onzin te verkondigen: God is zoo wreed, omdat Hij zoo goed is; zoo hard, omdat Hij enkel teerheid is; zoo schrikke lijk, omdat Hij zoo zalig is. Als Prof. Jonker spreekt, spreekt een man, wiens eigen ziel weet van strijd èn overwinning, van verscheuring èn genezing, van zonde-besef èn van verlossing. Men móet naar hem luisteren men móet zich, op zijn woord, aan de waarheid overgeven óf zich daaraan ergeren. Men kan hem niet adoreeren, zooals men dat 'n „lieven" dominé zoo goddeloos doen kan. Maar een man om lief te hebben is hij boven mate En dus om zonder eenige terug houding te vertrouwèn. De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan tegen allen die Prof. Jonker hoorden zonder dat ze zich door hem lieten gezeggen. Want de Ninevieten hebben zich op Jona's prediking bekeerd en zie, meer dan Jona stond 1.1. Zondag op den Zandvoortschen kansel. Een andere Jeremia: „profeet, gegoten uit koper, met een hart wegsmel tend in tranen". De tekst was Jesaja 61 3, alleen deze woorden: „Sieraad voor asch*. In 't hebreeuwsch is hier 'n woordspeling, die in onze vertaling niet tot haar recht komt. Er staat „feër tachat efer", dat klinkt als het duitsche „Putz für Schuutz", in onze taal weer te geven b.v. door „rijk voor slijk". Welk een tegenstellinghier de oostersche boeteling, ge huld in een zak, 'n Stuk kemelsharenkleed, bestrooid met asch. Asch op zijn hoofd, op zijn gelaat, in zijn baard, op zijn borst. Zijn handen en voeten bedekt met asch. Hijzelf wierp zich op den grond en wentelde zich in de asch. En ginds de koning, weergekeerd van het verslaan zijner vijanden, zijn intocht houdende in zijn hoofdstad. Feestge- druisch aan alle kanten. Muziek. Hoefgetrappel. Klokgelui. En 't middelpunt van al die heerlijkheid de koning, ge zeten op zijn strijdros, een frisschen krans van lauwerbladen om de slapen. Ellende èn blijdschap. Groezeligheid èn glorie. Is er scherper contrast denkbaar? En toch: volgens den tekst is er geen tegenstelling. Niet: asch èn sieraad; ook niet: asch óf sieraad. Maar: sieraad voor asch. Eerst de asch, enkel asch. En dan het sieraad dat de asch komt vervangen. De boeteling is dezelfde als de koning. De koning is de verheerlijkte boeteling. „Sieraad voor asch". Natuurlijk komt 't er niet voor ons op aan dien boeteling, van top tot teen met asch bestrooid, na te doen. Uiterlijk rouwbedrijf, vormelijke verootmoediging waarborgtgeen heilig sieraad. Asch, d. i. 't kleurlooze, het vale de toestand van een hart aan alle zelfverheerlijking gestorven. Asch, d. i. het nietige, door den adem des winds weg gedrevene de toestand van den in eigen oogen onbe- duidenden, machteloozen mensch. Asch, d. i. het vuile, het bezoedelende de toestand van den zondaar die weet dat in hem geen goed woont. Asch, d. i. het uitgebrande de toestand van een ziel die haar verwerpelijkheid kent en erkent. Asch, geheel het innerlijk wezen tot een aschhoop ge worden voor God, dat is de voorwaarde om een gezegend Kerstfeest te kunnen vieren. „Sieraad voor asch". Hoe komen we aan de asch? Een kind weet't antwoord: door vuur. Een stuk hout wordt geen asch door er bij te gaan zitten klagen of bidden, 't Wordt geen asch door 't stuk te zagen en tot stof te vermalen. Asch wordt het alléén door vuur. Niet door 't even met 't vuur in aanraking te brengen. Het vuur moet het hout ganschelijk verteren Zóó is 't met alles wat we hebben en zijn. In het vuur. In het vuur met onze grootheid en zelfingenomenheid en eigen eer en kracht. Met onze deugden en gebreken. Met ons ongeloof en ook met ons geloof. Alles in het vuur. En wij-zelf in het vuur. En anders: geen asch en dus geen sieraad. Hoe komen we aan de asch Door vuur. En hoe komen we aan vuur? In den Bijbel staat een schrikkelijk woord: „Onze God is een verterend vuur." Welk een andere God is de God des Bijbels dan de God der meeste christenen, wier god een aftandsche grootvader is, goedig en onge vaarlijk. Het christendom is geen brandassurantie of brand weer, maar brandstichting. Wie zich aan God overgeeft, geeft zich over aan het vuur. Men kan niet met den leven den God in aanraking komen, zonder zich aan Hem te branden, zonder door zijn vuurgloed verbrand te worden. „Sieraad 'voor asch". Als de asch er wezenlijk is, blijft 't sieraad niet uit. Het komt er terstond voor in de plaats. De tollenaar die bidt om genade, gaat terstond gerecht vaardigd naar zijn huis. De verloren zoon die den vader berouwvol tegengaat, wordt meteen afgekust en met 't beste kleed versierd. De moordenaar aan 't kruis, die stervend bidt om ontfer ming, ontwaakt met Jezus in 't Paradijs. Paulus, die in Rom. 7 24 klaagt: „Ik ellendig mensch! wie zal mij verlossen jubelt in vs. 25 „Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heer!" „Sieraad voor asch." Dpor den dood tot het leven. Er is geen andere weg. Een mensch kan zich sieradiën maken en zich daarmede tooien, maar in de ure der beproeving zijn die tegen het vuur niet bestand. 'tGaat hun zooals 't dien beeldhouwer ging die zijn kunstproducten verkocht. Op sterven liggende, komt er een priester die hem een kruisbeeld in de hand drukt, zeggende „ziedaar uw God, die voor u stierf." Maar de arme stervende sprak: „ja, ik herken hem, ik heb hem zélf gemaakt." Eigen gerechtigheid is ongerechtigheid. Het Kerstfeest is alléén feest voor zondaren. Jezus neemt de zondaars aan Er zijn ook menschen die schijnen te meenen dat de asch het éénige is waarom het God te doen is. Die geen andere liederen kennen dan boet-psalmen. Die zich ver lustigen in hun ellende en blijven jeremieeren op hun aschhoop. Maar er zijn ook menschen die, asch geworden, het sieraad van God aannemen, in alle eenvoudigheid aannemen. En zoo sieraad zijn geworden, vanzèlf. Zooals de hooge bergen vanzèlf oprijzen uit de diepe dalen. Hun wacht een heerlijk Kerstfeest. Jan Luyken heeft zoo schoon gezongen Wanneer de Hemel geeft sijn zegen Van eenen schoonen somerregen, So valt die gaef wel overal Maar al wat hoogh is en verheven, Daar komt het water afgedreven, En vloeyt in 't alierlaeghste dal. En hij besluit met deze bede. die ons aller adventsbede zij: Och of mijn bergh een diepte wert! P. M. Verslag der Stichting „Ons Huis" te Zandvoort, over 1916. L. S. Ook in het jaar 1916 bleef de Stichting „Ons Huis" voorzien in de christelijke en maatschappelijke behoeften, waaraan ze tot dusver voldaan had. Werd de Christelijke School voor Nuttige Handwerken als voorheen gedurende de wintermaanden gehouden, de Belgische Schoolcommissie had ongeveer 10 maanden van het jaar een paar der lokalen in huur, waarin onderwijs verstrekt werd aan kinderen van uitgewekenen. Tijdens zijn verblijf te Zandvoort als waarnemend Pastor hield Dr. H. GunningJ.Hz. in .Ons Huis"- een vijftal lezingen over Ibsen en diens werken, op welke leerrijke avonden geregeld een uitgelezen auditorium tegenwoordig was. Het zich te Zandvoort enorm ontwikkelende vereenigingsleven maakte van de, tegen alleszins billijk tarief, aangeboden gastvrijheid een zeer ruim gebruik: in de dertig corporatiën van de meest bonte verscheidenheid hielden in „Ons Huis' haar bijeenkomsten. Een aan merkelijke afname viel daarentegen waar te nemen van het getal scholen, dat in de zomermaanden „Ons Huis" placht te bezoeken duurte der consumptie artikelen benevens intrekking der reductie op de tarieven van de vervoermiddelen, maakten de uits.tapjes der school kinderen ongewoon duur. Een financieel buitenkansje viel „Ons Huis" ten deel, toen in Mei 1916 de uitbetaling door het Rijk plaats had van de vergoeding voor inkwartiering, in Augustus 1914 aan een detachement soldaten ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1917 | | pagina 4