Voor eiken dag. Mededeelingen. God heeft in menschen welbehagenIedere Zondag roept deze Kerstboodschap uit, want iedere Zondag zegt onsGod geeft en gunt u rust FEUILLETON. 7 prijzing, die hemel en aarde verbindt. Met de komst van Christus breekt het rijk des Lichts zich baan prijs en loof uwen God En de Gemeente zingt „Daar is uit 's werelds duist're wolken Een licht der lichten opgegaan, Komt tot Zijn schijnsel alle volken En gij mijn ziele, bidt het aan. Het komt de schaduwen beschijnen, De zwarte schaduw van den dood De nacht der zonde zal verdwijnen, Genade spreidt haar morgenrood." Eens wordt dus alles licht, eens wordt dus alles jubel, en mijn ziele knielt neer in aanbidding. God en mensch worden één, hemel en aarde vloeien samen, het licht zal alle duisternis bannen. Daar gaan we dus naar toe daarom mogen we juichen en vieren we ons Kerstfeest met blijdschap. C. G. Jezus' Geboorte. Ziet, Hij komt, de Vredekoning, Wensch der Heidnen, eeuwenlang. Ieders hart bereide een woning, Ieders stem een welkomstzang Al 't verloorne zal Hij vinden, Al wat viel wordt opgericht, En in 't donker oog der blinden Werpt Hij 't eeuwig, hemelsch licht. 't Heil der waereld is geboren Ginds in Bethlems schaamlen stal. Mensch en Engel, paart uw kooren Tot een juublend lofgeschal! Want zoo ver de starren blinken Zullen aard en hemel saam Tot in eeuwigheid weerklinken Van de glorie van Gods naam. Naar een Engelsch Kerkgezang). J. J. L. TEN KATE. Oud-Vlaamsch Kerstlied. O nacht, o blijde nacht, 0 nacht, vol wonderheden Messias, lang verwacht, Komt nu tot ons getreden. Hij omkleedt zijnen troon, Hij komt uit 's hemels woon Hier op het aerdsche dal, Voor onze zonden al. Maria, zuiv're maegd, In weenen en in zuchten Heeft naar logiest gevraegd, Ze en wiste niet waer vluchten. In Bethleëm, in den stal, Voor ons verlossing al, Gebaerd heeft een klein kind In grooten, kouden wind. De herderkens, verheugd, Van blijdschap daer opsprongen, Ze hebben daer met vreugd Den Gloria gezongen. Drie Koningen, van ver Gekomen door een ster, Zij hebben met ootmoet Het kindeken gegroet. Wie op Kerstmis gekomen is. Zie, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet. Matth. 25 vs. 6. Zie, Ik heb Hem tot een getuige der volken gegeven, een vorst en gebieder der volken. Jesaja 55 vs. 4. Gij zult zijnen naam heeten Immanuël, hetwelk is. over gezet zijnde, God met ons. Matt. 1 vs. 23, Hij is onze vrede Efeze 2 vs. 14. Uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op. Jesaja 60 vs. 1. Zie, uw koning zal tot u komen. Zacharia 9 vs. 9. i Heden is u geboren de Zaligmaker. Lukas 2 vs. 11. Zandvoort. Aan de Gemeente wordt medegedeeld dat bij de Vrijdag avond, 14 Dec. gehouden stemming de H.H.J. Koning Jbzn. en L. H. Schut tot Notabelen zijn herkozenen dat 1.1. Maandagavond door het kiescollege zijn herbenoemd tot Ouderling en tot Diaken de H.H. A. C. A. Baron van Dedem en H. A. Klein. De 1.1. Zondagochtend gehouden extra-collecte voor de Diakonie heeft opgebracht f51.63, aldus verdeeld: 35 kwartjes, 108 dubbeltjes, 358 centen, 19 guldens, 4 rijks daalders. Diakenen zeggen hartelijk dank. Attestatie naar Hasselt is aangevraagd door Femmigje Nieuwenkamp. Bijbelsche verhalen in den Talmud. VI. Abram. (Vervolg) Na drie dagen zond de koning een bode tot Terach, hem gebiedende zijn kind te zendenzoo niet, dan zou hij met al de zijnen worden gedood. Toen Terach deze boodschap ontving en be merkte dat de zaak bij den koning ten volle besloten was, nam hij het kind van een zijner slaven, een jongen die op denzelfden dag als Abram geboren was en zond dat aan Nimrod, waarbij hij verklaarde dat het zijn eigen kind was en hij ontving het bloedgeld, door den koning bepaald. De koning doodde het kind met zijn eigen hand en Terach verbergde zijn vrouw, den jongen Abram en de voedster van het kind in een eenzame grot, waarheen hij hun wekelijks het noodige voedsel zond. En Abram bleef in die grot totdat hij tien jaar oud was geworden. Toen die tien jaren verloopen waren, hadden Nimrod en zijn veldheeren alles omtrent Abram en het voorteeken dat zijn geboorte vergezelde, vergeten, en de knaap werd door zijn vader uit de grot teruggeroepen en naar Noach en zijn zoon Sem gezonden, ten einde van hen de wegen des Heeren te Ieerenmet dezen leefde hij gedurende negen en dertig jaren. Van zijn vroegste jeugd aan had Abram den Heer lief. God had hem een wijs hart gegeven, dat de majesteit van den Eeuwige verstond en de ijdelheid der afgoderij verachtte. Toen hij nog maar een kind was en op een dag den heerlijken glans van de middagzon aanschouwde, zeide hij bij zichzelf: „waarlijk, dit schitterende licht moet een god zijn, dat wil ik aanbidden En hij boog zich voor de zon en aanbad haar. Maar naarmate de dag voortging, verminderde de glans der zon en toen de duisternis van den nacht het zonlicht had verdreven, sprak de knaap: „neen, dat kan geen god zijn; waar kan ik dan den Schepper van hemel en aarde vin den Hij keek uit en zocht in oost en west, in noord en zuid, en ziet, daar kwam de blin kende volle maan op en toen Abram deze aan den nachteiijken hemel in stille majesteit zag voortglijden, omringd door duizenden sterren, zeide hij: „misschien zijn dezen de goden, die alle dingen hebben geschapen", en wederom boog hij zich neder en aanbad de maan en de sterren. Maar de uren gingen voorbij en straks kwam de zon weder op en maan en sterren verbleekten voor haar glans, en toen leerde Abram God kennen en zeide: „Er is een hoogere macht, een hoogste Wezen, en deze lichten zijn niet anders dan zijn dienaren, het werk zijner handen." Van dien dag af tot den dag zijns doods toe, kende Abram den Heeren wandelde in Zijn wegen. Terwijl Abram, de zoon van Terach, dagelijks toenam in wijsheid en kennis in het huis van Noach en niemand wist waar hij zich ophield, gingen de onderdanen van koning Nimrod, die toen in Babel regeerde, in hun booze wegen en handelingen voort, niettegenstaande al de waarschuwingen die zij hadden ontvangen. Merdon, de zoon van Nimrod, was nog godde- loozer dan zijn vader, en zelfs Terach, de opperbevelhebber, werd een afgodendienaar. In zijn huis had hij twaalf groote beelden van hout en steen, een bijzonderen god voor iedere maand van het jaar, en deze aanbad en ver eerde hij. (Wordt vervolgd). M. F. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 2