Zandvoort, Aerdenhout, Bloemendaal en Overveen
No. 49
ZONDAG 7 April 1918
6de Jaargang.
Predikbeurten.
Niet zien en toch gelooven.
Voor eiken dag.
DE ZONDAGSBODE
VOOR
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS:
Per Jaargang voor Zandvoort en
Bloemendaal f 1.50
elders (franco) 2.50
Afzonderlijke nummers0.05
R. E D A C T I E
G POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort
Jhr. Dr. M. F. VAN LENNEP - Aerdenhout
J. A. VAN LEEUWEN - Bloemendaal
Mej. Dr. C. GERLINGS - Zandvoort
Adres voor de Administratie:
P. SA AF - Zandvoort - Telefoon No. 27
PRIJS DER ADVERTENTIËN
1—5 regelsf 0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen, 1—5 regels 0.35
Elke regel meer0.06
Bij abonnement extra korting
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
Ned. Herv. Gem. Zondag 7 April 1918.
Zandvoort: v.m. 101/4 uurde heer M. VAN MARSBERGEN,
Diakoon-Godsdienstonderw. te Haarlem.
Bloemendaal: v.m. 10 uur: Ds. P. J. MOLENAAR,
Pred. te 's Gravenhage.
v.m. 10 uur: [ongelieden-samenkomst in Maranatha:
de Heer K. KOOPMAN, Onderwerp: „Zacheus".
Zalig zijn zij, die niet zullen gezien heb
ben en nochtans zullen geloofd hebben.
Joh. 20 29.
Als de Heer, door Thomas vermetele woorden van voor
acht dagen te herhalen, toont te weten wat in zijn hart
omgaat als zijn heilige liefdeblik hem. als eertijds Natha-
nael, overweldigtals nu, gelijk eerf plotseling van zijn
dam bevrijde stroom, onstuimig voorwaarts schiet, zoo de
geheele in puin gevallen wereld in Thomas hart eensklaps
heerlijk verrijst en de sterkste geloofsbetuiging die nog ge
hoord werd mijn Heer en mijn God 1 -r- uit hem op
vlamt, keurt de Heer dat geloof wel goed, neemt de hulde
der aanbidding wel van hem aan, maar voegt er toch een
woord van strengen ernst bij. Hij berispt hem over den
grond van het tot nog toe gekoesterd ongeloof, namelijk
het niet opvolgen van den zedelijken indruk, die uit om
gang en onderricht van den Heer had moeten vaststaan en
noodzakelijk tot het geloof aan de opstanding, ook vóór
zijn oog haar zag, had moeten leiden.
Dat groot en heerlijk woord Zalig die niet zien en toch ge
looven geldt ook voor den Heiland zeiven. Zijn gansche
levensweg was geloof. Door den dood heeft Hij zich heen
geloofd en met het oog op de vreugde, Hem voorgesteld,
het kruis verdragen en de schande veracht. Ook nu, opge
staan, zag Hij nog niet alles, maar moest de hoogste open
baring van zijn Koninkrijk nog gelooven.
Zalig echter bovenal wij, indien wij geloovennamelijk
zooals het geloof hier in zijn hoogste uitdrukking, door
Thomas aangegeven, bedoeld wordtdat is, zoo wij tot
Christus zeggen mijn Heer en mijn God In dat geloof is
onze zaligheid. Want ons wezen is in God gegrond, dus aan
Hem verwant, goddelijk van aard. Daarom is de menschheid
niet in ons voltooid, d. i. wij niet zalig zoolang God
niet werkelijk in ons woont. Dit, deze inwoning, is nu wer
kelijkheid geworden in ons Hoofd en zoo, daar wij zijn
leden zijn, op afgeleide wijze, ook in ons. Zoolang de men-
schelijke persoonlijkheid voor ons niet in God gegrond is,
gelooven wij haar niet ten volle, want alleen het goddelijke
heeft een volkomen recht van bestaan. En zoo lang God
niet in den mensch geopenbaard is, gelooven wij in Hem
ook niet ten volle, want dan heeft Hij ook de volle liefde
niet kenbaar gemaakt. Trouwens, „in Christus te gelooven''
zonder te belijden wat de Kerk de eeuwige Godheid des
Zoons noemt, is een kwetsen van s menschen waardigheid,
omdat hij te hoog staat om een zoo volstrekte overgave als
welke in dat woord „geloof" ligt, aan eenig medeschepsel,
hoe verheven het ook zij, te besteden. Daarom is het
„Rabbouni van Maria Magdalena, recht gepeild, niet
anders dan het „mijn Heer en mijn God!' van Thomas.
Belijdt de mensch dit geloof niet, en is hij toch ook niet pan
theïst, zoo is hij deïst, heeft een God van verre, een afge
trokken, in den grond onpersoonlijken God. Belijdt hij de
opstanding des Heeren niet, zoo is hij dualist, weet niet
van de verzoening tusschen de zedelijke, geestelijke en de
stoffelijke wereld, tusschen geest en natuur, in den verrezen
Christus. Daarom zijn deze beide, het geloof aan de op
standing des Heeren en het geloof aan de Godheid des
Heeren, in den grond één. Beide laten zich zóó bepalen
God is ons niet alleen doel, maar ook weg niet alleen God,
maar ook mensch niet slechts na dit leven maar in dit
leven mijn zaligheid. Het geloof aan de opstanding zonder
het geloof aan de Godheid des Heeren zou de bewering
zijn dat de menschheid den dood zou kunnen overwinnen
zonder dat aan haar diepste behoefte, die naar de vleesch-
wording uitgaat, voldaan ware. Gelijk de mensch, wanneer
hij is wat hij wezen moet, wanneer hij normaal is, God
bewijst omdat het geloof alsdan bevonden wordt noodzake
lijk in hem te zijn zoo bewijst Christus zijn goddelijk
Zoonschap zoodra ook Hij normaal geworden is, namelijk
door de opstanding, in welke zijn leven blijkt onverstoor
baar, dus oorspronkelijk goddelijk te zijn.
Uit„Het leven van Jezus", door Prof. Gunning.
Ware mannelijkheid beteekent een sterke wil, bestuurd
door een feeder geweten. Dr. Foerster.
Men kan niemand beter maken dan met het overblijfsel
van het goede dat nog in hem is. Kant.
Evenals kleine letters ons bij 't lezen 't meest vermoeien,
zoo wordt ons gemoed door kleinigheden 't meest in de
war gebracht. Montaigne.
W. GERTENBACH - Van Ostadestraat 13 - Telef. 145.
Depót van de STOOMVERVERIJ en CHEMISCHE WASSCHERIJ
J. LOTTGERING, Groote Houtstraat 5a, Haarlem Telef. 1561 en 771
Stoomt en verft alle soorten Dames- en Heeren-Garderobe vlug en onberispelijk
esw Speciale inrichting voor het stoomen van Dekens, Bedden en Matrassen.