouden. HaRiNG.
God leeren kennen is het begin der blijdschap; God
aanbidden is de wasdom der blijdschap; God liefhebben
is de volheid der blijdschap. Young.
Wat waar is komt van God, wie het ook zeggen moge.
zwingli.
Zandvoort.
Zuster Dina ontving voor genoten hulp van v. A. f 15.
en van den heer S. een nieuw windkussen.
De e.v. Doop is vastgesteld op Zondag 2 September.
Mevr. Posthumus Meyjes houdt tot nader aankondiging,
geen ontvangdag.
Attestatie is aangevraagd naar 's Gravenhage door Helene
Hommel (Echtgen. Baron Mackay.)
De Kraamvrouwen-V'ereeniging ontving van een weldadig
heids-avond f 400.Aan Dokter Varekamp, die dit schoone
bedrag ons overhandigde, zij hier een hartelijk woord van
groote dankbaarheid gebracht.
De Vragenbus moet, wegens plaatsgebrek, nóg een week
wachten. Zoo ook de rest „Leestafel".
Wegens plaatsgebrek kan heden geen Burgerlijke Stand
van Zandvoort geplaatst worden.
Burgerlijke Stand van Bloemendaal.
Ondertrouwd
S. de Clercq en Jkvr. A. D. L. van Lennep.
Vereeniging „Mirjam" te Amsterdam. Verslag over 1916.
Het jaarverslag begint met een woord ter nagedachtenis
van den op 31 Mei ontslapen Directeur, den heer H. J.
Eerhart, in wien de vereeniging veel heeft verloren. Zijn
plaats is niet vervuld, daar de zorg voor de personen en
de kinderen gescheiden werd van de veel tijd eischende
administratie, welke regeling bleek goed te voldoen.
Op 31 December 1916 waren er 299 minderjarigen van
wie er in verschillende gestichten uitbesteed, of als dienst
boden en bij verschillende ambachten geplaatst werden.
Op school gingen er 137, bij de opleiding voor Lager
Onderwijs onderwijs 3, terwijl een 5-tal in militairen dienst
was en 9 nog te jong waren voor de school.
Geen sterfgeval kwam voor. Die door meerderjarigheid
de vereeniging verlieten, konden allen, op één na, flink
in eigen onderhoud voorzien. Twee meisjes traden in het
huwelijk en werden daardoor aan „Mirjam's" voogdij ont
trokken.
Voor zeer velen heeft de vereeniging opnieuw tot fcegen
mogen zijn. Moedig gaat het Bestuur voort, in vertrouwen
op Hem die haar riep tot deze voogdijschap over minder
jarigen, van wie de ouders of de langst levende hunner
van de ouderlijke macht of voogdij zijn ontheven of ontzet
of in de uitoefening daarvan zijn geschorst of die door den
Wie den rustdag tot werkdag maakt zal, vroeg of laat, zich genoodzaakt zien menigen werkdag als rustdag te gebruiken.
GUY DE BRES.
i
Guy de Bray, meer bekend als Guy of Guido
de Bres, werd in 1522 te Bergen in Henegouwen
geboren, toen het licht des Evangelies door de
geschriften van Luther reeds in Nederland was
doorgedrongen en er ook tegenstand begon te
ontmoeten. Guy's moeder was een rechtschapene,
op haar standpunt zeer godsdienstige vrouw en
ook hij zelf onderscheidde zich al vroeg door
zijn ijver voor de ceremoniën der Roomsche
Kerk. Doch toen hem een exemplaar der Heilige
Schrift in handen was gekomen, begon hij het
gretig door te lezen en leerde weldra de hoofd
waarheid van het Evangelie kennen, dat de
mensch alleen uit genade kan zalig worden
door het geloof in Jezus Christus.
Nu werd hij een ijverig aanhanger der Her
vorming en zocht al zijn vrienden en bloedver
wanten tot onderzoek van de Heilige Schriften
op te wekken. Hij was voor het glasschilderen
opgeleid, maar verzuimde geen gelegenheid om
het Evangelie te verkondigen. Spoedig moest
hij echter de vlucht nemen om gevangenis en
marteldood te ontgaan en begaf zich naar En
geland, dat destijds, na den dood van HendrikVIII,
een veilige schuilplaats bood aan allen die om
het geloof in Jezus vervolgd werden. Daar werd
hij, ook door den omgang met vele voortref
felijke mannen, meer en meer in het geloof
bevestigd en besloot zich nu geheel aan den
dienst des evangelies te wijden. Hij begaf zich
in 1552 weder naar zijn vaderland Henegouwen,
doorreisde het land en predikte overal waar hij
maar toehoorders vinden kon. Eindelijk vestigde
hij zich te Rijssel, waar de Hervorming veie
aanhangers telde, maar moest om de vervolging
die stad verlaten en begaf zich daar Gent, waar
hij zijn eerste geschrift „Staf des Geloofs" op
stelde, „Le baston de la Foy chrestienne" en
later naar Frankfort, Lausanne en Genève Na
zijn terugkeer in ons vaderland bezocht hij de
Hervormde gemeenten in Vlaanderen en vol
tooide in 1559 zijn „Nederlandsche Geloofs
belijdenis", het geschrift waardoor zijn naam
nu nog na drie en een halve eeuw bekend
gebleven is.
Wanneer gaat een Christelijke Kerk behoefte
gevoelen aan een geloofsbelijdenis? Wanneer
zij tegenover de lasteringen van vijanden dui
delijk wil bekend maken wat zij gelooft en
aantoonen dat haar leer uit de Heilige Schrift
geput is en met het Woord Gods overeenstemt.
Zoo was het ook hier. Tegenover Rome wensch-
ten de Nederlandsche Hervormden rekenschap
van 'hun geloof af te leggen en aan de pro
testanten in andere landen aan te toonen, dat
zij met hen van éénen geest waren.
Guy de Bres zond zijn „Geloofsbelijdenis"
aan onderscheidene hervormde godgeleerden
ter beoordeeling, o.a. aan Adriaan Saravia en
door dezen aan Calvijn. Laatstgenoemde roemde
het stuk zeer, maar gaf tevens den raad het te
laten rusten. In 1561 echter werd De Bres op
gewekt om het aan de Emdensche leeraren te
zenden, die er hun zegel aan hechtten, terwijl
het vervolgens goedgekeurd werd door een
aantal binnen- en buitenlandsche predikanten
en godgeleerden. Guido de Bres had de Ge
loofsbelijdenis in het Fransch opgesteld „Con
fession de Foy"zij verscheen in 1562 zoowel
in die taal als in het Nederlandsch en werd
een van de „Formulieren van eenigheid" der
Hervormde Kerk in ons vaderlandde beide
anderen zijn de Heidelbergsche Catechismus en
de Leerregelen der Synode van Dordrecht van
1618. Van die drie is de .Catechismus nog het
meest bekend; immers deze werd drie eeuwen
lang als leerboek gebruikt, terwijl er nog steeds
over gepreekt wordt,- en hij wordt nog altijd
achter de kerkboeken gedrukt, zoodat ieder hem
telkens onder de oogen krijgen kande Ge
loofsbelijdenis echter vindt men nog slechts
achter oude bijbels en zij is, jammer genoeg
bij het overgroote deel onzer gemeenteleden
totaal onbekend. Jammer genoeg, zeide ik, want
onder de 37 artikelen, waaruit zij bestaat, zijn
er wonderschoone, waard gelezen, herlezen,
overdacht en van buiten gekend te worden. Ik
denk aan het eerste: -Wij gelooven allen met
het hart en belijden met den mond. dat er is een
eenig en eenvoudig geestelijk Wezen, 't welk
wij God noemeneeuwig, onbegrijpelijk, on
zienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig,
volkomen wijs, rechtvaardig, goed, en een zeer
overvloedige fontein aller goeden". Of aan
den aanhef van het tweede: „Wij kennen Hem
door twee middelen. Ten eerste door de schep
ping, onderhouding en regeering der geheele
wereld, overmits deze voor onze oogen is als
een schoon boek, in hetwelk alle schepselen,
groote en kleine, gelijk ais Ietteren zijn, die
ons de onzienlijke dingen Gods geven te aan
schouwen".
M. F. v. L.
(Wordt vervolgd).