2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 24 Maart 1918
Voor eiken dag.
Mededeelingen.
Uit de Gemeente.
Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft,
alzoo moet de Zoon des menschen verhoogd worden, opdat
een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het
eeuwige leven hebbe. Joh. Ill vs. 14, 15.
Niemand heeft meer liefde dan deze, dat iemand zijn
leven zette voor zijne vrienden. Joh. XV vs. 30.
Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzoo in
Zijne heerlijkheid ingaan Luk. XXIV vs. 26.
Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd
voor de goddeloozen gestorven. Rom. V vs. 6.
Die ook Zijn eigen' Zoon niet gespaard heeft, maar heeft
Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met
Hem niet alle dingen schenken? Rom. VIII vs. 32.
Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
Joh. I vs. 29b.
Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een
vloek geworden zijnde voor onswant er is geschreven
Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.
Gal. Ill vs. 13.
Zandvoort.
De extra-collecte, 1.1. Zondag gehouden, heeft 'morgens
f 106.04 en 's avonds f 110.93 opgebracht. Met dank aan
de gevers, mag dus geconstateerd worden dat de voor de
„Matthaus-Passion" gemaakte onkosten vergoed zijn.
Notaris Wilkens te Haarlem zond aan de Diakonie het
heuglijk bericht, dat Mejonkvrouwe A. A. A. C. Koenen, laatst
gewoond hebbende te Haarlem op den Huize „Buitenrust"
en aldaar 5 Maart 1918 overleden, bij testament aan de
Diakonie der Ned. Herv. Gemeente te Zandvoort heeft gelega
teerd, vrij van successierecht en om uit te keeren binnen
een jaar na het overlijden, zonder bijbetaling van interest,
eene som van een duizend gulden in gereed geld.
Ingekomen zijn met attestatie uit Meerenberg c. a. Gerrit
Hogenberg en Petronella Francina de Winter, echtelieden.
Aangevraagd is de attestatie naar Utrecht van Zulma
Adriënne Geneviève van der Werff.
Onderwerp om a. s. Zondag 24 Maart op de Zondags
scholen te behandelen Mattheus 26 en 27.
De Zondagsschool, in de consistoriekamer bijeen komende,
kan daar a.s. Zondag niét worden gehouden.
De e. v. Doopsbediening zal plaats hebben den twééden
Zondag in April.
Aangifte 's Maandags te voren, 's avonds van 8—9 bij
den koster.
In dit blad wordt tijdig bekend gemaakt wanneer de
Zondagsschool-cursus weer wordt gehouden.
Zondag wordt hier ook nog bevestigd de te Amsterdam
aangenomene Jan de Roode, geb. 24 Juni 1899.
Wegens plaatsgebrek moet „Zending" en een „Ingezonden
Stuk" van Bloemendaal tot een volgend nummer blijven
overstaan.
Burgerlijke Stand van Zandvoort.
Ondertrouwd
Jb. Koper en D. Kemp.
Getrouwd
T. van Duivenboden en E. Koning.
Overleden
J. Hollenberg, 78 jr.
Burgerlijke Stand van Bloemendaal.
Geboren
Izaak, zoon van P. Vermeer en J. de Hullu.
Jan Gerardus, zoon van H. J. van Tongeren en A. M.
Berkhout.
Overleden
D. Wagemaker, 73 jr.
I. W. Rietveld, 67 jr.
A. Smit, 69 jr.
M. Ravensberger, 2 jr.
Bloemendaal.
„Aanpakken". Met blijdschap deel ik mede, dat reeds
een aanzienlijk bedrag door mij werd ontvangen voor het
fonds „Aanpakken". Maar dit bedrag werd saamgebracht
door een betrekkelijk klein aantal personen. Zouden wie nog
niets voor't goede doel afzonderden, dit willen doen? 't Zal
gaarne worden afgehaald, bij wie het niet aan een der
onderteekenaars van de circulaire doen toekomen.
BI. J. A. v. L.
Zandvoort.
De Passiediensten van 17 Maart in de
Ned. Herv. Kerk te Zandvoort.
„Denkt gij niet, dat vele gemeenteleden boven dezen vorm
van eeredienst de voorkeur zouden geven aan de gewone
Lijdensprediking"? Aldus vroeg mij een hooggeachte, oudere
vriend, aan wien ik had gezonden het programma van den
dienst in de Herst. Evang. Luth. kerk te Amsterdam waarin
het eerste deel van Schütz's Matthaus-passion was uitgevoerd.
Het antwoord op deze vraag stond mij dadelijk klaar voor
den geest: Niemand heeft het mij ooit met zooveel woorden
gezegd, maar ik geloof wel dat er zeer velen zijn, die zoo
denken!
Zoover ik kan nagaan is toch in ons vaderland, meer dan
ergens elders, de preek de groote hoofdzaak in de ge
meentelijke samenkomsten. Het is wel waar, dat de gemeente
ook wel de Schrift hoort en zich vereenigt in belijdenis,
verootmoediging, gebed en lofzegging, maar men voelt dat
alles als bijzaak. Men gaat naar de kerk om „dominee N.
te hooren". Overigens heeft wel ieder thans vrede met het
gemeentegezang en de orgelbegeleiding. De strijd tegen de
orgels in de kerk, eens zoo heftig, is vergeten. Maar dezelfde
tegenzin komt weer op, als wij iets verder gaan, als wij
het lied uit de gemeente willen laten klinken „op een ver
hoogden toondoor voorbereide zangers, die door harmonie
en voordracht het geestelijk lied verrijken, als wij daarbij
voegen de „kunstmuziek der heil'ge snaren", bazuinen en
fluiten, om nu maar te zwijgen van trommelen en hel
klinkende cymbalen. Dat vindt men vreemd. „Dat hoort niet
in de kerk!" Psalm 150 lezen is heel stichtelijk, dat doet
men gaarne, maar hem nazingen en naspelen, neen, dat
wil er niet in.
Als nu Luther gelijk heeft, die de Muziek eene eereplaats
geeft, onmiddellijk na de Theologie, is het dan niet zoo,
dat wij een der kostelijkste gaven, waarmede God het leven
zijner menschenkinderen verrijkt heeft, onthouden aan het
offer dat de gemeente in hare samenkomsten Hem brengt?
Heeft men zich eenmaal vastgewerkt in de meening, dat
de muziek eene publieke vermakelijkheid is, die niet bij
het religieuse, veel min het kerkelijke leven te pas komt
dan voelt men dit dieper dan ooit in den Lijdenstijd.
Koorzang „ter opluistering'' van een Lijdensdienst, is een
gedachte, die pijn doet. Men kan dan ook met muziek in
den lijdensdienst nimmer vrede hebben, tenzij men het
lijdens-oratorium beschouwt als wat het m.i. is, een vorm
van prediking en dus als een zeer eigenlijk deel van den
dienst. „Zie het Lam Gods!'' Dat is de boodschap aan de
gemeente in den lijdenstijd. De predikant brengt die bood
schap nader aan zijne hoorders door beschouwingen over,
door de theologie van het Lam Gods. De muziek doet niets
dan het beeld van het Lam Gods laten zien en spreekt